Het Tilburgs Alfabet (Van aajkes tòt zaandkèùl) werd geschreven door Jace van de Ven.
Klik hier voor de letters die niet tot de officiële spelling behoren: De letter A is voor het laatst aangepast en aangevuld op 7 september 2023. De redactie is nog niet voltooid.
|
|
|
afrèffele werkwoord, zwak - Frans Verbunt, Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - de roozekraans afrèffele - afratelen - Frans Verbunt, Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - garen (van de klos af laten lopen) - WBD III.3.3:195 afraffelen - afraffelen
afschaajing zelfstandig naamwoord - Frans Verbunt, Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - schutting, hek - WBD I.2.2.2 - akkerscheiding (grens tussen twee stukken grond), ook scheiing en (Hasselts) schaaj genoemd - WBD III.4.4:202 afscheiding - scheiding, ook schei
afschèète werkwoord, sterk afschèète, scheet aaf, afgescheete afschijten - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aan komen slenteren - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 afschèète - aan komen sukkelen
afschiete werkwoord, sterk betalen, over de brug komen (met geld) afschiete - schôot aaf - afgeschoote - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Et wier tèèd dèttie afschoot. - Het werd tijd dat hij over de brug kwam. - Cees Robben; Prent van de week, 1959-11-07 - En dek nie gemak afschiet... - Cees Robben; Prent van de week, 1965-04-16 - En assie is afschiet.. Nou dan kan t (...) op unne wetsteen... (... dan is het heel magertjes) Als het werkwoord gesplitst wordt, wordt af verlengd: - Cees Robben; Prent van de week, 1965-03-26 - Alleej dan meensen... schiet is aaf... (...bijdrage leveren aan inzamelingsactie) - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - De Carnavalsstichting kent als donateurs: De scheutege afschieters - WBD III.5.1:115 - afschieten, over de brug komen - betalen - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - afschieten l. geld geven bij wijze van douceur; 2. betalen; ik zoo mar is afschiejte - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 afschieten - een geweer afschieten; het zeel is afgeschoten (losgeraakt); hij kwam den trap afgeschoten (in hollende vaart) - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 - afschieten - betalen; bij landbouwers: den stal afschieten - afdoen
afsjouwe werkwoord, zwak uitputten - Pierre van Beek onder pseudoniem Kubke Kladder; Column Uit t Klokhuis van Brabant, aflevering 9, 30-02-22 - En daansen as ze kan! Ze wit van gin uitschaaien en ze sjouwt oe aaf as nen hond in nen botermeulen.
afslaoger zelfstandig naamwoord - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - veilingmeester afslaon werkwoord, sterk afslaon - sloeg aaf - afgeslaon geen vocaalkrimping in tegenwoordige tijd 1. afslaan, een pak slaag geven - Miep Mandos-v.d. Pol; Aantekeningen Brabantse spreekwoorden - Ik slao niks aaf as vliegen èn blèndaoze - Ik sla niets af. [Dialectspelling mogelijk aangebracht door Sterenborg.] - WBD III.1.2:55 - afslaan - een pak slaag geven - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - afslon afslaan, een pak slaag geven; Ik slóoi niks af as vliejge. - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 afslaan - het stof van de kleeren -, een stuk van iets afslaan; iemand afslaan - afranselen 2. afscheiding geven - WBD I.4:640 - afslaon (Hasselt), of spinne (van een merrie) - afscheiding geven uit de schede, teken van hengstigheid 3. afslaan van een duivenklok - Hans Hessels; WTT 2020 - Bij het afslaon van een duivenklok (constateur) worden de klokken geijkt om eventuele tijdsverschillen ten opzichte van de moederklok vast te stellen. - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - zen klòk is afgeslaon (de klok van de duivenmelker) - WBD III.3.1:62 - afslaan, afzetten - verlagen (van de prijs) - WBD III.1.2:16 afslaan keren; ook: omkeren, omdraaien, wenden, zwenken - WBD III.2.3:185 afslaan - van noten
afsnòlle werkwoord, zwak - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 (textiel-) garen van pijpen stropen of het schiet er spontaan af
afsnölle afschieten, afkalven - WBD II:939 - afsnölle - als t garen van de pijp afschiet
afspanne werkwoord, zwak afspanne - spande(n)aaf - afgespanne - WBD - uitspannen (van een paard), ook ötspanne genoemd (Hasselts) - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - afspanne(n) - afspannen, ontspannen: de zaog afspanne. - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 - afspannen - afsluiten met ijzerdraad, koorden - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 afspanne - losmaken; in de knoei raken
afspèlle werkwoord, zwak afspelden - WBD II:1189 - afspèlle - afspelden (van een zoom in kleding)
afstaand zelfstandig naamwoord afstand - Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - afstaand
afsteeke werkwoord, sterk afsteken; verminderen afsteeke - staak aaf - afgestooke in tegenwoordige tijd vocaalkrimping: gij/hij stikt aaf - Van Delft; Van Vroeger Dagen aflevering 111; Nieuwe Tilbugsche Courant, 27 april 1929 - Ze zijn t loon aan t afsteken wil zeggen verminderen. - WBD - het deeg op de werkbank verdelen
afstooke werkwoord, zwak in brand steken - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - in brand steken - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - afstooke - in brand steken
afstrêûpe aflopen - Frans Verbunt, Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - winkels aflopen voor koopjes - Jos Naaijkens; Mèn voljèère; CuBra - En as ik zôo de school afstrêûp kom ik hil wè tege. - Stadsnieuws, 2008-03-24 - Ons moeder moes sewèèle afstrêûpe om der jong ònt eete te haawe - Mijn moeder moest soms op koopjes jagen om haar kinderen de kost te geven'
afstrije werkwoord, sterk betwisten, loochenen, ontkennen; tegenwerpen, met argumenten bestrijden afstrije - streej aaf - afgestreeje - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - dè zak nie afstrije - dat zal ik niet aanvechten - WBD III.3.1:236 - afstrijden, bekvechten, strijden, muilvechten, smoelvechten, ruzie maken, - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 afstrij(d)en - betwisten, loochenen; iemand iet afstrij(d)en - in eenen woordenstrijd hem iets uit het hoofd trachten te praten, van het tegendeel overtuigen.
aftaands bijvoeglijk naamwoord aftands - Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - aaftaands - iemand van zekeren leeftijd
aftèùge tuig afdoen; afranselen aftèùge - tèùgde aaf - afgetèùgd (geen vocaalkrimping) - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - afranselen, aftuigen - WBD - aftuigen (van een paard) - WBD III.1.2:57 aftuigen - een pak slaag geven - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 - aftuigen - het getuig afdoen: een pèèrd aftuigen
aftrappe werkwoord, zwak vertrekken, ertussenuit gaan - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aaftrappe - vertrekken
aftreeje werkwoord, sterk aftreeje - aaf - afgetreeje - WBD - land aftreden (om een perceel te meten) - WBD III.4.4:292 - aftreden - afpassen - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - aftreden, met passen afmeten (bijvoorbeeld van een veld) - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 aftre(d)en - meten hoeveel treden iets lang is
aftrèkke werkwoord, sterk van het getouw halen - WBD II:1052 - aftrèkke - van het getouw halen (van het weefsel) - WBD III.2.2:107 - zijn eigen aftrekken - masturberen
afval zelfstandig naamwoord afval; kinderen, nageslacht - Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - longen en hart van een varken, om zult (hoofdkaas) van te maken - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-02-21 - Ge het n schôôn vrouw opgezet, Kees.. En dr is zôô nogal wè afval aon ôôk ziek...
afvalle werkwoord, sterk flink tegenvallen; gewicht verliezen afvalle - viel aaf - afgevalle door progressieve assimilatie van stem wordt de v geabsorbeerd: affalle. - Informant Ad Vinken - van oewèège afvalle, hij valt gereegeld van zenèègen (aaf) - in onmacht vallen, flauwvallen - Informant Toine Raaijmakers - Et zal oe wèl afvalle daor. - Het zal je daar wel tegenvallen. - Informant Toine Raaijmakers - Et wèèrke viel wèl aaf. - WBD III.1.1:24 afvallen - mager worden - WBD III.1.4:277 afvallen - heimwee hebben - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - afvallen - het fruit is met den wind afgevallen; hij viel van de leer af; lichamelijk vervallen; hij is de laatste jaren fel afgevallen.
afvatte werkwoord, sterk afnemen, ontnemen afvatte - viet aaf afgevat - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aaffatte, affatte - afnemen, ontnemen - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - afate(n) - afvatten, (iemand iets) afnemen - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 afvatte - afnemen
afwaas zelfstandig naamwoord afwas, vaat - WBD III.2.1:286 - afwaas, opwaas, omwaas - vaat
afwaase werkwoord, zwak wassen (van personen) afwaase - waaste(n) aaf - afgewaase geen vocaalkrimping - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - zenèègen afwaase - zich wassen - Rolf Janssen; We hebben gezongen en niks gehad, Tilburg 1984 - toen hebben wij ons afgewasen
afwinne werkwoord, sterk van iemand winnen - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aafwinne iemand voor zijn - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - afwinne - afwinnen (ergens mee vóór zijn)
afwòchte werkwoord, zwak afwachten afwòchte - wòchtte(n) aaf - afgewòcht
- Cees Robben; Prent van de Week, ongedateerd - niks as de bui afwòchte - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 afwachten - wacht mij aan de statie af; zijnen tijd, zijnen toer (beurt) afwachten; met vijandelijke gevoelens opwachten
afzèèke werkwoord, sterk afzèèke - zeek aaf afgezeeke - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - iemand voor de gek houden of belachelijk maken - Ed Schilders; WTT 2013 - Een bijzonder deftige dan wel spottend bedoelde variant op het dialectische afzèèke vinden we in de weergave van een Tilburgse bestuurder die in 1638 in Den Haag bij de Staten-Generaal ging pleiten voor de Tilburgse textielindustrie. Dr. Cock Gorisse, schrijft daarover: Vele malen zijn Tilburgse bestuurders naar s-Gravenhage gereisd om het vrije verkeer van grondstoffen, halffabrikaten en eindproducten te bepleiten. Daarbij werden ze niet altijd correct behandeld. Zo klaagde de Tilburgse schepen en lakenkoopman Willem Gerits Geritsen de Roy er in 1638 over dat hij op een avond onversien, van pampieren ontbloot voor de Staten-Generaal moest verschijnen om de zaak van de Tilburgse lakennijverheid te bepleiten. Verschillende leden van dat college - duidelijk afkomstig van de concurrerende Hollandse nijverheid - hadden hem toen proberen te uurineren met woorden. (Bronnen: Cock Gorisse (red.); Tilburg, stad met een levend verleden, de geschiedenis van Tilburg vanaf de steentijd tot en met de twintigste eeuw; gebaseerd op: De Bruijn: 'De opkomst en de oriëntatie van de Tilburgse lakennijverheid in de 16de en 17de eeuw', Bijdragen tot de Geschiedenis 73 (1990) 165-178.
afzègge werkwoord, sterk afzeggen - Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek 104, Nieuwsblad van het Zuiden, 1970-07-02 - Wat voor een broek men draagt, komt er de dag van vandaag niet meer op aan. Vroeger was men te dien opzichte kritischer. Droeg iemand een broek, die in de ogen van de spraakmakende gemeente aan de te lange kant bevonden werd, dan dreef men daarmee een milde spot met de opmerking: "Hij gaat de liste (laatste) mis afzeggen". Die "laatste mis" gold de hoogmis, welke het langst placht te duren.
afzètte werkwoord, zwak - Frans Verbunt, Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - urineren, financieel oplichten - WBD III.3.1:62 - afzetten, afslaan - verlagen van de prijs - WBD III.3.1:195 - afzetten, aftroggelen, aftroggen, ontfutselen, aftruitelen, afdrogen, affoefelen - aftroggelen - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - afzette - uit laten stappen; wateren
agge samentrekking als ge - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1967-08-04 - Agge (...) buiten-buiks te veul eet of drinkt... - Willems; Dialectenquête, 1887 - agge - als gij als>as>a + ge agge - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 ache; samentrekking van als gij - Dr. Jan Stroop; Sprekend een Westbrabander 1; Amsterdam, 1979 -1981 - agge
agget samentrekking als je het - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1985-03-29 - Agget mar doet...
aj tussenwerpsel au! (kreet van pijn) - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - aj men èksterôog! - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 - aai (zuiver uitgesproken) - kreet van droefheid of pijn. Ook ai.
ajasses bastaardvloek; verbastering van Ah! Jezus! - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1970-12-11 - Ossetong (...) Ajasses nèè... - WNT - ajaszes - uitroep van tegenzin, afkeer of walging, in de platte volksspraak.
ajuu tussenwerpsel - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - gegroet
ak samentrekking als ik - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Ak gao, meude meej - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1965-12-31- ...zô ver ak weet - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1970-10-23 - Oôk ak naor de hel toe gao... - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - ...ak menen bril nie bij hèb, zèèk afgespanne - ...ben ik ontriefd - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 - ak - samentrekking van als ik: Ak den tijd heb ...; Ak mag ...
Akkedeemie naam Tilburgse Kunstacademie - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1959-03-21
akkem samentrekking als ik hem - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1973-01-05 Bettie akkum-aai - Tilburgs carnavalsmotto 1976 - Bettie akkum-aai - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1973-07-06 - Akkum geraokt ha... - Paul Spapens e.a.; Goedgetòld, diksjenèèr van de Tilburgse taol, Tilburg 2004 -...bèttie akkem aaj?
akker samentrekking als ik er - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1965-08-13 - Akker iets aon heb...
akke(r)deere werkwoord, zwak akkerdeere - akkerdeerde - geakkerdeerd kunnen opschieten met iemand, overweg kunnen, accorderen van Frans accorder - tot overeenstemming brengen, tred houden; of saccorder - het eens zijn - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Ze kosse goed akkerdeere. - Ze konden goed met elkaar overweg. - Informant Toine Raaijmakers - As gullie naa mar akkerdeert. - Als jullie nou maar geen ruzie maken. - Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941; CuBra - k geleuf dè die nie mee bekaore kunne akkerdeere. - Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 14 08 1969 - Zò ziede dè't nie simpel is/ Akkerdeere mee tweeje,/ Hij is wir de kòning te rèk / Mar zij is ontevreeje. - Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 25 07 1974 - Ak meej ons Sjaan nie akkerdeer/ (èn dè komt wèl es veur)/ Trèk ik altij òn et kòrtste èènd./ Ik moet er onderdeur. - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1958-07-05 - As ge mekaar mar begrept/ En saom kunt akkerdeeren... - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-11-06 - Om meej dn dieje te kunne akkerderen moette schaopebloed hebbe... - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1962-09-28 - t Akkerdeert goed... - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1979-12-14 - Ik kan meej onze vadder nie akkerdeere... - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1982-08-13 - Mee jou viel heel goed te akkerderen (Prent bij het koperen jubileum van A. van den Wildenberg als burgemeester van Goirle) - Piet van Beers; Het zeventiende boekje; Paradèès, 2010 - Waor meense meej mekaor goed akkedeere/ Daor is et saomewoone en genot. - Gerard Steijns; Grôot Dikteej van de Tilburgse Taol, 2009 - Meschient doetie (Pirke Donders) dan nòg êene keer en wonder èn krèègeme strak ene nuuwe geminteraod meej allêeneg mar pronte meense, die goed akkerdeere meej mekaare. - Ed Schilders; Wè zeetie?; website Brabants Dagblad Tilburg Plus, 2009 - Vruuger zeeje ze dè Tilburgers nie ont mar pront zèn. Òf ok wèl: Nie lammenteere mar akkedeere. - Enquête over Je favoriete Tilburgse woord op website Je bent een echte Tilburger... maart 2013 - akkedeere
- WNT - accordeeren - is geene afleiding van accoord, maar rechtstreeks aan Franse accorder ontleend. - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 accordeeren (akordéren) - overeenkomen: ze accordeeren goed samen. - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 - accordeeren (uitspraak akkerdéren) - in goede overeenkomst met elkander leven; ook onpersoonlijk.: t accordeert daar niet - Dr. Jan Stroop; Sprekend een Westbrabander 1; 2:5l; Amsterdam, 1979 -1981 - akkerdeere - Hans Heestermans, Witte nog? Over Bergse en Westbrabantse woorden en uitdrukkingen; II:18, 1988-1994 - akkerdeere ►fokkedeert
akkefietje zelfstandig naamwoord kleinigheid - Pierre van Beek; Typisch Tilburgs aflevering 12; Nieuwe Tilbugsche Courant 1958-01-22 - akkefietje - En toch zijn 't vaak maar kleine akkefietjes. Daar heb je weer zo'n woord. Waar komt t vandaan? Hoe is t ontstaan? U moogt ook schrijven: akkevietje en het beste zou zijn als u akevietje schreef. De oorsprong is: aqua vitae; eau de vie, levenswater oftewel brandewijn. Wees nou eerlijk: Had ge dit gedacht? En t wordt nog interessanter, als we er bij vertellen, dat in Denemarken akvavit de naam is voor een soort jenever. Een akkefietje is dus een borreltje. Maar wij verstaan er onder: een koopje, een vervelend karweitje, een tegenvaller. Niet dat het drinken van n ouwe klare door velen als een lastig werkje beschouwd wordt, maar de betekenisovergang wordt duidelijk als men de uitdrukking: dat is me ook een hapje er naast plaatst.
akkoe samentrekking als ik je - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1961-06-02 - Akkoe nie gezien hâ... - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-11-27 - Akkoe mar zie Sofie zèèk gelèek van munne apprepoo...
akkoewiets samentrekking als ik je iets - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1985-03-15 - (Vrouw tegen haar man...) Ge mot nie hi zegge akkoewiets vraog... zeg dan toch fesoenluk wè motte na toch wir...?
akkum samentrekking als ik hem ►akkem
al bijwoord - Kernkamp; Dialectenquête, 1879 - Ze waandelden aal proatende tot oan de staad telwoord - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - ek gelêûf et al zen daoge - ik geloof het ongetwijfeld
alder- bijvorm van voorvoegsel aller - WNT - aller - De vorm alder- is nog heden in de volksspraak gewoon en komt ook bij de schrijvers der 17e eeuw veelvuldig voor. ► Alderhèllige ► alderlist
alderaand, alderaande bijvoeglijk naamwoord allerhande, allerlei - Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941; CuBra - De kraante staon tegesworrig vol mee alderande raodgevinge... - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - allerhaande sorte - goed gesorteerd - Jos Naaijkens; Mèn voljèère; CuBra - Veugeltjes van allerhaande sorte vliege dr rond. - Tillie B (pseudoniem van Nicole de Jong); website Tilburgs Taolbuuroo, 2012 - We zèèn verwènd meej alderaande kompjoetergestuurde anniemaasies...
Alderhèllege zelfstandig naamwoord, meervoud; variant op allerhèllege Allerheiligen, r.-k. feestdag op 1 november - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1968-11-08 - Mee Alderhellege
alderlist telwoord, bijvoeglijk naamwoord; variant op allerlist allerlaatst - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1961-04-21 - Want die (voetbalclub NOAD) hongen onderaon... en alderlist...
aldervruugst bijwoord, bijvoeglijk naamwoord; variant op allervruugst - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - op zijn vroegst
Alderziele zelfstandig naamwoord, meervoud; variant op Allerziele Allerzielen, r.-k. feestdag op 2 november
alèskes bijwoord langzaam maar zeker; verbastering van allengs, allengskes - Hendrik Broeders; Een roestpraatje; Weekblad van Tilburg, 1867-10-05 - As vreuken nie meer en hulpt en alleskes veul overstuurs gee? [Ook gedrukt in Leopold & Leopold, Van de Schelde tot de Weichsel (deel 1, 1882).] - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1959-02-07 - Ze sloven en sjouwen alèskes al meer ►allèngskes
algemêen bijwoord bijvoeglijk naamwoord algemeen - Dirk Boutkan & Maarten Gosling Kossmann; Het stadsdialekt van Tilburg; klank- en vormleer, Tilburg 1996 - algemi:n
alkoof zelfstandig naamwoord alkoof - WBD - alkoof, alkoowf alkoof; klein vertrekje zonder ramen, waarin bedden of bedsteden zijn geplaatst - WNT alkoof - een verwulfd of koepelvormig gebouw of vertrek; via Frans en Spaans van Arabischen oorsprong, uit het lidwoord al + kobba - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - alkoof (alko:f) - soms in den zin van bed
alla tussenwerpsel berusting uitdrukkend, het zij zo, nou ja; uit het Frans à la - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1957-07-06 - alla dan mar... en zwijgen - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1959-08-01 - Mar witte wet is... zeej Lewieke kwansuis.. Dè vissen alla... Mar ge zèèt is van huis..
alla bonneur, allebeneur bijwoordelijke bepaling letterlijk op goed geluk; uit Frans: à la bonheur; meestal om instemming te betuigen: het zij zo. - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1960-04-22 [een vader over het pasgeboren kindje] t kekt wel schèèl alla bonneur/ mar k gao dr toch op klinken... - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - mij goed, vooruit dan maar - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - allebeneur - vooruit dan maar - Stadsnieuws, 2007-02-07 - Naa allebeneur, as ge dè naa zo gèère hèt, dan doek dè wèl
allebaaj telwoord beide, allebei(de), alle twee - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Die zèn allebaaj èffe zot. - Die zijn alle twee even gek. - Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 75 06 12 - Dès deegeluk - zo hullie Sjoo zee - / En vur ons allebaai gemak.
alledaoge uitdrukking elke dag, alle dagen - Paul Spapens e.a.; Goedgetòld; diksjenèèr van de Tilburgse taol, Tilburg 2004 - Dè is ene meens van alle daog... - Die zal het niet lang meer maken...
allee, alleej aansporend tussenwerpsel vooruit uit het Franse wekwoord aller (gebiedend: allez) - Rolf Janssen; We hebben gezongen en niks gehad; Tilburg 1984 - alleej-naa, Kees, nie stoeje - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1968-08-02 - alleej vurèùt, truuhuup! - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1973-09-21 - allee-allee Mientje - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1955-10-15 allee, kom is hers - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1958-05-10 alleej gift dn ôôme is n hendje - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1969-02-26 alleej zet dn illetriek aaf - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - alleej, saluu war - kom, gegroet hoor (afscheidsgroet); van Frans allez - ga, kom - WBD - allee verèùt! - vlugger! (commando voor een paard) - WBD - alleej-hup, halee-hop - opstaan (commando voor een paard) - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 allez - alé, aléi, alai; bijwoord aansporend: kom!
allêen bijwoord alleen - Grôot diktee van de Tilburgse taol, 1994 - ...daor wòrde allêen mar muug van - WBD III.3.1:40- alleen - eenzaam
allêeneg bijwoord, bijvoeglijk naamwoord alleen - Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - - alleenig - Interview Bertens, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 - Ge had vruuger niks as varkensslaagers allêeneg èn runds allêeneg, witte wèl... ►Klik hier voor het audiofragment - Interview Van den Aker, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 - Mar naa lopt den êene den aandere vurbij Èn dè nie allêeneg mar ze zien elkaar... ze kènne der èègeste buure nòg nie eens ►Klik hier voor het audiofragment - Tony Ansems; Hoe kan ik jou missen, schat?; cd Tilburgse Liekes American Style, 2008 - Ik heb nooit gin heimwee gehad/ Omdè ik nooit allenig ben... - Tillie B (pseudoniem van Nicole de Jong); website Tilburgs Taolbuuroo, 2012 - Affèèn, hier zit ik dan Allêeneg, op menèège, aachter men buuroowke meej mene kompjoeter. - Tillie B (pseudoniem van Nicole de Jong); website Tilburgs Taolbuuroo, 2012 - As de Tilburgers langs oe lôope dan heurde allêeneg gemaaw. - WNT alleenig; van alleen + het achtervoegsel -ig. In de volksspraak gewone, maar ook bij dichters niet ongebruikelijke verlenging van alleen, die echter de beteekenis geheel onveranderd laat. - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 allenig - alleen (weinig gebruikt) - Lex Reelick; Bosch woordenboek., 1993 en 2002 - allenig
allegeduureg bijwoord voortdurend, doorlopend, steeds contaminatie van al en gedurig; komt ook in het Fries voor: algeduerich - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Hij moes allegeduureg drinke. - Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Oome Teun als opvoeder, feuilleton in 6 afleveringen; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1940-03-02 1940-04-06 - Hij vorderde weinig en zuchtte allegedurig... - Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Oome Teun en de dames; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1940-01-20 - En is et te verwondere, dè ge allegedurig in de kraant leest van ophangen en veur de kop schieten in de stad!? - Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); De nuuwe kapelaon van Baozel, aflevering 6; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1938-11-05 - De kapelaons keken allegedurig naor de klok... - Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Den Sik van Baozel, feuilleton in 8 afleveringen; Nieuwe Tilbugsche Courant 1939-02-25 1939-04-18 - ...allegedurig zaat ie er mee z'n vingers aon te plukken... - Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Den Sik van Baozel, feuilleton in 8 afleveringen; Nieuwe Tilbugsche Courant 1939-02-25 1939-04-18 - ...en allegedurig dronk ie 'n glas waoter. - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1987-03-20 - Hij is allegedurige ziek en blèèft vur elk hondsgezèèk thuis - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - gedurig, aanhoudend; et was allegeduurigen te doewn - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 - alle gedurigen - gedurig aan, alle oogenblikken: 't is alle gedurigen zoo
allejizzus bastaardvloek allejezus - Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 - Elk keind dè op de grôote school zaat, moes éne keer per jaor, drie centen meejbrengen, méér mocht ôok, mar bij ons vonden ze dè al allejizzus veul geld. - Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 - Assik dè ding ötlaot, krèèg ikket allejizzus in menne rug, ze bedoelde der kesjet.►Klik hier voor een overzicht van alle bastaardvloeken
alleman zelfstandig naamwoord iedereen - Nicolaas Daamen; Tilburgs dialect, handschrift 1916 - allemans vriend is allemans gèk; Wie voor iedereen goed is, ziet zijn goedheid al gauw misbruikt - Tillie B (pseudoniem van Nicole de Jong); website Tilburgs Taolbuuroo, 2012 - Et waar druk in de Heuvelstraot: ik geleuf dè alleman ont klòttere waar. - WNT alleman - koppeling van alle en man, als eenheid opgevat, evenals ieman(d) en nieman(d). Man staat hier in de oude beteekening van mensen. Komt al in de hooge oudheid voor. - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 alleman - allemansvriend is allemanszot
allemanshond zelfstandig naamwoord - Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 143, 1971-12-13 - "O, dat is een allemanshond!" hoorden we eens een keer misprijzend zeggen, maar het had in dit geval niets met een hond te maken doch alles met een meisje. Het gold een meisje, dat met iedere jongen, die er slechts een kleine poging voor waagde, op stap ging. Ze ging dus mee met Jan en alleman. - Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 63, 1968-09-14 - Een meisje, dat "met iedereen meefloddert", staat in een kwade reuk. De denigratie en ook de afkeer, die men van zo iemand heeft, komen sterk in dit ongewone werkwoord tot uitdrukking. Van Dale noemt het "verouderd Zuid-Nederlands", maar in onze streken is het bij de gewone man nog volop in zwang. Wie zich aan dit "meeflodderen" schuldig maakt, kan men ook wel een "allemanshond" horen noemen.
allemanstèèd zelfstandig naamwoord - Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941; CuBra - Mar komt dan nie op zonnen allemanstèd...
allemèèrges zelfstandig naamwoord elke morgen - Paul Spapens e.a.; Goedgetòld; diksjenèèr van de Tilburgse taol, Tilburg 2004 - as ge alle aovende int kefeej zit, hèdde ok alle mèèrges kòppènt...
allemel ► allemòl
allemòl onbepaald voornaamwoord, bijwoord allemaal in het Tilburgs vaker de kortere vorm: ► ammòl ► ammel - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1957-11-02 - Hier zèn ze allemol gelèèk... - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1986-05-23 - Ge zèèd allemol op den vèèrekesbak geboren... - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1965-12-24 - Van hôôg toe lêêg t heej allemol/ n ongedurig gat... - Gieleke (waarschijnlijk pseudoniem van Michel van de Ven (Lechim)); ongedateerd knipsel uit onbekende bron, circa 1960-1980 - Allemol deeje ze d'r bist/ D'n beker te verdienen/ Mar kossen tegen Willem II/ Ten liste niks begienen. - Interview Van den Aker, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 - ...rondom Piushaoven èn zôo moete es kèèke de Leenherenstraot èn de Groenstraot, dè was vroeger allemel een vèld, zak zègge Èn dan hadde daoraachter hadde dè febriekske van, van dinges, van. van Franke, dè vèrverijke ►Klik hier om dit bestand te beluisteren - Henriëtte Vunderink; Heure, zien èn zwèège; Tis de moejte wèrd, 2011 - Ik wil nie zien wètter allemòl gebeurt...
allemòlle bijwoordelijke uitdrukking ons allen, allemaal - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1966-03-25 - Hier zen we dan meej zn allemolle... - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1967-11-17 - Mee dr allemolle - Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 79 05 23 - 't Is 'ne trubbel mee d'n ollie, / We motte mindere en gaauw, / Aanders zitte we van 't wènter / Mee allemolle in de kaauw.
allèngskes bijwoord langzaam maar zeker, beetje bij beetje - Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 77 05 12 - Ze hbben er en paor gevat/ wiere allèngskes blijer/ en waare vur zer èrg in han/ al vèf kefeekes wijer.
► allèskes
allerhaande
► alderhaande
alles voornaamwoord alles - Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 185, 1974-04-20 - In ons dialect kijken we trouwens niet op een woordje méér of minder als het er om gaat kernachtig voor de dag te komen. "Alles in orde" klinkt te eenvoudig. Daarom liever gezegd: "Alles is kits en 't keind (kind) hiet Jaoneke". Men gebruikt deze uitdrukking ook als er van geen kind meer sprake is. In haar oorsprong gaat ze terug naar een goedgeslaagde bevalling. Hetzelfde kan gezegd worden van het volgende: "Alles is kits: de kachel op bed en de kleine in de kolenbak". Aan beide uitdrukkingen is de humor niet vreemd. Wat het woord "kits" aangaat, dit kent men in het hele land, al staat het bekend als volkstaal, zodat het met een kwalificatie Algemeen Beschaafd Nederlands te hoog gewaardeerd wordt. - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - Alles is in òrde: de kachel op bèd èn de klèène in de koolekit - Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 107, 1970-07-30 - Iemand die tot spoed werd aangemaand, reageerde daarop lakoniek met: "Alles op zijn tijd en bruine bonen in de mei" (maand). - Kernkamp; Dialectenquête, 1879 - Ze nemen aalles wetter te krêgen is
allèskes bijwoord allengs, langzamerhand, hoe langer hoe meer - Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941; CuBra - Ik krèg er allèskes al meer t laand aon. - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, Rooms Leven 1959-02-07 [over de afbraak van het oude stadscentrum van Tilburg] Ze breken en bouwen/ ze sloven en sjouwen/ alèskes al meer... - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - alèskes - allengs, langzamerhand - WNT allengs; voorheen allencx, later ook allenks. Andere vormen: allenken, allenkskens, allenskens, allengskens. Waar nergens de nasaal na de tweede klinker ontbreekt. - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 alleske(n)s (uitspraak van allengskens)
Allewieske eigennaam, verkleinde vorm uit Aloisius - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1957-04-27 Ziede dè daor, Allewieske...
alling bijwoord geheel - Hendrik Broeders; Een roestpraatje; Weekblad van Tilburg, 1867-10-05 - ons klaan gaon alling baors in de schoen [ook opgenomen in: Broeders & Broeders, Van de Schelde tot de Weichsel; deel 1, 1882. - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - alink, aling (ge)heel, geheel en al, volkomen, gans
allis samentrekking van al eens - Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-04-20 - Och jao, ge moet de klèn manne allis iets geve asser om vraoge - Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-05-04 - Sjarel, ge ziet tegesworrig nog allis van die dames mee manskleeren aon vende nie?
allozzie zelfstandig naamwoord horloge ►lozzie - Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont; Groot Tilburg 1941; CuBra - Mar dè hèk zelvers op mènen alloozie naogegaon, dè dè messien nao zeuven en in halve menuut nog boven in de locht zaat...
alpinke zelfstandig naamwoord alpinomuts - WBD III.1.3:192 - alpinke - alpinomuts; ook alpinetje
alzelèève bijwoord zijn hele leven; vast en zeker - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Die heej alzelèèven óp Körvel gewond. - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Ik gelêûf et alzelèève. (variant: Ik gelêûf et al zen daoge) - Jos Naaijkens; Mèn voljèère; CuBra - Ik gelêûf alzelèève dè ze laoter nog s gaon hokke ôok - C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal (Udenhouts), 1978 alzeleven alzelééve; heel zijn leven; ook: altijd, in alle omstandigheden, zeer zeker, in elk geval. - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - al ze lieve - altijd; wellicht, vermoedelijk
ambetaant bijwoord vervelend, beroerd; uit Frans embêtant hieronder waarschijnlijk eerder gênant, onbetamelijk - Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 79 02 15 - "Zaagde vruuger 'ne sjarretel / Dan was 't al ambetaant."
ambras zelfstandig naamwoord heibel; van Frans embarras - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - heibel, problemen - WBD III.3.1:305 ambras - bluf - WBD III.1.4:382 ambras - drukte
ammel ► ammòl
ammejak zelfstandig naamwoord ammoniak - Interview echtpaar Staps, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2015 - Ammejak, pòtaasene èn smoutollie! Mar in smoutollie daor zit piedelaast in. Piedelaast!
zelfstandig naamwoord de actie van de lippen die nodig is om een blaasinstrument te bespelen uit het Franse embouchure; bouche is mond - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - In het Tilburgs wordt en goej ammezuur gebruikt om aan te geven dat men goed in vorm is of in goede conditie. - Informant Toine Raaijmakers - Hij heej nòg den amezuur van ene jonge kèèrel - uithoudingsvermogen - Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Kareltje Vinken; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1940-04-13 1940- -08-24 - Mar Kareltje kreeg er zjenie en ammezuur in - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters; zeuvende perbeersel, 1996 - vermogen om goed op een blaasinstrument te spelen; lipspanning - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1955-07-30 [laat de muziekkiosk van het Wilhelminapark aan het woord...] Ik ben un kios mee un goei ammezuur... - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1957-05-11 - Hij heej den ammezuur nog van unne feftiger [prent over burgemeester van Voorst tot Voorst, die de eerste spade in de grond zet voor de aanleg van het hoogspoor.] - Kees & Bart; krantenrubriek, 1922-193? - aonmonding - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - ginnen ammezuur hèbbe - geen lust, fut, animo hebben - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters; zeuvende perbeersel, 1996 - De blaozers van de hèrmenie vatten en paor glaoze bier vur et ammezuur.
ÈN MAR BLAOZE
Den aawe Jan Buuster (wie kènt die naa nie) blaost tweej instremènte bij de Stadshèrmenie.
Hij blaost bij de marse n koopere trompèt èn bij de klassieke n hêel aaw kòrnèt.
Nao lang rippeteere verlies d'ammezuur. Dan vatte wè pilskes. Dè schilt op den duur
Piet van Beers; CuBra; 20??
- WNT a. Mondstuk van een blaasinstrument. b. De houding van lippen, tong en andere lichaamsdeelen betrokken bij het bespelen van een blaasinstrument; ook: de wijze van aanblazen, het toongeven op een blaasinstrument. Een goede embouchure hebben - een blaasinstrument door een goede mond- en ademhalingstechniek goed en zuiver bespelen - WBD III.3.2:325 - ammezuur - mondstuk - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - amezü.jer - ammezuur, embouchure, mondstuk van een blaasinstrument - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - Verbinding ammezuuier hebben (op) zekere geschiktheid bezitten voor het bespelen van (een af ander blaasinstrument). - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 ammezuur - ammezuur hèbbe - aanleg hebben voor t bespelen van een instrument - A. Weijnen; Etymologisch dialectwoordenboek, 1995 - ammezuur - embouchure
ammiekaol bijwoord amicaal, vriendelijk uit Franse amical - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1970-10-16 - Den schèèrpen geur van broeder kuus, die vond ik amiekaol.
Koffiemok (Goed gemòkt) - te koop (december 2021) bij Ollie's & Brandstore, Tuinstraat 106, Tilburg 5038 DE Tilburg.
ammòl onbepaald voornaamwoord, bijwoord ►òllemaol ►òmmel ►allemòl 1. onbepaald voornaamwoord - alles, alle, allen tezamen, met zn allen, allemaal uit het Middelnederlandse altemale; daarnaast met vocaalreductie ammel; ook in vervoegde vormen, en dan voorafgegaan door een voorzetsel: ammòlle, allemòlle (ammel leent zich blijkbaar niet voor vervoeging) - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - ...daor stonne ze meej zen ammòlle - ...met z'n allen - Tillie B (pseudoniem van Nicole de Jong); website Tilburgs Taolbuuroo, 2012 - Die òpkes hèbbe kleeren aon èn huudjes op èn ze speulen ammel en instruumènt. - Interview Hermans, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2013 - Èn in de midde ston ammel paole, èèzere paole èn dòr bonde ze die koeje ammel aon Dè hèk nòg meejgemòkt dè was mist dinsdags!►KLIK HIER om het interview te beluisteren - Interview De Kok, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 - Èn dan kwaame we ammel goed zat tèùs! Ammòl! ►KLIK HIER om de audiobestanden van dit interview te beluisteren - Kees & Bart; rubriek in Tilburgsche Post, circa 1925 - mee allemollen zongen we - Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1962-07-20: Hier zèn we dan, mee zn allemolle! - Lechim, pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier, 23 mei 1979 - Tis 'ne trubbel mee den ollie,/ we motte mindere en gaaw,/ aanders zitte we vant wènter/ mee allemolle in de kaaw. - Gieleke; waarschijnlijk pseudoniem van Michel van de Ven (Lechim); ongedateerd knipsel uit onbekende bron, circa 1960-1980 - We lèven ammol mee oe mee/ Mar ge mot winnen, Willem II. - Ad van den Boom; Unnen droom, circa 2005 - Ammol han zun krökske bedder/Waor ze durre zèèk in moese doen
- Ad van den Boom; Bè de wèèvers òn tòffel, circa 2005 - Ammol han ze
unnen hof
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - zooj zi zèn zammól zuut - naar hij zei, zijn ze allemaal zoet - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - koome ze meej zen ammòlle? - komen ze met z'n allen? - Piet van Beers; Spoeje doemmeniemer; Jonges, löster is, 2009 - Van aovent gòn we meej zen ammol/ fiste op ' t Kedènt. - Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 - Van allemolle in dè mega höshaawe van ons, wier verwocht, desse der stintje bijdroegen om de zaak draaiend te haawe. - Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - Meej zen ammòlle zingen . - Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - as de femilie aon toffel gong en meej zen ammòlle in de eetkamer derre kanis vol zaate te douwen. - Tillie B (pseudoniem van Nicole de Jong); website Tilburgs Taolbuuroo, 2012 - Ze waare der ammòl. - Cursus in Tilburgs; krantenrubriek circa 1940 - Kome ze mee zamolle? 2. bijwoord alsmaar, steeds weer, voortdurend; geheel, allemaal, alles - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Kwók et ammòl wies. - Ik wou dat ik het allemaal wist. - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Hij plaogt mèn ammòl. - Hij plaagt me alsmaar. - Jan Triborgh (pseudoniem van John Majoie); Nieuwe Tilbugsche Courant, feestelijkheden in 1954 ter herdenking van de tiende bevrijdingsdag van Tilburg - Wè'n flauwe kul toch ammel! - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1960-09-16 - t Is ammol niks... - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1961-07-07 - Asser ammol ingaon... - F. van der Meer; Ferry van de Zaande, verhalen van een echte Tilburger, 2010 - Ammel interessante dinger over vanalles èn nòg wè. ► allemòl - Piet van Beers; Spoeje doemmeniemer; Advertènsies leeze, 2009 - Ge moet nie vraoge wè dè ammol wir gao koste. - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 ammel - allemaal, voortdurend - C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal (Udenhouts), 1978 ammal - 1. allemaal, met zijn allen; 2. steeds, de hele tijd door: hij din ammal réére - hij beefde voortdurend - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 1. allemaal, altemaal: Wa zëess ammel? 2. almaar (door), voortdurend: k Denk ammel dat et woensdeg is. - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 allemaal (ook ammal uitgesproken) - geheel en al; allen
amtenèèr zelfstandig naamwoord ambtenaar - Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - ambtenèèr, ambtenair
anderst bijvoeglijk naamwoord ander - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - om den andersten dag - om de dag (de ene dag wel, de volgende niet) - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - um den andersen dag, ook ouver andersen dag - om de andere dag; ouver anderst joor - om het andere jaar
andijvie zelfstandig naamwoord andijvie - Piet van Beers; Balaanze - Mar... hilt jaor deur, was er volop/ te ogste van munnen hòf./ Spinòzzie, Slaoj èn Boerekôol/ Andijvie, Brussels lòf... - Piet van Beers; Drôome - Meej slaoj èn andijvie,/ haol ik alle prèèze/ èn schondere praai/ hèb ik nèrges gezien. - Piet van Beers; De kunst van t kooke - Raopsteele èn andijvie lèèke op mekaor - Piet van Beers; Wètter in vèèfteg jaor veraanderde - Wie kènde vruuger mangoow èn kiewie òf bròkkolie, karèmbola èn taugee ?/ Meej sprötjes, andèèvie, boerekôol èn bloemkôole waareme tevreej.
anee tussenwerpsel - Informant Piet Mutsaers - nee hoor (nadrukkelijke ontkenning van een bewering) - C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal, (Udenhouts), 1978 - anee (ahnee) - nee hoor (diende om tegenover een bevestiging iets te ontkennen) - WTT aanvulling 2020; ook in vragende vorm gebruikt, en drukt dan verwondering uit; als in 'ach nee?'
antiesèpties bijwoord - Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1970-01-10 - Dè kan ammaol wel waor zèn mar ik stao er antisepties tegenover - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1970-01-30 - Mar ik stao dr toch antie-septies tegenover... Robben laat het woord verkeerd gebruiken, daar waar sceptisch bedoeld wordt.
Antwèrpe zelfstandig naamwoord, toponiem Antwerpen - Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 81, 6 of 27 juni 1969 (er verschenen 2 afleveringen genummerd 81) - We noteerden nog een andere uitdrukking, die ook een "goed thuis zijn" inhoudt. Indien iemand uitleg wordt gegeven van een zaak, waarover hij geen uitleg behoeft, omdat hij er zelf beter van op de hoogte meent te zijn dan degene die hem wil voorlichten, dan kan hij de overbodige voorlichting de pas afsnijden met: "Ge moet mij in Antwerpen de weg leren kennen!" Het komt ons voor, dat die uitroep tendeert naar een bepaald gedeelte van Antwerpen. ► Aantwèrps ►Anvèrs
Anvèrs, Anvèèrs zelfstandig naamwoord De Franse benaming van Antwerpen wordt in het Tilburgs met de scherpe e uitgesproken en met de s; in de regel gaat daaraan vooraf het lidwoord den - Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); De nuuwe kapelaon van Baozel, aflevering 5; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1938-10-29 - Ik heb éénen keer iets van Wagner geheurd in den Anvers... ► Aantwèrps
anzjee zelfstandig naamwoord hachee - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - anzjeej, hansjee; verbastering van Frans haché
Anzjeliekske eigennaam, verkleind uit Angelica, Angelique - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1972-04-14
aojem zelfstandig naamwoord adem, asem ►aosem, òjem, òssem - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Daorveur moete ne langen aojem hèbbe... - Daarvoor moet je een lange adem hebben... - Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - deren lèsten aojem, in êenen aojem noeme - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1956-04-28 - teine aojem... [aan het eind van zijn adem; buiten adem] - Cees Robben;
detail uit een Prent van de week van onbekende datum. - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - ik hèb mar êenen aojem èn tweej haande (ook Stadsnieuws, 2006-05-12) - WBD III.1.2:232 - naar adem snakken, hijgen - A.A. Weijnen; Onderzoek dialectgrenzen in Noord-Brabant, 1937 - Blijkens kaart 44 ligt Tilburg op de grens van vormen met respectievelijk j en s. - WNT adem; asem is een andere vorm van hetzelfde woord ► òssum
aojeme werkwoord, zwak ademen aojeme - aojemde - geaojemd - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - We dörfden hòst nie te aojeme. - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - Ge kost um nie heure aojeme - Je kon hem niet horen ademen - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - K-kos hòst niemir aojeme want k-krêeg gin òssem mir... - Willems; Dialectenquête, 1887 - geen vocaalkrimping, dus niet de vorm òjeme - WBD III.1.2:233 - zwaar ademhalen, moeilijk asemen; hijgen - WBD III.1.1:182 - ademen - WBD III.2.2:54 - zwaar ademen; reutelen ►òjeme
aojer zelfstandig naamwoord ader, maar ook meervoud aderen - WBD III.3.1:335 ader brandslang; ook genoemd darm - WBD III.l.l:l80 aders, aderen - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - ojer, ooier - ader
aokelek bijvoeglijk naamwoord, bijwoord akelig - Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - aokelijker - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - akelig
aon, òn voorzetsel, bijwoord aan ►òn - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Daor hèddem aon. - Daar komt hij aan. - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - òn hèùs koome met regelmaat bij een ander thuis komen - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 12 maar 1974 - ik trek mee dees weer mn miezezonneke mar is aon... - Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 107, 1970-07-30 - Typisch gewestelijk lijkt ons het gebruik van het voorzetsel "aan" in de uitdrukking: "Ik ben er goed aan bekend". Bedoeld wordt dat men goed op de hoogte is. In het ABN zou men hier "mede" in de plaats van "aan" gebruiken. - Pierre van Beek; Verzamelaar van grenspalen, Nieuwsblad van het Zuiden, 15 januari 1966 - Opvallend is ook, dat de mensen nooit verwonderd kijken of argwanend doen als je vraagt waar grenspaal nummer zoveel ergens staat. Ze weten het doorgaans wel. De boeren zien hem altijd staan als ze op hun velden werken, maar we hebben - buiten douaniers - nog geen mens ontmoet, die ook 't nummer van "zijn" paal kende. "Ik zie hem iedere dag... maar welk nummer...?... daar heb ik nooit naar gekeken...", luidt dan het antwoord. Noemt ge een paar streeknamen, die ge van de kaart geleerd hebt, dan worden de ogen van die mensen groot: "Ge zijt er goed aan bekend, bekaant nog beter as ik"... kunt ge dan te horen krijgen. Maar niemand vindt het gek, dat men als vreemdeling een grenspaal zoekt. - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - tis dik aon - het is nauwe vriendschap - A.J.A.C. van Delft; Van Vroeger Dagen; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1929-04-27 - Zij is er goed aan bekend zegt men in plaats van zij is er goed mede bekend. - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - On zo-n kèèr hèk niks aon - Met zon wagen kan ik niets doen - Dirk Boutkan & Maarten Gosling Kossmann; Het stadsdialekt van Tilburg, 1996 aon, òn als werkwoordelijk deel - Ed Schilders; Wè zeetie?; website Brabants Dagblad Tilburg Plus, 2009 - En vurlichting waar der toen nòg nie bij, dus veul vraauwe waare-n-er èllek jaor steevaast bij. Dan waare ze wir aon de tèl, èn asse n mònd of zis op scheut waare, dan werd de luurkörf wir klaor gezèt. - Kernkamp; Dialectenquête, 1879 - Ze waandelden tot oan de staad
aonbetije werkwoord, alleen infinitief betijen, laten begaan, zijn gang laten gaan - Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 80 04 10 - Hij laot alles mar aonbetije / Z'n haande diep in z'ne zak.
aongemòkt aanmaken - WTT daor zèède goed meej òngemòkt daar ben je mooi klaar mee - Pierre van Beek; De Noord-Brabantsche Tongval; Nieuwe Tilburgsche Courant, 1930-07-31 - Zoo zegt men hij is hier of daar mede aangemaakt, wanneer men wil zeggen, dat iemand aan dit of dat lijdende is.
aongetrouwde bijvoeglijk naamwoord aangetrouwde; namelijk leden van de schoonfamilie; in het Tilburgs meestal kaawe kaant genoemd - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-11-06 - Over dn aongetrouwde kaant (titel van de prent)
aonlègge werkwoord, zwak aanleggen 1. in het bijzonder een cafeetje bezoeken - Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); De nuuwe kapelaon van Baozel; Nieuwe Tilburgsche Courant, 1938-11-05 - In 't geensgaons hebben we ne keer aongeleed, en toen we terugkwame nóg ne keer. - Cees Robben, Prent van de Week, 1955-07-16 - En onderweege likkisaon... - Cees Robben, Prent van de Week, 1959-08-01 - Ik legde is aon... 2. werk krijgen
-
Anoniem; Tilburgs folklore, n Kaoi rikkemedaosie; Nieuwe Tilburgsche
Courant, 1959-11-19 - Jaans zaag de kaoi rikkemedaosie, naauw kossie
nieveraans aonlegge. - Anoniem; Hoe was het in onze streken?; Nieuwe Tilburgsche Courant, 1941-01-30 - De jongeren hebben er geen denkbeeld van hoe het vijftig jaren geleden met de arbeiderstoestanden en ook met die van de kleine burgerij was gesteld. Er waren ontzettend lange arbeidsdagen en er werd zeer karig loon verdiend. De fabrieken ratelden van des morgens zes tot des avonds zes, zeven uur en niet zelden tot acht, negen, en als het voor de werkgevers druk was soms tot middernacht. Geschaft werd er om acht uur één kwartier voor de boterham; de drijfriemen bleven echter op de losse poelie voortloopen, zoodat terstond als het kwartier om was de arbeid weer voort kon gaan. Om twaalf uur was de grootte rusttijd om te gaan eten tot half twee; maar ouderen herinneren zich den tijd nog wel dat op veel fabrieken om een uur weer moest worden aangelegd, zooals het heette.
aonprissenteere, aonprizzenteere werkwoord, zwak iets of zichzelf aanbieden dan wel aanbevelen contaminatie van presenteren en aanbieden - Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - Ons Lia presenteerde der èège aon om de soep op te scheppe.
aonraoje werkwoord, zwak aanraden - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-11-06 - Mar afraoje is aonraoje - met een negatief advies bereik je vaak het tegendeel
aonrècht zelfstandig naamwoord aanrecht, het fonologische varianten: aonrècht, ònrècht, òrècht, òrecht, òrcht, naarècht, nòrècht ►nòrèècht, nòrcht - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Zèt alles mar óp den aonrècht. - Zet alles maar op het aanrecht. - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1973-02-09 [op de vraag of een man schik heeft met zijn kunstgebit; zeker...] ast op den aonrecht in en kumke leej...
aonrikkemendeere werkwoord, zwak aambevelen contaminatie van aanbevelen en het Franse recommander (aanbevelen) - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1972-01-28 (Onderwijzer tegen een moeder die haar zoon aan een baan wil helpen...) Ik kan nie over m stuite, mar omdè gèt-zèèd zal ik opnoteere dek van de week moet optillefeneere en m aon rikkemendeere.. En dan moet ie mar solliciteere...
aonschèèrepe werkwoord, zwak aanscherpen, scherp maken ►aonwitte - Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1966-10-17 - (Gehoord van n rasechte Tilburger, vertellende van zn operatie...) Den dokter most 2 keer zn mis aonscherpe veur dettie deur munne pens kos koome...
aonspreeke werkwoord, sterk aanspreken - A.J.A.C. van Delft; Van Vroeger Dagen; Nieuwe Tilburgsche Courant, 1929-04-20 - Iemand uit het volk, die een autoriteit wil raadplegen wijl hij meent verongelijkt te zijn, zegt, dat hij andere mannen zal aonspreken ofwel dat hij hoogerop zal gaon.
aonsteeke werkwoord, sterk aansteken; het electrisch licht aandoen - Piet van Beers; Brabants Bont 1, circa 2005 t Jaor is wir om: ...èn steeke we de laamp wè laoter aon.
aontèùge werkwoord, zwak aantuigen, optuigen, zich aankleden - Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941; CuBra - s Mergens om vèf uure begos ik me aon te tuige
aontreej zelfstandig naamwoord entree, intreegeld ►intreej - Jos Naaijkens; De kèrstfèèr; CuBra, circa 2005 - Aontreej zès euro èn as ge wot konde oewe jas kwèèt vur enne euro.
aonwitte werkwoord, zwak wetten, scherp maken van een mes; contaminatie met aanscherpen - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1967-03-17 - Den dokter [chirurg] moes twee keer zn mis aonwitte...
aonzien veur werkwoord, sterk aonzien aonzaag - aongezien aanzien voor - F. van der Meer; Ferry van de Zaande, verhalen van een echte Tilburger, 2010 - De buuvrouw, mevrouw van Gompel, die is tòch vort zô wèèd wèg dèsse onze lieven Heer vur nen doedelzak ònzie.
aoola zelfstandig naamwoord aula - Interview Van den Aker, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 In de aoola hier van, van et hèùs, dan was ok zon, zon hèrmenieke van die aaw manne die ok ammel bij de meziek gewist waare vruuger èn naa meej de aaw manne bij mekaare gebleeve zèn. Èn dan geeve ze hier òf daor zon, zon konsèrtje, hè Et Hèrmenieke noeme ze derèège, hè Dès leuk... ►Klik hier om dit bestand te beluisteren
aop zelfstandig naamwoord aap, snotneus - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Aop, wè hèdde schôon jong! - Aap, wat heb je mooie jongen! - Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post, 1922-193? krantenrubriek in Tilburgsche Post, 1922-193? ...aop wè hedde schoon jong - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - naa zudde nen aop zien neuke - nu zul je wat beleven - Informant Toine Raaijmakers - Aop wè hèdde schôon jong... - Cees Robben; Prent van de Week, 01-02-1980 - Ge hoeft unne aauwe aop gin bakkussen te leeren trekke. - Enquête over Je favoriete Tilburgse woord op website Je bent een echte Tilburger, maart 2013 -
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 81, 6 of 27 juni 1969 (er verschenen 2 afleveringen genummerd 81) - Argwaan over wat iemand meedeelt, spreekt ook uit het volgende: "Hij kan 't schoon vertellen, mar ik zeg oe: d'r zit 'nen aop op zolder!" Ook hier constateert men een poging de waarheid te verdoezelen. In het Algemeen Beschaafd Nederlands pleegt deze aap in de mouw te zitten en daar wel eens uit te komen. - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - der zit nen aop óp zolder; opmerking in bijzijn van iemand die leugens vertelt - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - zich et aopelaazerus schrikke - heel erg schrikken - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - al wè ene vent schonder is as enen aop, is meegenoome - Karel de Beer; Tilburgs Bijnamenboek, 2000 - de gouwen aop - E. van Spaendonck (bladzijde 73) - Karel de Beer; Tilburgs Bijnamenboek, 2000 - den aop - frater Embertus (bladzijde 101) - Stadsnieuws, 2006-04-30 - der zit nen aop op zulder - Hein Mandos; Brabantse spreekwoorden, 2003 n Aop zien neuken op glad ijs - Iets geks zien. - WBD III.1.4:36 aop ezel, ezelachtig persoon - WBD III.1.4:106 - aap, snotaap - snotneus - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 - aap (figuurlijk) kleine snuiter, snotneus; nen aap van ne jongen - ezel, dommerik
►òpke
aopeglaot zelfstandig naamwoord samenstelling uit apen + gelaat - Hans Hessels; opgetekend uit zijn familiekringen Hessels en Marinus, 2019 - apengelaat, apengezicht ►Voor de volledige lijst KLIK HIER
aopezuur zelfstandig naamwoord - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - maagzuur
aor zelfstandig naamwoord aar, halm - Informant Toine Raaijmakers - De tiende maaj schiet de rog in d'aor... - WBD I:1466 halm - aor
aord zelfstandig naamwoord aard, soort - Rolf Janssen; We hebben gezongen en niks gehad; Tilburg 1984 - dèttie pròt nòr zenen aord - Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-04-06 - Des naaw eemel den aord van 't bisje. - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1968-01-19 - k Heb ginne aord meej deeze maantel... - Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek, aflevering 178, 25-08-1973 - Niet de aard naar de vader hebben wordt op verschillende manieren weergegeven. Men kan te horen krijgen: "Hij loopt niet in vadders schoen", "Hij is uit den aord geslaon" en ook nog: "Hij is bij het bakken uit de pan gesprongen". - Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - en vèèreke meej nen baord is zèlde van goejen aord. - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - den aord vant bisje - zijn eigen aard - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - den aord nòr gin vrèmde - aardje naar zijn vaartje - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - heet ie den aord? - aardt hij? - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - ot den aord geslaon - vervreemd; op het verkeerde pad - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - aord hèn - zich thuisvoelen - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - hij heej den aord nor ginne vrèmde - Interview Van den Aker, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 - Èn asse naa in de kèrk komme preeke èn ze preeken oover de tèèd van vruuger jaore van Adam èn Eva èn hil diejen aord van dinge ...èn van reize èn hil diejen aord van dinge... Stòn ze te preeke in de kèrk èn hier gòdverdomme, de pestoor drie weeke geleeje zeetie zèllef dèttie et ok nie gelêûft! ► Klik hier voor audiofragment - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - aord, aard 2) afkomst, geslacht, soort; 3) natuur, inborst, karakter, geaardheid - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 aard - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 aord - aard - WBD - goejen aord - goede afstamming (gezegd van een koe); ook goeje(n) tuk, goejen komaaf genoemd
aorde, aore werkwoord, zwak aarden, aard hebben, aard krijgen aor(d)e - aorde - geaord (geen vocaalkrimping) - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1985-11-08 - t Zèn goei die naor daauw aore... - Hein Quinten; Tilburgse spreuken, circa 1985 - Ut zen goei jong die nor de aauw aorde. - Cursus in Tilburgs; krantenrubriek in Groot Tilburg,aflevering 43, circa 1940 - 't Zen goei die nor daaw oare - A.A. Weijnen; Onderzoek dialectgrenzen in Noord-Brabant, 1937 - De d van aorde is gesyncopeerd (geen verklaring) - WBD III.4.3:25 - den aard hebben (zeldzaam in het midden van Tilburg); wassen, uitstoelen, gedijen, tieren, wild groeien en hard groeien - WBD III.1.4:274 (goede) aard krijgen - aarden - WBD III.4.3:277 - niet aarden - niet tieren of verèèrmoejen; heimwee hebben - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - aarden, ergens de aard hebben of krijgen. - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 aarden - zich ergens schikken
aoreg, aorig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord 1. aardig, lief - Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Den Sik van Baozel, Nieuwe Tilburgsche Courant 1939-02-25 - 1939-04-18 - En Anneke is ok 'n heel aorig meiske... - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1962-08-10 - n aorig menneke dè wel... mar wè jengelèèchtig..! - Gerard Steijns; Grôot Dikteej van de Tilburgse Taol, 1997 - Ge zult nie gaa iemand heure zègge dèttie onze nuuwen burgemister ginnen aorege meens vènt. Mar hij pròt wèl en bietje aoreg. 2. eigenaardig, vreemd, raar - Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); n Staandbild in Baozel; Nieuwe Tilburgsche Courant 1939-05-20 - 1939-06-17 - ...want onder ons gezeed en gezwege, t is n aorige, die taante Sophie. - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1966-10-21 - Hij keek me efkes aorig aon - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1961-10-20 - t klinkt wel aorig al meej al/ Mar t is toch waor gebeurd... - Interview echtpaar Staps, 1978 ; transcriptie Hans Hessels, 2015 - Jan Boemelgètje zin zer teege mar meer weet ik er nie van want die liep zo aoreg! - Ed Schilders; Wè zeetie?; website Brabants Dagblad Tilburg Plus, 2009 - Ik weet t wèl meense. Ok bij de Tilburgers hèdder netuurlek zat aorige bij, mar de miste Tilburgers vèèn ik tòch hêel aorig. - Dirk Boutkan & Maarten Gosling Kossmann; Het stadsdialekt van Tilburg, 1996 - wènnen aorege meens - WBD III.1.4:59 aardig - vreemd - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 aorig - aardig, eigenaardig; heeft meerdere betekenissen - Hans Heestermans; Witte nog?; 1988-1994 - arig - vreemd, raar - C.J. Verhoeven; Haorese woorde, spreuke en gezegdes, 2007 - aorig - vreemd, raar, eigenaardig - C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal (Udenhouts], 1978 aardig (aorig) - eigenaardig vreemd, niet aangepast, n beetje ziek; heeft nooit de betekenis sympathiek; deze is wel aanwezig in het abstractum aorighèt; plezier, genot. - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 aardig (Kempisch aorag) - vreemd, zonderling; onpasselijk, misselijk; kwalijk; arig - aardig 3. onwel, vreemd - Informant Toine Raaijmakers - Ik wier der aoreg van. - Ik werd er beroerd/onwel van. - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1979-03-02 - Ik ben hil den dag toch zô aorig, war... Dè komt van de muugte... - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 are, arrig aardig; 1) eigenaardig, zonderling, vreemd: 2) onwel, onpasselijk, duizelig, raar. 4. behoorlijk - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Toen zaat et aoreg in de frut. - Toen zat het behoorlijk in de war. 5. een combinatie van I en II bij Robben en Verbunt - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1986-03-28 - Ik vèèn heur wel n aorig medje... hum vèèn ik mar unne aorige... - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - zij is wèl aoreg, mar hij is mar enen aorege
aoreghei, aoreghèdje zelfstandig naamwoord attentie, aangename verrassing, aardigheid(je) - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Daor is gin aoreghei aon! - Dat is helemaal niet leuk! - Informant Ad Vinken - Ik hèb mar en aoreghèkke vur oe meegebròcht - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - tis mar en aoreghèdje - klein cadeautje - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - aoreghèt/hèj - aardigheid, aangename verrassing; meervoud aoregheeje - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 aardigheid - verzet, genoegen, vermaak; zeldzaamheid; veur de aardigheid - voor de grap; ook: lastigheid, onbeleefdheid. - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 aorighèd - d'r is gin aorighèd aon - er is niks aan
aos, òske zelfstandig naamwoord aas - Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 152, 11-04-1972 - "Mee aoze (azen) kunde (kun je) nie maoze!" zei een rijmelende kaartspeler toen een ploegmakker die bij het rikken "mezjère" (niets halen) deed, "er in speelde". Een troost in een dergelijke situatie ligt in de waarheid-als-een-koe: Er in gespeeld is ook gespeeld. - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - ek hò nen aos - ik had een aas
aosem zelfstandig naamwoord adem ►aojem, òjem, òssem - Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Bad Baozel; Nieuwe Tilburgsche Courant, 1938-12-31 - 1939-02-18 - ...lang en breed van aosem...
aovend zelfstandig naamwoord avond ►taovend - Rolf Janssen; We hebben gezongen en niks gehad; Tilburg 1984 - Ik koom nie tèùs vur taovend - Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post, 1922-193? Krantenrubriek 1922-193? - Zondaggenaovend, Zaoterdaggenaovend... - Kubke Kladder (pseudoniem van Pierre van Beek); t Klokhuis van Brabant; Nieuwe Tilburgsche Courant, 1929-11-02 - As t aovend Sjarel de veldwachter ons uit t Engeltje zet... - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1954-09-25 - Heel laot op den aovend... - Frans Hessels (1931-2006); uitspraken opgetekend door zoon Hans Hessels, 2020 - Als je op een feestje noodgedwongen op een harde keukenstoel moet gaan zitten: - ...dan duurt den aovend lèkker lang!►Volledige bron: KLIK HIER - A.A. Weijnen; Dialectatlas van Noord-Brabant, 1952 - tis ene zachten aovend - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - avond; taovend - vanavond, hedenavond - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 ave(n)d - te avend, tavend
aovetuur zelfstandig naamwoord avontuur - Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 68 07 17 - De Nilles zuukt aovetuur...
aoze werkwoord, sterk azen (op) - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1956-04-14 - Den onze is gewend aachter bakvissen te aozen...
appel, appeltje zelfstandig naamwoord meervoud appels maar ook appel 1. de vrucht - Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941; CuBra - Ik ha 20 kilo appel, 10 kilo père, in mèndje vol mee waaichampions - Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - As ge oe aigen goed doet, dan doe de et gin rotte appel. - Kernkamp; Dialectenquête, 1879 nen zuren aapel - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - appel; meervoud appel, minder vaak appelke(n)
Schilderij (detail) van Osias Beert de oudere - 17e eeuw
Jongen met appels - Eugenio de Blaas.
2. als beeld voor hoofd - F. van der Meer; Ferry van de Zaande, verhalen van een echte Tilburger, 2010 - Dan slòdde zô iemand tege zenen appel aon. - F. van der Meer; Ferry van de Zaande, verhalen van een echte Tilburger, 2010 - ...dus vur dèttie der èèreg in ha pèèr ik em goed hard teege zenen appel aon.
appelèèchteg bijwoord appelachtig; woordspeling met de naam van de schilder Karel Appel - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1986-05-16 (In een museum...) Ik ben nie zoo appelèèchtig... Ik haauwet meer bij Citroen... (de schilder Paul Citroen)
Cees Robben detail uit Prent van de week - 1986-05-16
appelenpròl zelfstandig naamwoord stamppot van aardappelen, gestoofde appels of peren en spek; hete bliksem het lid prol is een klanknabootsing - Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - appelenprol - heeten bliksem, appelstaamp - WNT - prol - I 1.a; in Zuid-Nederland - Van denzelfden wortel als prollen; de oudste betekenis zal zijn week lichaam, weeke massa die (bij het koken) het geluid prol maakt. Vergelijk prut, dat in betekenis het nauwst verwant is (waarnaast pruttelen, dat verschillende betekenissen met prollen gemeen heeft), prul, dat in den vorm het meest overeenkomt, en zie verder bij prollen - WBD III.2.3:122 - in Tilburg ook appelstamp maar zeldzaam; appelenprol ook in Veghel en Turnhout
Schilderij van Elias van den Broeck - detail - 17de eeuw
appelsien, appelesien, applesien zelfstandig naamwoord sinaasappel, appelsien - A.J.A.C. van Delft; Nieuwe Tilburgsche Courant, 1929-12-05 - appelsien - Daor ware s aoves (5 december, op de klòttermarkt) de irste applesiene zo zuur as brèm, nog zuurder as setroene. - Reflector (schuilnaam van een niet nader bekende publicist); Tilburgsche Courant, 1926-03-18 - Mijne appelesien is grotter dan de jouwe. Dè zodde willen! De mijne is vèùl grotter dan de jouwe. - Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1964-08-17 - Sebiet schûifde ûit over diejen applesienenschèl! - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1968-02-09 (Bij een marktkraam...) Vleje-week-vrom waren oew pèère buikzuut.. oew appelesiene mörf.. oewe knolraop vôôs... en oew èèrepel glaozig... steeket zelf mar in oewe kaones... - Piet van Beers; Spoeje doemmeniemer; Griepepidemie, 2009 k Haol wè paaraceetamolle/ èn appellesiene op de mèrt. - WBD III.2.3:172 appelsien - sinaasappel - WNT appelsina - In de volkstaal niet ongewone bijvorm voor sinaas- of chinaasappel. Bijvorm is ontstaan in navolging van latijns malum sinicum. - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 appelsien (apelsi:n) - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - appelsien, sinaasappel - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - appelsien - sinaasappel
Appelesienesteeg straatnaam; fantasienaam; het fictieve adres van Sinterklaas in Madrid - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1953-12-05 MADRID Appelesienesteeg [bijschrift bij het eerste prentje (van 5) over Sinterklaas. Sinterklaas bracht de eerste sinasappels mee uit Spanje].
appelmènneke zelfstandig naamwoord appelmannetje - Pierre van Beek; Onze folklore, aflevering 4; Nieuwe Tilburgsche Courant, 1959-03-19 Het appelmanneke komt om zijn geld zeide een moeder tot een kind, dat onrijp fruit gegeten had en toen van buikpijn klaagde.
appendènsie appendentie uit Frans appendance - Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1963-02-10 - t Gong ammaol goed, zonder veul ap- en dippendensies. - WNT; lemma appendentie thans vrijwel uitsluitend nog in de verbinding ap- en dependenties. - WNT; lemma dependentie, figuurlijk gebruik - Zaak van bijkomstigen aard, belang of omvang, die hoort bij, deel uitmaakt van of samenhangt met een grooter geheel.
apperetuur zelfstandig naamwoord appretuur; afdeling in de textielfabriek voor veredeling en afwerking van stoffen - Interview Van den Aker, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 - Daor hèb ik ok in de apperetuur gestaon (textielfabriek Gooyaerts). Daor hèk alles gedaon... gepèrst, gestòpt, genòpt! ► Klik hier voor audiofragment
Prentbriefkaart ter gelegenheid van de kermistentoonstelling 'Jaozeetie', Tilburg 2018.
bijvoeglijk naamwoord een geestelijke afwijking hebbend, getikt ►abbetjoek - Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1975-01-16 - (Gehoord bij de kapper...) Höllie pa is wouws, höllie moe is appetjoek en, dè kunde wel naogaon, zellef is ie habbetjap! - Lechim, pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier, 8 november 1979 - Ik zèè nie himmol appetjoek... - Piet van Beers; Blènd, 2004 - Den irste kwaam hier öt de straot./ De twidde kwaam van Gôol vandaon./ Meej dieje Gôlse appetjoek/ Heese nie zô lang gegaon. - Tony Ansems; Gewoon mijn èège zijn; Tilburgse Liekes American Style 2, 2009 - As de fillem in Tilburg verschijnt/ Dan ziede gij de grotsten appetjoek/ En ik kan gewoon mijn ègen zijn... - Ruud Damen & Gerard Steijns; Et Buukske, wè en hoe in de Tilburgse Taol, 2008 - appetjoek, appetjoekt - geestelijk gestoord - Stadsnieuws, 2008-06-15 - Och appetjoek die ge daor zèèt, hadde nie öt oe dòppe kunne kèèke! - Enquête over Je favoriete Tilburgse woord op Facebook; Je bent een echte Tilburger als... maart 2013 -
apprènsie apparènsie, apperansie, opperènsie uit Frans apparence (verschijning) ►mènsie 1. uitdrukking apprènsie maoke - aanstalten maken, voorbereidingen treffen - WTT; Ed Schilders, 2020 In de twintigste eeuw wordt mènsie in het Tilburgs, in de uitdrukking mènsie maoke gebruikt als synoniem van apprènsie maoke. - Piet Heerkens; Vertesselkes; t Baokelse boerke bij den paus, 1944 n Baokelsch boerken is eens gekomen/ toe in de hellige stad van Rome,/ hij maokte daor daodelijk apperentie/ om ok te gaon op audiëntie - Stadsnieuws, 2006-11-09 - Alleej vort, zodde onderhaand nie es apprènsie maoke! - WTT; Ed Schilders, 2020 de etymologische duiding van Henk van Rijen in Mèn Tilbörgs wôordeboek, namelijk dat de uitdrukking afgeleid is van het Franse werkwoord appareiller, is niet correct. - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - apperentie - aanstalten maken - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 - apprentie, waarschijnlijk frans apparence; apprentie maken - aanstalten maken; ook gezegd van een koe waarbij de kenteekenen van het kalven verschijnen - C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal [Udenhouts] 1978 apparentie maken - aanstalten maken, voorbereidingen treffen, opschieten - WNT, 1951 apparentie; uit Frans apparence. In Noord-Nederland in de algemene taal verouderd. - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 apränsi, apprentie - aanstalten, toebereidselen; k Zôo mar is appränsie maoke (bijvoorbeeld om naar bed te gaan). - Corto Blommaert; de Volkskrant, Woord van de week 2020-11-12 - Maar nu, ruim een week nadat we hadden gedacht dat Trump stilletjes zijn verlies zou hebben toegegeven, gebeurt er nog vrij weinig. Het Brabants biedt uitkomst. In (het midden van) die zuidelijke swingstaat zouden ze zeggen dat Trump 'mer is apprensie moet moake', vertaald naar het Algemeen Nederlands: Trump moet maar eens aanstalten maken. 2. andere gebruiksvormen - Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - een uitzonderlijke opgave; ik heb er aprensie van - afkeer - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - apparence - aprènse schijn; daar is geen apprènse van regen - C.J. Verhoeven; Haorese woorde, spreuke en gezegdes, 2007 apperènsie - haast
apprepoo, aprepoo zelstandig naamwoord apropos, onderwerp, stuk uit het Frans à propos; meestal in de uitdrukking van mn à propos - van slag zijn, de kluts kwijt zijn - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-11-27 - Akkoe mar zie Sofie zèèk gelèek van munne apprepoo... - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - A-k oe zie Sefie, zèè-k gelèèk van munnen apperepoo. Als ik je zie Sofie, ben ik direct de kluts kwijt. - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1985-09-06 - Ik raokte gelèèk van munne aprepoo aaf toen onze Sooi van zunne sus ging... - Henriëtte Vunderink; Tis de moejte wèrd, 2011 - Zonder èèrg... Zèèk van menen apprepoo geròkt...
apteeker zelfstandig naamwoord - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 - apteker - apotheker - WNT - in de spreektaal veelal 'apteker'.
arbèje werkwoord, zwak arbeiden arbèje - arbèjde - gearbèjd - WBD - de koej arbèjt - ...maakt uitdrijvende bewegingen bij het kalven; ook genoemd: de koej èrbèt, wèrkt, pèrst - WBD III.1.4:344 arbeiden - werken - WBD III.5.1:212 arbeiden - werken
ardènner zelfstandig naamwoord paardenras uit de Ardennen - WBD I.4: 597 - geeft voor Tilburg licht paard; bedoeld wordt niet een paard dat licht van kleur is, maar een paard dat licht van bouw is. - Wikipedia; geraadpleegd in 2020 - De Ardenner is een paardenras afkomstig uit de Ardennen. De stokmaat is tussen de 1.55 en 1.60 meter. Ze komen voor in de kleuren bruin, schimmel en vos.
arrebéé zelfstandig naamwoord, meervoud aardbeien - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1965-07-09 - Arrebéé koop koop-koop... Door Robben gebruikt in de uitspraak van een marktkoopman; de normale uitspraak is aarbei.
arreej zelfstandig naamwoord - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - op arree zitte - ongeduldig zitten wachten, aanstalten maken, paraat zijn. - WTT; 2020 De etymologie is niet duidelijk. Volgens het WBD komt arree vooral voor in de Antwerpse Kempen in de betekenis van vooruit, opschieten.
arsjief zelfstandig naamwoord archief - Interview met Heikanters, 1978; transcriptie door Hans Hessels, 2015 - Mar daor zèn nòg wèl ouw kaorte van op... in et arsjief dènk, op de gemènte
Antoine Arts
Artskes kraant uitdrukking De krant die door de familie Arts werd uitgegeven: de Nieuwe Tilburgsche Courant - Kubke Kladder (pseudoniem van Pierre van Beek); t Klokhuis van Brabant; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1929-11-21 - Sommige kraanten saawelen dè Jantje (Pijnenburg) in Brussel mee rijdt in den zisdaogschen, mar Artskes kraant hee gezee, dè-t-er vurloopig nog niks van waor is. - Kubke Kladder (pseudoniem van Pierre van Beek); t Klokhuis van Brabant; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1929-10-09 - ...dan schreef ik is n stukske en daor stapte-n-ik mee nor Tilburg nor Artskes kraant. - Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - op et ketoor van Artse Kraant - Nel Timmermans; Tenêel speule dès leuk; CuBra, 200? - En we waare aaltij benuuwd hoe de recenties waare in 't Nuuwsblad, èn in Artse kraant, die wiere èùtgeknipt èn bewaord.
- Ronald Peeters; De Paap van Gramschap; internetversie, 2012 - Antonius
Henricus Arnoldus (Antoine) Arts werd op 20 april 1845 te Arnhem
geboren (...) Aanvankelijk werkte hij in s-Hertogenbosch op een
handelskantoor. Daarna begon zijn journalistieke loopbaan. In 1877 werd
hij hoofdredacteur van De Kruisvaan, het wekelijks orgaan van de
Zouavenbond St. Bonifacius. Deze krant werd aanvankelijk gedrukt door N.
Luijten in Tilburg, de drukker van de Tilburgsche Courant. In 1878
richtte Arts een eigen drukkerij op in de Poststraat. Hij verhuisde naar
de Nieuwendijk (de tegenwoordige Bisschop Zwijsenstraat) en begon met
ingang van 1 januari 1879 met het drukken en uitgeven van De Kruisvaan
(vermoedelijk tot 1882 verschenen). In april 1879 richtte hij de Nieuwe
Tilburgsche Courant op en op 10 januari 1898 Het Tilburgsch Dagblad voor
het Volksbelang. Beide kranten zouden per 1 januari 1901 tot één dagblad
worden samengevoegd. Zijn oudste zoon Antoon werd hoofdredacteur. (...)
Hij overleed te Tilburg op 31 maart 1926. as voegwoord als - WNT - Door de zwakke toon versmolt de l vóór de s, en zo ontstond in de volksspraak het thans nog algemeen gebruikelijke as, dat reeds in het Middelnederlands voorkwam. 1. voegwoord van vergelijking - Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1962-02-? - Ik zè zo ziek as iets, k gao naor hûis en alles... - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1982-07-02 - niks as rôoken èn ötgaon... - A.A. Weijnen; Dialectatlas van Noord-Brabant, 1952 - ze zòchte niks aanders as ... - Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 as - als; ook in krachttermen: as te mieter, as de nondejuu 2. voegwoord van tijd - Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek; Nieuwe Tilbugsche Courant 23-03-1972 - "Als het waait, draaien alle meulens". Daarmee wordt aangegeven, dat men met geluk wèl kan varen, aldus onze zegsman. Het lijkt ons echter niet uitgesloten, dat we hier te maken hebben met een sceptische opmerking, waarmee men door het voorwaardelijke "als" belachelijk wordt gemaakt. 3. voegwoord van voorwaardelijkheid - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - As tis dèt is, dan fisteme. - Als het inderdaad zo is, feesten we. - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1954-12-24 - Kèkkis of ie kèkt Pietje... En as ie kèkt... Nie kèèke... - Piet Heerkens; De knaorrie; As...as...as..., 1949
Denk eraon, mn goeie ziel: as... is de spil van 't kreugelwiel!
As... is hout, as 't opgestookt is, as... is vuur as 't uitgerookt is.
As den hemel valt? - Geen nood! al de musse valle dan dood!
As de locht valt op onze kop, hebbeme blauwe mutskes op!
As de as breekt van oewe waoge, zullen oe beenen oe nog wel draoge!
Laot die assen uit oewe körf; as... is mar verbraande törf!
Strooi geen assen op oe brood, want as suiker smaoken ze noot!
Denk eraon, mn goeie ziel, as... is de spil van n kreugelwiel!
4. samentrekkingen van het voegwoord met het onderwerp bij de persoonsvorm ► zie deze lemmata: agge - als jij/gij asie, assie - als hij asse, asze - als zij het asset - als het aswe, awwet - als we het agger - als je er - Willems; Dialectenquête, 1887 - ak, agge, asie, asse / asze, ast / asset, aswe/awe / awwet 5. in plaats van dan - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - grotter as en pèèrd - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 - als (ook as uitgesproken). Wordt altijd gebruikt in plaats van dan achter eenen vermeerderenden trap, alsook achter ander(s), niemand, niets, nooit
as-as-as voegwoord van voorwaardelijkheid met versterkende herhaling als-als-als om een uitspraak in te leiden waarmee onwaarschijnlijkheid wordt uitgedrukt. - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1975-09-19 - Jè, as-as-as... As we ham hôn dan kosse we snippere...
as dèt betrekkelijk voornaamwoord als dat - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1960-07-22 Wè zidde..? (...) As det oew slekbord rammelt...
asdèttie voegwoord, samentrekking als, alsdat, als dat hij - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - hij zi asdèttie nie kos - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 als(dat) als; vergelijkend: Gij drinkt meer op alsdage vertèèrt; ook asda(t)
asger samentrekking als je er, als ge er - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1971-05-07 - Zôô oud asger uitziet worde gij toch nôôt...
askèùl askuil; bewaarplaats voor as, vaak gelegen onder de bakoven - WBD - askèùl - ashok
asoosjaale zelfstandig naamwoord, meervoud asocialen, minder beschaafden - Interview echtpaar Staps, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2015 - Èn die asoosjaale kwaame ammel van de Paddewaajkes, van et Körvels Huukske aaf!
Aspèrges me zelfstandig naamwoord; eigennaam Latijn: Besprenkel mij. Het gezang onder die naam uit de rooms-katholieke liturgie, soms gebruikt als woordspeling met het gewas asperges. - Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); De nuuwe kapelaon van Baozel; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1938-10-08 t Waar muisstil in de kerk, toen ie uit de sacristie kwaam om den Asperges te zinge. - Piet van Beers; fragment asperges me (besproei mij), 2009
Onze pastoor was èèrg scheutig
asse samentrekking als ze - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-04-17 - En kusse asse kan... - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - asse mar kosse... - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1975-06-06 [vader kookt voor de kinderen; ze zouden het niet opeten...] asse wiesse wèsse aate - Cees Robben; Prent van de Week, onbekende datum [kinderen treuzelen met het uitzoeken van snoep op een kraam van de Hasseltse kapel] asse-mar-wiese-wèsse-won.
Foto: website catholicworkeramsterdam
assekrèùs, assekröske zelfstandig naamwoord, verkleinwoord askruis, askruisje; aswoensdag ►kröske - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1955-02-26 - Ieder die zn asse-kröske/ Mee den Paose nog hee staon/ Krijgt van den pastôôr n pekske.../ zee meneer den kapelaon..... Deze prent verscheen ter gelegenheid van Aswoensdag 1955. Aswoensdag is de dag waarop in de katholieke traditie de 40-daagse vasten begint, die eindigt met Pasen. Het askruisje dat gelovigen op Aswoensdag in hun parochiekerk gingen halen, is het teken van berouw, in het bijzonder berouw over de zonden begaan tijdens het carnaval. De katholieke folklore wilde vooral onder kinderen - dat dit kruisje niet mocht worden afgewassen. De as waarmee de priester het kruisje op het voorhoofd van de gelovige had aangebracht, was as van verbrande palmtakjes van Palmpasen van het vorig jaar. Uiteraard lukte het nooit iemand om het askruisje veertig dagen lang op het voorhoofd intact te houden, zelfs niet als de pastoor daarvoor een premie uitloofde die uit n pekske bestond, een pakje, een kledingstuk om met Pasen mee voor de dag te komen.
- Henriëtte Vunderink; Tis de moejte wèrd; Et vaastetrommeltje, 2011 - Geduurende de vaastetèèd,/ van assekrèùs toe Paose... - WBD III.3.3:225 - askruisje
asser samentrekking als ze er - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1961-07-07 - Asser ammol ingaon...
Advertentie 1922
asseraansie zelfstandig naamwoord assurantie, verzekering; van Franse assurance - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1987-09-18 - Ik keek wel effenaaf toen ik zaag desse mn fiets gejat han... Na hek van de asseraansie n effenaave trug gekocht...
asseradeere werkwoord, zwak verzekeren; van Franse assurer - Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 - asseradeere, verasseradeere, verassereere - verzekeren
asset samentrekking als het - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1972-11-17 - Asset thuis waait moete één deur dicht doen... aanders trekket...
assie samentrekking als hij - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1965-04-16 - En assie is afschiet.. Nou dan kan t (...) op unne wetsteen... Als hij eens betaalt dan is het heel magertjes... - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1965-08-28 - Mar assie gedaon heej mottie effegoed vèège... - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1969-01-10 - Hij is zôô kiem assie grôôt is... [Hij is zo preuts zoals hij groot is...] - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1969-01-10 - Assie in zn vaon stao [Als hij in zijn hemd staat]
assienie samentrekking als hij niet - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-03-27 - Ze hebben op den Heuvel unne put gevonden.. (...) Afblèève assienie van jouw is...
assortiemènt zelfstandig naamwoord assortiment - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - assortiment, meerdelige voorspinmachine (textiel)
ast samentrekking als het - Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1962-02-? Ast is dèttis, dan fiste we - Paul Spapens e.a.; Goedgetòld; diksjenèèr van de Tilburgse taol, Tilburg 2004 - ast is dèt is - als het waar is, als het zo is - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - ast toevalleg geleege komt - als het uitkomt
asteblief tussenwerpsel als t u belieft - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1972-09-23 - en ons persvlêes asteblief - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 asjeblieft - astebli:ft met of zonder t.
aster samentrekking als het er - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1976-02-13 - En aster op aonkomt
astraant bijvoeglijk naamwoord brutaal; afgeleid van Franse assurance ►straant - Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - astraant brutaal - A.J.A.C. van Delft; Toen Tilburg nog dorps was; een heel typisch dialect; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1956-07-17 - Zonnen aastraanten bliksem was ie! - WBD III.3.1:221 - astrant, strant, brutaal - vrijpostig, onbeschaamd - WBD III.1.4:130 astrant - moedig - WNT - assurant - in de volkstaal geworden tot astrant - A. Weijnen; Etymologisch dialectwoordenboek, 1995 - astrant, strant - onbeschroomd, vrijpostig (in Nederlands assurant brutaal)
astraasie zelfstandig naamwoord verzekering; verbastering van assurantie ook: braandastraasie brandverzekering - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - bè wèffere braandastraasie zèède gè verastreerd? - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 astrantie - assurantie, verzekeringsmaatschappij
attak zelfstandig naamwoord attaque, hartaanval; uit het Frans - Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het Nieuwsblad, 1973-12-31 - En ast nie meevalt/ Hedde gij unne attak... - WBD III.1.2:277 - attaque - beroerte
Foto: Regionaal Historisch Centrum / Stadsmuseum Tilburg
atteljeej, Den zelfstandig naamwoord, eigennaam Centrale Werkplaats der Nederlandsche Spoorwegen uit Frans atelier; werkplaats - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Hij heej fifteg jaor op den atteljeej gewèèrkt. - Karel en Sjarel; Groot Tilburg, 1945-05-25 - Kekkis Karel, veronderstel dè gij den bisten wèver bent van hil Tilburg en ikke den bisten wielendraaier van hil den Ateljee. De oorspronkelijke uitspraak rijmt op bier - Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek, aflevering 52, 1966-04-16 - Tegenwoordig wordt er in Tilburg van de Centrale Werkplaats (van de Ned. Spoorwegen) gesproken. Vroeger hoorde men evenwel van niet anders dan den atelier praten, waarbij velen dan de laatste lettergreep op zn Nederlands - dus als de ie van bier - uitspraken in de plaats van gesplitst zoals het Frans dat eist. Onze atelier van weleer leeft nog voort in een straatnaam. Atelier betekent letterlijk eigenlijk: plaats, waar men in het gareel loopt... maar daarom zijn we in Tilburg toch niet aan onze atelier gekomen. Had in Tilburg dit woord een wel zeer specifieke - vooral tot de Centrale Werkplaats beperkte betekenis - een meer algemene betekenis was ook werkplaats, hoewel men toch niet iedere werkplaats als atelier kan betitelen.
- Anoniem; Tilburgs folklore; n Kaoi rikkemedaosie, Nieuwe Tilbugsche
Courant 1959-11-19 - Buur Jaonus ha okkal zo dikkels gezee, k Zallet is
vur oe probeere op den atteljeej, (...) 's-Maondags smerrigis stapte
Nillus mee hart en ziel, Naor den atteljee, mee kruik en unne nuuwe
blauwe kiel. - Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006- Die rotmoffen waren de werkplaots van de Nederlandse Spoorwegen aon et opblaozen, den ateljéé hiete dè bij ons. - Karel de Beer; Tilburgs Bijnamenboek, 2000 - den atteljeej - Centrale Werkplaats van de NS - WBD III.3.1:213 - atelier, werkwinkel, werkplaats atelier; uit Frans atelier - werkplaats - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 atelier - Hij werkt in Tilburg op den atelier (van de N.S.) - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - atelier ateljé werkhuis; op nen ateljé werken. Met den ateljé bedoelt men te Leuven de werkhuizen van Dyle et Bacalan.
avelot
mogelijk ook uitgesproken als avvelòt
avvegaosie zelfstandig naamwoord drukte; afgeleid van navigatie - Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 t was er n hil navegaosie - drukte
avvekaot zelfstandig naamwoord advocaat (beroep); ook de drank maar in dat geval meestal in de verkleinde vorm: ►avvekòtje - Kees & Bart; krantenrubriek In Tilburgsche Post, 1922-193? - avvekaot - Kubke Kladder (pseudoniem van Pierre van Beek); t klokhuis van Brabant; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1929-10-23 -...dè valt dur ginneneene avekaot weg te redeneeren. - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-05-29 - Die schiet er in as unne avvekaot in de hel - iets gaat heel makkelijk; advocaten komen uiterst gemakkelijk in de hel - Pierre van Beek; Dialect en spreekwijzen; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1959-01-10 - De timmerman zei: Die spijker schiet in de plank als n advokaat in de hel. - Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 57 12 27 - Ons opoe moet n avvekaotje... - Noord en Zuid; jaargang 2, 1879 avvekaat - ...redeneert as n avvekaat in een kakstoel - zijne redeneeringen beteekenen niet veel... - Noord en Zuid; Diverse Meijerrijse woorden; jaargang 10, 1887 - Zoo spreken de Meierijers en schrijven ook van (...) avverkaat... - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 avvekoot - advokaat - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - advocaat - aveku:t; de gekende likeur; verkleinwoord aveköke - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 a(d)vocaat - iemand die goed ter taal is: t Is nen avocaat - hij kan goed spreken (vergelijk klappen gelijk nen avocaat); ook: avekaat (korte a in eerste lettergreep)
avvekòtje zelfstandig naamwoord, verkleinvorm: glaasje advokaat - Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - et vrouwvolk deej der èège te goed òn de boerejongens of lepelden un advocaotje nòr binnen. - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - avvekòtje, advekòtje - glaasje advocaat
avvenant bijwoord voorkomend; uit Frans (à l)avenant (dien)overeenkomstig, in overeenstemming met - Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - hij ziet er avenant uit voorkomend - Henk van Rijen, Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 avvenaant voorkomend, betrouwbaar
avvendaans - via Frans abondance uit Latijn abundantia ►abbendaans, avvezaans
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
bij het rikken: dertien slagen avventoe bijwoord nu en dan, af en toe - Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Avventoe gaot ie nòg nòr et Park. - Nu en dan gaat hij nog naar het Wilhelminapark.
avvertènsie zelfstandig naamwoord advertentie - Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 70 01 14 - Kèèk alle avvertensies deur...
avveteere werkwoord adverteren, te koop lopen met - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - avvetêere doe verkoope - de gelegenheid maakt de dief
avvezaans bijwoord voortgang, vooruitgang uit Latijns abundantia ►abbendaans - Cees Robben; Prent van de Week, datum onbekend, ook in bundel Robben en Rooms En dan bidden we nog une rôôozenkraans. En des goed vur den avvezaans.... - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - hij mòkt avvezaans - hij gaat vooruit - A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - avancatie, vooruitgang, voortgang; door zit niks geen avvecóosie in (...in het werk) - Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 abondance - overvloed: iets in abondance hebben - i:t in abondansen éme - J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect, 1899 abondansie (uitspraak abbendanse); in abbendanse - in overvloed
avveseere werkwoord, zwak opschieten, voortmaken, zich haasten, avanceren; uit het Frans avancer uitspraak in gebruik naast 'affeseere' - Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 62 11 02 - De règen striemt in oew gezicht / De wènd trekt aon oew kleren / De meensen willen gaauw naor huis / Kèk ze mar avveseren. - Marijke van Moll; schriftelijke mededeling 2021 - Mijn moeder gebruikte dit woord altijd in de betekenis vooruit, voortgaan, opschieten. Voor zover ik weet werd het woord in West-Brabant (Bergen op Zoom, Roosendaal, Breda) in die betekenis gebruikt. - Ad van den Boom; De wèèvers van Tilburg, circa 2005 - Smèèregus vruug al avveseere - A. Weijnen; Etymologisch dialectwoordenboek, 1995 - affeseere, avveseere - voortmaken (Noord-Brabant) ► affeseere en volgende lemma's
awir bijwoord alweer - Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 23 maart 1945-03-23 - dan komder awwir - Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - zitte awir te èntele - zit je alweer te vervelen
azèèn zelfstandig naamwoord azijn - Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1966-04-01 - azèèn en gal...
azzoe samentrekking als ze je --> asse oe --> azzoe
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||