|

|
| INHOUD
WTT |
| HOME |
|
De
start van het Woordenboek van de
Tilburgse Taal werd in 2013 mede mogelijk gemaakt
door |
|

|
Het Tilburgs Alfabet (Van aajkes tòt
zaandkèùl) werd geschreven door Jace van de Ven.
Klik hier voor de letters die niet tot de
officiële spelling behoren:

De letter A
is voor het laatst aangepast en
aangevuld op 7 september 2023. De redactie is nog niet voltooid.
|
|
|
WTT

Redactie: Ed Schilders, Hans Hessels
Gebaseerd op de verzameling Tiburgse
dialectwoorden van
Wil Sterenborg
Van
aachste
tot azzoe

|
|
aachste
achtste
telwoord
- Willems; Dialectenquête, 1887 - aachste
-
Dirk
Boutkan & Maarten Gosling Kossmann; Het stadsdialekt van Tilburg,
1996
aachste - aacht+st wordt aachste, achste
aacht
acht
telwoord
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - Zèède göllie meej aachte? - Zijn jullie met
z'n achten?
- Willems; Dialectenquête, 1887 aacht
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1968-04-05 - aacht vorse bukkeme
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 159, 04-09-1972
- Tot de oud-Tilburgse exclamaties, die men echter nog
maar zelden te horen krijgt, behoort: "Jao zeuve (zeven), zeuve, mee
de Maai (Mei) aacht!" Ze betekent: Ja, dat geloof ik wel, je kunt me
nog meer vertellen! Of: Ben je bedonderd!
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 137, 18-11-1971
- Een ongelovige Thomas reageerde op dit verhaal met: "Zeuven,
zeuven en mee de maai (mei) aacht!" Dat betekent zoveel als: "Je
kunt me nog meer vertellen" of ook wel - en dan hebben we dan weer
met eigen idioom te maken! - "kletskoek op een houtje!"
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - As
aawhoere troef is, kunde gij gerust aacht slaoge bieje...
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Oome Teun op
collecte, aflevering 3; Nieuwe Tilbugsche Courant 1939-08-12 1939-08-26 - Al pekaantekes
aacht-en-taagentig ben ik!
aachter
achter
1. voorzetsel
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - Himmòl aachter zaat de vurzitter aachter de
tòffel.
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1958-01-18 - ...aachter t
scheurmikske...
- Stadsnieuws, 2008-06-29 - Ik gao vanaovend es vruug aachter de
gebraajde broek van ons Kee!
2. bijwoord
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - ok de vurzitter stond eraachter - ook de
voorzitter stond erachter
3. bijvoeglijk gebruikt
- WBD - aachterste ketier links/rèèchs linker-/rechter
achterkwartier van de koeie-uier
aachteraaf
achteraf
bijwoord
1. bijwoord van tijd
- Pierre van Beek Tilburgse Taalplastiek 164, Nieuwsblad van
het Zuiden, 28-11-1972 -
Aachteraaf kaokelen de kiepen, zei de wat geïrriteerde
kaartspeler, die zich na het spel door zijn maat voorgerekend zag
hoe hij eigenlijk had behoren te spelen. Hij bedoelde dat het
gemakkelijk praten is, wanneer men de gang van zaken kent.
- Piet Heerkens svd; De Zaaier; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1941 - Anneke wies ok nie goed
wè ze zeggen zou; ze begreep aachteraaf ok nie waorom ze hum dieën
brief te lezen ha gegeven en kreeg er een kleur van - wè heur mar
zelden overkwaam en wè ze bizunder goed stond...
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 - Hij
schènt aachteraaf toch nog geld zat te hebben gehad. Dè kwamen zen
kender nao zenne dôod pas te weten.
-
Lechim, pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier, 14
oktober 1960 -En fietser, 't geldt ok veur jou/ Ge moet oew haand
uitsteken/ Want agge dè 'ne keer vergit/ Wordt 'r aachteraaf
gekweken.
-
Lechim,
pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier, 16 juli 1981
- Daor hee'ze aachteraaf gin spèt van / Ze gnuift nog om de tèd van
toen/ En denkt zuchtend in d'r ège / 'k Zò't èere nog es ooverdoen.
-
Lechim,
pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier, 30 december
1958 - Agge 't aauw jaor goed bekekt / Hemme nie veul gedaon / Waor
we zò aachteraaf bezien / Nog gróóts op kunne gaon.
-
Lechim,
pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier, 5 mei 1967 -
Mee alles wegge lang verwocht/ Vuulde oe aachteraaf bekocht.
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek,
1998 - Aachteraaf kun de dè makkelek zègge, want hè wont nogal
aachteraaf.
2. bijwoord van plaats
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - Deez,
dè zo mar aachteraaf gaon ligge vrije, hasse toch hillemaol nie
aachter die twee gezocht.
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1959-09-12 - Wè aachteraaf...
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - ...hè wont nogal
aachteraaf.
aachteraon
achteraan
bijwoord
- H. & M. Mandos; Brabantse spreekwoorden, 2003 - Achteraan komen as
de kloten van de armelui. Geciteerd uit Nicolaas Daamen, Handschrift
Tilburgs Dialect (1916).
aachterbekaare,
aachtermekaare
bijwoord
achter elkaar, meteen
- Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-04-20 "Wildet
aachtebekaare af maoke? vroeg ie (de politie-agent) toen.
- Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-05-18 -
dan
moette die aachterbekare uit d'r baontje worre geschupt
- Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-05-18 -
Aachterbekare de naome van die gruunteboere in de kraant en d'r zaok
overdoen aon 'n aander!
-
Paul
Spapens e.a.; Goedgetòld, diksjenèèr van de Tilburgse taol, 2004 -
Nor bèd zèkkoe, èn aachterbekaaren ôok!
aachterdeur
zelfstandig naamwoord
achterdeur
- Henk
van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - lap èn leur komt aachter
deur, dur de aachterdeur - het gewone volk komt achterom
aachterdeur
bijwoord
binnendoor, binnenweggetjes nemen, smokkelen van tabak in de
oorlogsjaren
- Interview Jolen, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2013 - Jè, toen
waaren er wèl siegaare (
in den ollòg) mar dè is allemòl
aachterdeur, hè
Inlandse siegaare ok jè, van inlandse tebak mar dè
was niks
- Interview Jolen, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2013 - As we
gèère nòr et vliege ginge kèèke, ginge we nòr Giels
aachterdeur
waarder zôo!
►
KLIK HIER om naar de pagina met de audiobestanden van dit interview
te gaan
aachtere
bijwoord
- WBD III.1.1. aachtere - naar de WC gaan, naar achteren moeten
aachterènd
achtereind
zelfstandig naamwoord
- WBD - achterènd, aachterènd (achter)einde van de ketting
aachterèùt
bijwoord
achteruit
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - alleej vurt,
aachterööt - toe, ga achteruit
- Theo de Wijs, correspondentie met Cees Robben, 1968-03-20 - Ge zèt
n aachteruit gezet menneke, ik zal jou wellus goed bestruive
(verwennen)!
- Frans Hessels (1931-2006); uitspraken opgetekend door zoon Hans
Hessels, 2020
- Als het een tijdje duurt eer je na omzwervingen op de plaats van
bestemming raakt: - Et stikt zen gat wèèd aachterèùt!
aachterhaand
zelfstandig naamwoord
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - óp de aachterhaand zitte - de laatste
speelbeurt hebben (bijvoorbeeld bij kaartspel)
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - op daachterhand
zitte - de laatste speelbeurt hebben
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - achterhand - op de achterhand zitten; bij
kaartspelers - de laatste (kaart) moeten spelen
aachterheene
bijwoord
achterna, achteraan
- Stadsnieuws, 2008-10-26 - Ik ging der sebiet aachterheene, mar hij
pèèrde dertussenèùt...
aachterhèùs
zelfstandig naamwoord
- WBD - bijkeuken (op de boerderij); ook moos, goot of washèùs
genoemd.
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - achterhuis - huis dat niet tegen de straat gebouwd
is, maar achter de huizen der straat

Schilderij: Th. Gèricault; 19e eeuw
aachterkaant
zelfstandig naamwoord
achterkant, achterzijde
- Hein Quinten; Tilburgse spreuken, circa 1990 - Vêêrrufde alleen
dun aagterkaant of paktut gelêêk ?
- WBD - achterste deel van het paard, ook genoemd krös of broek
aachterlek
bijvoeglijk naamwoord
achterlijk, ouderwets
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg - Et ha ammòl
hil aanders kunne lôope as we nie van die aachterleke aawelui han
gehad.
aachtermekaare, aachterbekaare
bijwoord
direct, meteen, op stel en sprong, achter elkaar
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - Zègt dèttie aachtermekaare komt. - Zeg hem
dat hij meteen moet komen.
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1969-12-19 - En doeget mar
aachtermekaar dan heddet zôô vurmekaare..
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek,
1998 - wènne kaojen hond; hij bèt aachterbekaare
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 -
aachterbekaare, aachtermekaare - meteen, onmiddellijk
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - Ik
staak aachtermekaar menne vinger op.
- Frans Hessels (1931-2006); uitspraken opgetekend door zoon Hans
Hessels, 2020
- Als je vraagt wat een bepaald iemand doet (voor de kost...): -
Niks, èn dan hil lang aachter mekaar!
►Volledige bron:
KLIK HIER
- Jan Naaijkens, Dès Biks, 1992 - aachtermekaar - achter elkaar,
meteen
aachtermiddag
zelfstandig naamwoord
namiddag, achtermiddag, het einde van de middag
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Kareltje Vinken;
Nieuwe Tilbugsche Courant, 1940-04-13 1940-08-24 - Op nen aachtermiddag zaag Kareltje
vanuit den tuin n paor lange beenen langs de heg stappe...
aachternaom
zelfstandig naamwoord
achternaam, familienaam
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - Hoe hiet ie meej zenen aachternaom?
- WTT; 2011 - de vraag naar de achternaam van ene persoon wordt
meestal gesteld als: van aachtere, bijvoorbeeld: hoe hiet ie van
aachtere?
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - achternaam - familienaam, geslachtsnaam
aachterom
bijwoord, zelfstandig naamwoord
achterom, door de achterdeur
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - As we jou tóch nie han, èn de vurste deur
nie, dan moesse we aaltij aachterom!
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - aachterom ist kèr(re)mes - laat de bewoners
niet onnodig naar de voordeur komen; ga gerust achterom.
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek nr. 53, 14-05-1966 -
Normaal was het destijds bij de gewone man "achterom kermis". Vóór
was het nogal eens "ketting op de deur", vooral bij de boeren. Men
kon dan tenminste niet ineens met de deur in huis vallen.
- Jan Naaijkens, Dès Biks, 1992 - aachterom - aachterom is t
kèrmis, achteringang; ook aachterum
- WNT - als zelfstandig naamwoord; dat gedeelte aan de achterzijde
van een boerenstolp, waar des winters het jonge vee gestald wordt;
soms als straatnaam
aachteroover
achterover
bijwoord
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - stommen
aachteroover - dom iemand
aachterop
bijwoord
achterop; vaak naast een werkwoord dat beweging uitdrukt en dan
bedoeld als van achteren, aan de achterkant
- Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-02-09 - Affèn...
daor kaampe n stel engelsche waoges heur aachterop gereeje
aachterötboere
werkwoord, zwak
achteruitboeren, (langzaam) achteruitgaan (in zaken)
aachterötboere - boerde(n) aachterèùt - aachterötgeboerd
- Stadsnieuws, 2007-08-08 - Vanaf dè hullieje paa öt de zaok is
gegaon, heetie alleen mar aachterötgeboerd.
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - achteruitboeren - achteruitgaan in stoffelijken zin
- WNT - achteruitboeren - eigenlijk: als boer slechte zaken doen;
bij uitbreiding: in t algemeen achteruitgaan in stoffelijke
welvaart
aachterötlôope
werkwoord, sterk
achteruitlopen
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 55, Nieuwsblad
van het Zuiden
11-05-1968
-
"Die zaak loopt achteruit as 'n pèrd (paard) trekt" betekent, dat
een zaak zienderogen achteruitloopt.
- WBD III.1.2:159 - achteruitlopen - achteruitgaan
aachterste
achterste
1.bijvoeglijk naamwoord
achterdeur
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - de aachterste deur - de achterdeur
- WBD - achterste wendakker; de het verst van de ingang af gelegen
keerstrook voor de ploeg (in Hasselt)
- WBD II:952 aachterste; achterste dwarsbalk van een
handweefgetouw
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936) achterste - hij stond den
achterste/het achterste; het paard stond op zijn achterste pooten
2. zelfstandig naamwoord
achterwerk, billen
- Nicolaas Daamen, Handschrift Tilburgs Dialect,1916 - aachterste -
ik sloeg em vur znen aachterste
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek eerste serie, aflevering
2, Nieuwsblad van het Zuiden 18-02-1950 -
"Zô kwaod (kwaad) as 't aachterste end van den duvel" is een ietwat
lange superlatief voor "kwaad"
- WBD III.1.1. - achterwerk achterste (verspreid in Tilburg)
- WBD III.1.1. - bil, dij achterste (Tilburg)
- WNT achterste - de achterste deelen van het lichaam in de
nabijheid van den aars; alleen in gemeenzamen stijl
aachterstèl
zelfstandig naamwoord
achterstel
- WBD - koej meej goej aachterstèl - koe met mooie billen, ook
genoemd: vierkaante, schoon gedraajde, meej goej/ mooje bille
aachtersteveure, aachterstevurre
bijwoord
achterstevoren
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aachtersteveure
verkeerd om, achterstevoren
- WBD - et kalf zit aachtersteveure of gedraajd - het kalf zit
met de kop naar achter, dus verkeerd (vóór de geboorte)
- WBD III.4.4:309 - ten achterstevoren - averechts, verkeerd

Cees Robben, Prent van de week,
1975-05-30
aachterwèèrk
zelfstandig naamwoord
het achter zijn, achter lopen met het werk, achterwerk van de mens,
1. achterstand in werkzaamheden
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - in oew aachterwèèrk zèèn - achter zijn met
werk
- Theo de Wijs, correspondentie met Cees Robben, 1967-07-09 -
Eigenluk hekkut vuls te druk, ik zit flink in mn aachterwerk!
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1975-05-30 - Zeg mar tege jöllie
moeder det nie geleege komt vur de koffie omdak te wèèd in mn
achterwèèrik zèè...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1967-11-17 - Ze zitte daor mee dr
allemolle flink in dr aachterweèrek...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1987-09-11 - Ge zit wir in oe
aachterwèèrik...
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - achterwerk - in zijn achterwerk zijn; met iets ten
achtere zijn
2. achterwerk, kont, achterste
- Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-04-06 - Wel, die
keek veul valsch nor dè jaogertje en toen zeet-ie: Wè sudde gij dan
doen azzoe aachterwèrk in braand stint!?
- WBD III.1.1. achterwerk - achterwerk
- WBD III.1.1. bil c.q. dij achterwerk
- WNT achterwerk - figuurlijke opvatting: schertsende benaming
voor het lichaamsdeel dat veelal het achterste genoemd wordt
►Ed Schilders over
aachterwèèrk
en andere namen voor het achterwerk
aachtien
achttien
telwoord
- Willems; Dialectenquête, 1887 - aachtien
aachting
zelfstandig naamwoord
achting
aachtkaanteg, aachtkaantege
bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord
achtkantig; in de zin van onbeholpen, grof, lomp, als zelstandig
naamwoord: iemand die die indruk maakt
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aachtkaantege -
grof en onbehouwen iemand
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 -
aachtkaanteg - onbeholpen, onbehouwen, lomp
- Stadsnieuws, 2009-09 - Dès naa ècht enen aachkaantegen boer.
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - achtkantig achtvlakkig;
ook in de uitdrukking nen achtkantigen boer - lompe, onbeschofte
persoon; in Nederlands achtkante boer
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 vierkantige - iemand met plompe manieren; ne
vierkantigen boer
- achtkantig - lomp, plomp van manieren, dom van voorkomen
aachtuuremis, aachtuursemis
zelfstandig naamwoord
H. Mis van acht uur 's morgens
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg - Op dieje
zondag, den irste februari 1953, waar ik meej ons Thea nòr de
aachtuurse mis gewist.
- J.
Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 - achturemis - Mis die ten 8 uren begint.
Aadam
eigennaam; de oudtestamentische figuur Adam
- H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol; De Brabantse Spreekwoorden, 2003
- Witte wa Adam docht toen hij veur 't eerst zat te poepen? Hij
docht da hij een stert kreeg. Weet je wat Adam dacht toen hij voor
het eerst zat te poepen? Hij dacht dat hij een staart kreeg. Reactie
als iemand zegt: ïk docht .... Opgetekend in Tilburg 1955.
- WBD III.1.4:345 adammen - zwoegen
aadel
zelfstandig naamwoord
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - meense van
aadel hèbbe gin voor in der kont
aaf
bijwoord
af, van
1. af
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - den grotsten hits
is ur naa wèl aaf - hij is nu wel bekoeld
- Willems; Dialectenquête, 1887 - aafkèèke - afkijken
2. van
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); n Staandbild in
Baozel; Nieuwe Tilbugsche Courant 1939-05-20 - 1939-06-17 - Dè bericht sloeg in as nen
bom! Baozel wier dr stil aaf!
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); De nuuwe kapelaon
van Baozel, aflevering 12; Nieuwe Tilbugsche Courant 1938-12-17 - Daor zeg ik niks aaf!
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Den Sik van
Baozel; Nieuwe Tilbugsche Courant 1939-02-25 1939-04-18 - Hij wier dr wit aaf!
- H.A. Sterneberg s.j.; Een Busselke Braobaansch; Vurreej, 1932 - Wa
zodde daoraaf zeggen ?
- A.A. Weijnen; Onderzoek dialectgrenzen in Noord-Brabant, 1937 - Op
kaart 77 (van/af) valt Tilburg juist in het af/aaf-gebied; even
zuidelijk heeft van de overhand.
3. eraf, vanaf, er vanaf
- Dirk
Boutkan & Maarten Gosling Kossmann; Het stadsdialekt van Tilburg,
1996 -
aaf/af;
afblèève, blèèft er aaf
-
Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - ge wit ur niks aaf -
je weet er niets van
aaftermiddaag
zelfstandig naamwoord
achtermiddag, namiddag
- J.M. Van der Donck; Van de Schelde tot de Weichsel, 1882 - vruug
op den aaftermiddaag op weg nor 't durp
aaftrappe
werkwoord, zwak
aftrappen, te voet op pad gaan, weg gaan
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1957-09-21 - Ze trappen t aaf...
[gezegd van een harmonie die gaat dauwtrappen naar Den Bosch]
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1960-01-16 - Gao toch gaa.. en
trappet aaf...
aaftrèkke
werkwoord, sterk
weggaan, verder gaan, vertrekken
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1957-12-07 - En dan trekt ie
[Sinterklaas] aaf... [namelijk op 6 december, als hij teruggaat naar
Spanje]
aai ►aaj

Schilderij van Diego Rodriguez: 'Oude vrouw pocheert eieren'
(detail)
aaj
►
aajke
►
aajer
zelfstandig naamwoord; zowel enkel- als meervoud (naast aajer)
ei, eieren, verkleinwoord aajke
Luister
naar Tony Ansems: 'Kan'k 'n
aaj
hèbbe op menen botteram'
1. ei
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - Hoe is oew aaj? - Hoe is je ei (zacht
genoeg)?
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1981-09-02 - En vandaog wil ik
slaoi mee juin meejaai meejèèrepel...
- Piet van Beers; Spoeje doemmeniemer; Op dieet, 2009 - Den êenen
dag ' n maoger lèpke./Den aanderen dag 'n harde aaj. (vrouwelijk
gebruikt)
- Interview Van den Aker, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 Èn
wie was dè ok wir die aatij bij De Kluit èn zôo ooveral kwaam meej
zen aajer èn zen viskörref. Hoe hiet die ok wir?
►
Klik hier om dit bestand te beluisteren
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - ...zó
gezien as en vèùl aaj
- Tony Ansems; Kank un aai hebbe op mijnen botterham; cd
Gatvermiedenhoet, 2010
Kan'k un aai hebbe op mijnen botterham?
Det he'k liever dan kaas
Of tongeworst of jem
Och wilde gij vur mijn un kiepeaaj gon kope
Want ik ka nut waoter
Ut mijn bakkes vuule lope...
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek nr. 116, Nieuwsblad van
het Zuiden 1971-01-05 -
"Ik wou dat ik een aai (ei) was, dan kon ik ook geleej (gelegd)
worden". Dit wordt gezegd door iemand, die moe is en lust heeft om
te gaan liggen rusten. De geestigheid schuilt in de "verwarring" van
de werkwoorden "leggen" en "liggen". Ons dialect biedt daar de
ruimte voor. "De kiep leej 'n aai" (de kip legt een ei) en wie op
bed ligt, "leej te bed". Beide gevallen onvoltooid tegenwoordige
tijd en zelfde woordvorm. Het verleden deelwoord is in beide
gevallen ook "geleej". In het Algemeen Beschaafd Nederlands gaat de
aardigheid niet op, want dan krijgen we met respectievelijk "legt"
en "ligt" te maken. Voor de verleden deelwoorden hebben we daar:
"gelegd" en "gelegen".
- Zegsman J. Sicking, in H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol; De
Brabantse Spreekwoorden, 2003 - met een legei zitten - bedrogen
uitkomen. Opgetekend Tilburg 1970.
- Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs Dialect (1916) geciteerd in
H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol; De Brabantse Spreekwoorden, 2003 -
Ge mot et zuipen om een ei niet bederven. Je moet het zuipen om een
ei niet bederven. Waarschuwing tegen verkeerde zuinigheid. (Zuipen
was vroeger een mengsel van brandewijn, eieren, melk enz. Dit werd
tot een half jaar na de geboorte van een kind aan mannen en vrouwen
als traktatie gegeven.)

Godfried Schalcken - Vrouw die een ei
tegen het licht houdt om te zien of het bevrucht dan wel bebroed is.
2. eitje
- Van Delft; Van Vroeger Dagen, aflevering 110; Nieuwe Tilbugsche
Courant, 1929-04-20 -
Als wij des zomers vogeltjes gaan zoeken dan gaon we veugeltjes
zuuken en we vinden veugeltjes op aijkens en mee naokte jong van
bremkwetjes, piedieven, kweiken, schrijvers, kakeluutjes,
blaauwkupkes, merkoven, koolmees, enzovoorts
- Van Delft; Van Vroeger Dagen, aflevering 111; Nieuwe Tilbugsche
Courant, 1929-04-27 -
Hij heeft er ook een eike bijgeslagen... - Hij heeft er zich ook mee
gemoeid; Hij heet er t zijne bijgedaon.
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Oome Teun op
collecte; Nieuwe Tilbugsche Courant 1939-08-12 - 1939-08-26 - Ge waart in et kiepenhok
gekropen en ge had er aaikes uit de nist gehaold...
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Boere-Profeet;
Nieuwe Tilbugsche Courant
1939-07-01 1939-07-29 - Een verstaandige kiep kaokelt pas as 't
aaike geleed is!
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1954-04-17 - Bij unne Paose paast
n aaike.
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1956-04-28 - Tiest Vermeeren haoj
n kiepke... / En die preutse pik-madam/ Leej n aaike... en t woog
zuiver.../ Honderd-vijf-en-sistig gram...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1971-05-22 - Ze wordt gevierd as
n vuil aaike...; ze wordt goed verzorgd
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1984-06-15 - Lust ons piskouske n
koppel aaikes van de tiet-tiet-tiet...
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - en goej
meens, mar ze moes en aajke lusse van en zwart kiepke - heel traag
mens
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - aajke öt
de fles - advocaatje
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek 157; Nieuwe Tilbugsche
Courant, 1972-06-22 Ze
is bang, dat ze haar eitjes verloren legt, werd er gezegd van een
suikertantetje, dat maar niet tot een beslissing kon komen hoe zij
haar nalatenschap onder de neefjes en nichtjes zou verdelen en
voortdurend gekweld door de vrees, dat er wel eens centjes op de
verkeerde plaats terecht zouden komen. Ook een loslopende kip legt
haar ei wel eens verloren", namelijk op een plaats, waar de boerin
in het algemeen niet pleegt te komen om eieren te rapen. Wordt zon
ei toevallig later ontdekt dan bestaat de kans, dat het bedorven is
doordat het op de verkeerde plaats lag.
- Pierre van Beek; Onze folklore, aflevering 4; Nieuwe Tilbugsche
Courant, 1959-03-19 - Ik
heb nog een eike met hem te pellen; of: een appeltje met hem te
schillen - Ik moet hem nog eens ernstig over iets onder handen
nemen; ik wil hem eens flink de waarheid zeggen.
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 157, Nieuwsblad
van het Zuiden
22-06-1972
-
"Ze is bang, dat ze haar eitjes verloren legt", werd er gezegd van
een suikertantetje, dat maar niet tot een beslissing kon komen hoe
zij haar nalatenschap onder de neefjes en nichtjes zou verdelen en
voortdurend gekweld door de vrees, dat er wel eens centjes op de
verkeerde plaats terecht zouden komen. Ook een loslopende kip legt
haar ei wel eens "verloren", nl. op een plaats, waar de boerin in
het algemeen niet pleegt te komen om eieren te rapen. Wordt zo'n ei
toevallig later ontdekt dan bestaat de kans, dat het bedorven is
doordat het op de verkeerde plaats lag.
- H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol; De Brabantse Spreekwoorden, 2003
- Er z'n eike ook bij slaon. Zijn ei er ook bij slaan. Er zich ook
mee bemoeien. (Een extra ei bij het beslag doen.) Opgetekend in
Tilburg 1986.
- Zegsman A. Knegtel, geciteerd in H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol;
De Brabantse Spreekwoorden, 2003 - n eitje mee in t korfje
leggen, ook een eitje in het korfje leggen - medezeggenschap hebben

Sticker van de Tilburgse
carnavalsvereniging 'D'n Scharrelaajkes', 2019. 'Scharrelaajke' is
onzijdig en zou eigenlijk in het meervoud het lidwoord 'de' moeten
hebben, niet 'd'n'.
Uitdrukking - Èrges aajkes onder lègge
overdreven ter wille zijn, verwennen
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1968-06-28 - Mister, ge mot er op
tèèd wè aaikes onder lègge...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1966-03-04 - Ik moet er af en toe
welles n aaike onder legge...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1965-04-30 - Mar as ik op mn
liste beenen liep, Merie.. Dan wieren dr bij men aaikes onder
geleej...
- Theo de Wijs, correspondentie met Cees Robben, 1966-02-24 - Ik
maag um gère, ge mot er zo af en toe ns n aaike onderlegge, dan
komt ie wel op gang!
- Tony Ansems; Toon; cd Tilburgse Liekes American Style, 2008 - Hoe
wieste wégge moest zegge/ Hoeger aaikes onder moest legge...
- Frans Hessels (1931-2006); uitspraken opgetekend door zoon Hans
Hessels, 2020
- Tegen een ouder van een kind dat flink
verwend wordt: - Ge moet er ammel gin aajkes onder lègge!
►Volledige bron:
KLIK HIER
3. eieren
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1954-04-17 - Komdom daaier zuute
kiendjes..?
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1967-03-24 - Hardlèèvig (...) van
al die harde aaier...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1959-03-28 (Ge) komt bij men
meej oew aaier nao de Paose..! [Je komt met je eieren na Pasen, dus:
je komt te laat.]
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek, eerste serie aflevering
7, Nieuwe Tilbugsche Courant 1950-03-18 - Wie zich hoort toevoegen, dat hij inzit over
ongeleed aaier (eieren), kan er van overtuigd zijn, dat men van
oordeel is, dat hij zich bezorgd maakt over zaken, die daartoe geen
aanleiding geven. Bang zijn zich aan koud water te branden, zoals
het beschaafd Nederlands kent, vertoont hiermede dus veel
overeenkomst.
- Pierre van Beek - Tilburgse Taalplastiek, aflevering 172;
Nieuwsblad van het Zuiden
12-07-1973 - Een bepaalde manipulatie wilde niet vlotten. Het ging
allemaal even moeilijk. Dit ontlokte een Tilburger de opmerking: "'t
Zijn geen aaier (eieren) al rollen ze". Uit dezelfde mond noteerden
wij: "'t Is geen spek al buigt het". De uitdrukking werd gebezigd
toen twee jongens voor plezier aan het worstelen waren. Het lijkt
ons, dat ze ook in meer algemene zin gebruikt kan worden, waarin de
betekenis dan overeen moet komen met die van de rollende eieren.
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek, aflevering 120,
Nieuwsblad van het Zuiden
1971-02-20 Twaalf eieren en dertien kuikens! Dat betekent: een
buitenkansje of een meevaller. Wie zal dat betwisten!
- H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol; De Brabantse Spreekwoorden, 2003
- et van eier maken - het bont maken (opgetekend in Tilburg 1987).
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); De nuuwe kapelaon
van Baozel, aflevering 11; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1938-12-10 - ...as ge aaier in oew
zakken hebt, dan springen er over 'n uur allemaol jonge kiepkes uit.
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Oome Teun als
opvoeder; Nieuwe Tilbugsche Courant 1940-03-02 - 1940-04-06 - Mar, wè doede gij, slurpte
gij de aaier uit, menneke?
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941;
CuBra - Naa is t wel beroerd demme (in de oorlog) nie zoveul aaikes
kunne ete as me willen...
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier,
80 04 03 - Mee Paose eet ik harde aaier / Dès lekker, daor geniet ik
van / Behalve 'n paor daoge laoter / Ak' nie mir naor de plee toe
kan.
- Theo de Wijs, correspondentie met Cees Robben, 1973-04-09 Zèn
deez aaier vers? Vers? Ze hadden eigenlijk merrege pas geleej
motten worren!
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 - Naa
waren onze kiepe van de leg en ons moeder mar gillen: Naa hebben we
gin aaier meej Paosen.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - De
aajer waare wir zô goeiekôop degger gin kiepe vur kost haawe.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - Zôo
hen we un paosaaieractie gehaawe, meej wel virtig man zèn wij in
Tilburg langs de deur gegaon om sèùkergoedaaier òn de man te brenge.
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - komdom daajer? -
kom je om de eieren?
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aajer òf jong -
kiezen of delen
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - wèl aajer
eete, ók al hèdde gin kiepe; een buitenechtelijke of losse relatie
onderhouden met een vrouw
- Piet van Beers; Spoeje doemmeniemer, 2009; Den haon sprikt -
Gullie wit wèl, biste mèède/ Dèt al gaaw wir Paose wort./ Ik hèb
verlèt nòr grôote aaier./ Klèntjes koom ik nie te kort.
- Piet van Beers; Spoeje doemmeniemer, 2009; Nie sjouwe - Den dòkter
kwaam er òn te paas./ Die zeej: Dè duurt wèl weeke./ Ik ha 'n
flinke kaaw gevat,/ dè hattie zôo bekeeke./ Ik moes èlken dag drie
aajer eete/ meej enne scheut kejak./ En nao n week toen hak n
bakkes/ as enen èèrpelzak./ Ik kan dörrom... sins dieje tèèd/ de
aajer nie mir zien./ Meej de kejak, ist aanders meej.../ Die lus ik
er wèl tien.
- Ed Schilders; Wè zeetie?; Website Brabants Dagblad Tilburg Plus,
2009 - Vruuger noemde ze t mansvòlk ok wèl vèèrrekes. Naa, as dieje
vènt nòr de durskes van plezier ging, ge wit wèl wèk wil zègge, dan
zinne ze dèttie gin kiep hield mar wèl aajer ging eete.
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - meej oew
aajer nò Paose koome - te laat met een attentie aankomen
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - aajer òf
jong.
- Dialectenquête Kernkamp, 1879 - Ze droagt aaier in t mèndje; ze
is zwanger
- A.A. Weijnen; Dialectatlas van Noord-Brabant, 1952 - Ge kunt hier
aajer krèègen óp de mèrt; meej den doojer van en aaj...

Schilderij van Henri-Horace Delaporte

Gerard Dou (detail) - eieren in een
mandje


Willem-Joseph Laquy (ca. 1765) - eieren
in een mandje

aajer maoke
uitdrukking; slechte stoot bij biljarten
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1957-12-21 - Hier maokten ze
aaier...

aajerbluumke, -blumke
zelfstandig naamwoord, verkleinwoord
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 -
aajerblumke - primula (primula veris); eersteling van de lente

Thomé - primula veris
- WTT 2011: sleutelbloem, ook ►'mertuntje'
genoemd
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - aajerbluumkes - primula's
aajerdöpke
zelfstandig naamwoord, verkleinwoord
eierdopje
aajerkoek
zelfstandig naamwoord
Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 eierkoek;
der zèn ok gèèl aajerkoeke

aajerkörf
zelfstandig naamwoord
eiermand
- WBD III.2.1:207 - eierkorf

Jean
Baptiste Siméon Chardin


Edouard
Dambourgez

aajerprèùm
zelfstandig naamwoord
pruim tabak zo groot als een ei
- Piet Heerkens; Dn örgel; Naacht, 1938 - De locht is naa zo wijd
en ruim
en lekker,/ as 'n aaierpruim.
aajerstrèùf
zelfstandig naamwoord
- Informant Ad Vinken; gebroken rauwe eieren, geklopte eieren,
omelet; - hij zaat himmòl onder den aajerstrèùf; luste gij
aajerstrèùf?
- WBD III.2.3:150 - eierstruif, struif - eierkoek
Mustela nivoina
aajerweezeltje
zelfstandig naamwoord
wezeltje
sierwezel - marter (Martes foina), ook genoemd: 'fluwijn',
'steenmarter', 'buisem', 'fret' of 'fretje'
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? aaierwezeltjes
- WBD III.4.2:48 - eierwezel - wezel (Mustela nivalis)
- WBD
III.4.2:54 'sierwezel' - marter (Martes foina), ook genoemd:
'fluwijn', 'steenmarter', 'buisem', 'fret' of 'fretje'. Het
epitheton duidt op de activiteit v.h. dier: eieren roven.
aajketiet
zelfstandig naamwoord
ei (zie aajke); ook aangetroffen voor eigeel
- Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - aai-ke-tiet; moeder kraig k
in aaiketiet?
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Oome Teun op
collecte; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1939-08-12 - 1939-08-26 - Ge waart in et kiepenhok
gekropen en ge had er aaikes uit de nist gehaold en n stuk of tien
hadde r op de deur van de schuur kapot gebutst en uitgesmeerd en
toen kwaamde mee oew haanden en oew kleere vol aaiketiet binneloope
en ge riept dè ge de deur toch zoo schoon geverfd had!
- WBD - aajke-tiet
aajne-tswaaje-hoepsekaaj
Tilburgs Duits
een-twee-hupsakee
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1979-06-01; de prent haakt in op
een bezoek van het Duitse Rode Kruis aan Tilburg.
aalsmèèrges
bijwoord
elke morgen; aal = alle
- H.A. Sterneberg s.j.; Een Busselke Braobaansch; Mn ideaol, 1932 -
Aalsmèrges sukkelt ze naor t raom...
aaltij, aatij
bijwoord
altijd
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - tis aaltij wè - er valt altijd wel iets op
te merken
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941;
CuBra
- Want liefde wordt onder innen schoonen boom aatij t irste en t
gemakste verklaord.
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941;
CuBra - Overal wit ze raod op, alles kent ze, en aatij staosse vur
oe klaor, al is t midden in de naacht
- Pierre van Beek onder pseudoniem Kubke Kladder; Column Uit t
Klokhuis van Brabant, Nieuwe Tilbugsche Courant 1929-1930 - Op de irste plots doe'k dè
zoo omdè'k nie goed aanders kan, want ik zè zoo lomp as 't
aachterste end van 'n vèrreke, heej me onze vadder vruger aaltij
gezeej.
- Piet Heerkens svd; Dn Örgel, 1938 - Want Jan Viool ha aaltij
lol/ en streek mar tierelierelier/ z'n wange stonden peers en bol/
van bier en van plezier!
- Piet van Beers; Woone in n rijkeshèùs, 2004 - Woone in n
rijkeshèùs/ Is nie aaltij ´n genoege/ Munne linksen buurman
barbekjoet/ de rèchtse is de muur ôn ´t voege.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 - Ik
vond wel aaltij dè de fraters gezelliger waren in lesgeven, dan
misters.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 - Bij et
voetballen zakten die pèèpe van die broek aaltij op oew schoen.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 - Ons
moeder droeg aaltij un héél lang klééd tot op der voeten, in bed, as
nachtjapon.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 -
Lomperik dè ge zèèt, wè moet de buurt wel nie denken, gij aaltij
meej oew gevloek en getier.
- Henriëtte Vunderink; k Zal van oe blèèven haawe, 2007 -
Ik hèb toch iets meej Tilbörg
èn dè is gin schaand.
Ik kan er zélf soms ok wèl oover maawe.
Toch zal ik aaltij van der blèèven haawe.
Et is vur mèn:
de schonste stad vant laand.
- Piet van Beers; gepubliceerd op CuBra, 16 december 2002 -
Ik hèb wèl es heure zègge,
dè van unne koejenbist,
de stront tòch wèl 't bist is...
Dès aaltij zôo gewist.
- Piet van Beers; ongedateerd -
We hèbbe aaltij wè te maawe
mar koome èègeluk niks te kort.
Eèn ding moete es goed onthaawe.
Dè is: Dè ´t aaltij mèèrege wordt.
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1972-03-10 - Ik ben naa vèèf en
dartig jaor bij de Reiniging en ik heb nog aaltij munne irste
bissum...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1969-10-17 - Wilde n schutje...
(koffiemelk...) Gif mar unne scheut... Ik ben nog aaltij goed
rôôms...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1985-08-16 - Meense dieter ginne
eene hebbe... hebben t aaltij over aander meense geld...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1960-02-12 - (vraag van een vriend
aan een zieke...) Hoe is ter meej bruur... Nog aaltij deuzig war..
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1979-05-18 - Ze haauwt aaltij
dren pôôt stèèf...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1981-12-18 - Den lompsten boer hee
aaltij de grôôtste èèrepel...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1979-02-02 - Ik heb aaltij goed
gelimmeneerd...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1972-05-19 - De goei gaon aaltij
t irst...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1970-03-29 - Kaoije snevel smaokt
me toch aaltij nog beter dan goei wèèrk...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1969-08-15 - Den spulleman zit bij
ons nog aaltij op t dak...; we zijn al op leeftijd, maar nog
seksueel actief
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-04-03 - Ze zeej aaltij wesse
doe..
- A.A. Weijnen; Dialectatlas van Noord-Brabant, 1952 - hij is aaltij
teegen et regeur
aame
tussenwerpsel
amen; het zij zo
-
Paul
Spapens e.a.; Goedgetòld, diksjenèèr van de Tilburgse taol, 2004
- aamen èn ze kwaamen èn ze aaten alles op - uitdrukking die een
einde aan een gesprek maakt
aamper
bijwoord
amper, nauwelijks
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - aamper
-
Rolf
Janssen; We hebben gezongen en niks gehad, 1984
-
nog mar aamper zistien jaoren
- WNT - amper - ternauwernood, nauwelijks. In Noord-Nederland en
Vlaams-België algemeen gebruikelijk, bij uitbreiding: nauwelijks.
Etymologie - Komt op Germaans gebied alleen in onze taal voor. Zou
dus ontleend kunnen zijn aan Maleis ampir - dicht bij, bijna
aamperaon
bijwoord
amper; sterker dan aamper
-
Lechim,
pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier, 7 februari
1980 - Mar aamperaon twee daoge laoter / Stond ie wir kwèkend vur de
deur...
aamperkes
bijwoord
amper
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1961-06-30 - Gaode zwemme,
Naris... Zwemme... Ik kan nog mar aamperkes dokkele...
aander
1. en aander
- (een) ander, iemand anders; vaak gewoon iemand
-
Rolf
Janssen; We hebben gezongen en niks gehad, 1984
-
praoten oover en aander
- Cees Robben; Prent van de Week, ongedateerd knipsel - Ik gun en
aander ók wèl wè...
2. den aandere
- de andere
- C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal, 1978 - den
aandere - een niet nader genoemd persoon die in het vervolg
geciteerd wordt.
- WTT 2020 - ...zi den aandere!
3. om de anders(t)e, aanderse, aanderst(e)
- om de andere; de ene keer wel, de andere keer niet
- Cees Robben; Prent van de Week, ongedateerd knipsel - om de
aanderste deur
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aanderst - andere
- Dialectenquête Willems, 1887 - oover aanderse dag - om den anderen
dag
- WBD III.4.4:120 - om de andere dag - om de dag; ook om de
anderste dag
4. op en aander
- ergens anders, bij iemand anders
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - op en aander slaope - logeren
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - óp en aander kôope
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1960-01-16 - Ruurt oe tungske op
n aander...
5. de aander
- de volgende dag, week
- Cees Robben; Prent van de Week, ongedateerd knipsel -
saanderendags
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier,
71 10 21 - As 't d'aander week wir woensdag is...
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier,
80 09 04 - D'n dokter kwaam d'n aand'ren dag / En hee'tem is
bekeeke.
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier,
81 06 11 - Marylin Monroe's behaatje / Is in d'aander week te kòòp /
Daor zulle kòòpers zat vur koome / God maag weete hoe'nen hòòp.
- A.P. de Bont; Dialect v. Kempenland, 1958 - den anderen dag - de
eerstkomende, eerstvolgende dag
- Jan
Naaijkens, Dès Biks, 1992 - ander - eerstkomend, elders
aandere
werkwoord, zwak
veranderen
- WBD III.4.4:315 - anderen - veranderen
aanderhalf
telwoord
anderhalf
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aanderhalve meens
èn ene pèèrdekòp - weinig publiek
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, circa 1990
- daor lópt vur aanderhalve cènt; met name met betrekking tot
plebs
aandermans
voornaamwoord
andermans
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - voejer zuuke vur
aandermans gèèt - werken voor een ander
aanders
bijwoord
anders
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - vruuger was et ammòl aanders - vroeger was
alles anders
- Willem van Mook; voorwoord in programmaboekje van de Korvelse
revue Vruuger en naa, 1926 - Waorom n revue? Och t is weer s wè
daanders en weer s wè nuuws.
- Cees Robben; Prent van de Week, ongedateerde aantekeningen - niks
aanders as ...; zoo ist èn nie aanders...; mar wöròm zot ok aanders
gaon...; aanders gaode mar is...; agge me naa nòg nie gelêuft, maok
ik oe wèl wè aanders wèès...
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aanders, aanderst
- anders; vruuger waar ut ammòl aanders
-
Paul
Spapens e.a.; Goedgetòld, diksjenèèr van de Tilburgse taol, 2005
- ...vruuger waar dè wèl aanders!
- Frans Hessels (1931-2006); uitspraken opgetekend door zoon Hans
Hessels, 2020
- Iemand zegt wat hij gaat doen maar het
interesseert je niet bijster: - ge ziet mar èn aanders kèkte mar!
►Volledige bron:
KLIK HIER
- Dialectenquête Kernkamp, 1879 - aanders
- A.A.
Weijnen; Dialectatlas van Noord-Brabant, 1952 - ...ze zòchte niks
aanders as gèld
aangst
zelfstandig naamwoord
angst
- WBD III.1.4:293 - angst - angst
Aante
eigennaam, uit Anna, Antje
Aant (met de e van de tweede naamval)
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1974-03-29 - Ik weet t van
Aante, en die heeget van iemes , die t ôok geheurd heej...
Aantwèrps
bijvoeglijk naamwoord
Antwerps
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel,
1996 - Aantwèrps jaor - drie maanden [zonder nadere toelichting.]
-
H. Mandos, M. Mandos-van de Pol; De Brabantse
Spreekwoorden, 2003, lemma jaar-5 -
Er nie langer werken dan een Antwerps jaar. Het in een betrekking
niet lang uithouden. (Gewoonlijk is het een periode van zes maanden.
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - Aantwèrps jaor -
drie maanden; de Antwerpenaar overdrijft graag...
- Ed Schilders; WTT 2020 - andere, met name Antwerpse bronnen,
houden het op een periode van zes weken. Verklaringen tot nu toe
niet gevonden.
►Anvèrs ►Antwèrpe
aar
tussenwerpsel
- WBD - aar - naar links; commando voor een paard
- WBD - aarom, aarewèch (uitsluitend in Hasselt) - naar links;
bovendien zijn nog in gebruik: hier en hieróm - naar links
- WNT, IX - haar - Een voermanswoord in Overijssel, Gelderland,
Nederlands en Belgisch Limburg, Noord-Brabant en Zeeland;
gebruikelijk om het paard naar links te doen gaan.
- Etymologie; waarschijnlijk slechts klanken; haar/her - herwaarts,
hierheen. Zie ook Taalkundig
Magazijn III:56.

Schilderij (detail) van Pieter Claesz - 17e eeuw
aarbeezie
zelfstandig naamwoord
aardbei
- WNT - aardbezie - Deftige en wetenschappelijke naam der bekende
vrucht van de aardbezieplant, waarvan aardbei de meer gewone en
dagelijksche benaming is.
►èèrbeezie; èèrbeezem

aarbei
zelfstandig naamwoord
aardbei
soms ook als meervoud i.p.v. aarbeije
- Nel Timmermans; De zigeuners kwaame op de Reeshofdèèk; CuBra,
circa 2002 - Die vrouwe schôote metèèn bij ons de moestèùn in waor
aarbei en bôone groeide die ze metêen begonne te plukke.
aas
zelfstandig naamwoord
as, stof
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1960-03-04 - Van aas gemaokt....
De dood die wocht...
aase
zelfstandig naamwoord
as
in oude spelling ook geschreven als aasch, aasche, assche
- Kees en Bart; dialoog in Tilburg Post 1922-193? - daasche
uitkruie [de overblijvende rommel opruimen]
- Kees en Bart; dialoog in Tilburg Post 1922-193? - asschewoensdag
- Cees Robben; Prent van de Week, ongedateerd knipsel - öt de aase
vant verleeje
- Cees Robben; Prent van de Week, Rooms Leven, 26-02-1955 -
asse-kröske
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - ek val tusse twee
stoele(n) èn d'aase - ik kom maar niet verder
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - ek hèb aatij de
aase vur em ötgekroje - het vuile werk voor hem gedaan
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - K-val tusse tweej
stoel èn d-aase - Ik kom maar niet verder; heb geen houvast meer
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - aasse (bij voorkeur in het
meervoud) - tusse tweej stoele deur in d'aasse valle...
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - ass(ch)e en ass(ch)en; wordt altijd gebezigd voor
asch
- A.A. Weijnen; Onderzoek dialectgrenzen in Noord-Brabant, 1937; met
gerekte vocaal bladzijde 106 en kaart 79
- A.P. de Bont; Dialect v. Kempenland, 1958 - asse(n), meervoud
aassen - as
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - asch, ase - .... asch is
verbrand hout
- WBD - askèùl - ashok; bewaarplaats voor as, vaak gelegen onder de
bakoven
- WBD III.3.3:225 - askruisje, assenwoensdag
- WNT - asch; in ouderen vorm assche
- WNT - asch; meervoud asschen - evenals latijn cineres en frans
cendres, niet zelden gebezigd, in collectieven zin zonder eene
eigenlijk meervoudige betekenis, soms zelfs als een enkelvoud
opgevat.
- Statenbijbel II, Petr.2.6 - Ende de steden van Sodoma ende Gomorra
tot asschen verbrandende... (meervoud)
aast
zelfstandig naamwoord
drijfriem van een machine
- Interview Van den Aker, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 -
vruuger jè, toen heetie op de febriek gewèrkt gehad bij van Dooren
èn toen heetie toen òn de aast gehange, zon drèèfriem, heetie òn de
aast gehange. Èn daor heetie toen en paor van die krom bêene van
gekreege. Die waare toen gebrooke èn toen hèbbe zem gezèt gehad èn
die waare vort krom
aat
werkwoordsvorm
at, meervoud aate(n); verleden tijd van eete
eete - aat - gegeete
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - In den ològ aate ze veul èèrpel - In de
oorlog at men veel aardappels.
- Cees Robben; Prent van de Week, ongedateerde aantekeningen -
...dan aat ie öt de haand; ...asse wiese wè ze aate; et kèènd aat
goed...
aatij, aaltij
bijwoord
altijd
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont);
Groot Tilburg, 1941; CuBra - Want liefde wordt onder innen
schoonen boom aatij t irste en t gemakste verklaord.
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941;
CuBra - Overal wit ze raod op, alles kent ze, en aatij staosse vur
oe klaor, al is t midden in de naacht
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Brieven van een
oud-Tilburger, voorwoord, 1976 - Op bladzij 11 daor stao nog n
schoon leuterlied over Kiske znne fietsenbaand, dè heet ie
ok aatij zon schoon lied gevonden en telken keer asser in den orlog
baande geplèkt mosse worre en dè was nogal dikkels dan stond ie dè
lied wir te citeren.
- Pierre van Beek onder pseudoniem Kubke Kladder; Column Uit t
Klokhuis van Brabant, Nieuwe Tilbugsche Courant 1929-1930 - Op de irste plots doe'k dè
zoo omdè'k nie goed aanders kan, want ik zè zoo lomp as 't
aachterste end van 'n vèrreke, heej me onze vadder vruger aaltij
gezeej.
- Piet Heerkens svd; Dn Örgel, 1938 -
Want Jan Viool ha aaltij lol/ en streek mar tierelierelier.../ zn
wange stonden peers en bol/ van bier en van plezier!
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 - Ik
vond wel aaltij dè de fraters gezelliger waren in lesgeven, dan
misters.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van
Jo van Tilborg); Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1,
Tilburg 2006 - Bij et voetballen zakten die pèèpe van die broek
aaltij op oew schoen.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 - Ons
moeder droeg aaltij un héél lang klééd tot op der voeten, in bed, as
nachtjapon.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 -
Lomperik dè ge zèèt, wè moet de buurt wel nie denken, gij aaltij
meej oew gevloek en getier.
- Henriëtte Vunderink, 2007 - Ik hèb toch iets meej Tilbörg/ èn dè
is gin schaand./ Ik kan er zélf soms ok wèl oover maawe./ Toch zal
ik aaltij van der blèèven haawe./ Et is vur mèn:/ de schonste stad
vant laand.
- Piet van Beers; Woone in ´n rijkeshèùs, 2004 - Woone in ´n
rijkeshèùs/ Is nie aaltij ´n genoege./ Munne linksen buurman
barbekjoet,/ de rèchtse is de muur ôn ´t voege.
- Piet van Beers; gepubliceerd op CuBra, 16 december 2002 -
Ik hèb wèl es heure zègge,
dè van unne koejenbist,
de stront tòch wèl 't bist is...
Dès aaltij zôo gewist.
- Piet van Beers; ongedateerd -
We hèbbe aaltij wè te maawe
mar koome èègeluk niks te kort.
Eèn ding moete es goed onthaawe.
Dè is: Dè ´t aaltij mèèrege wordt.
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - tis aatij wè - t
is altijd wat
- Dialectenquête Willems, 1887 - aatij
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - aattij, altijd
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - aatè - altijd; ook altèd
►
Meer citaten met
aatij
aauw
► voor alle woorden met aauw zie onder aaw
aaventoe
bijwoord
af en toe
- Lechim, pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier,
21 april 1977
- Ik zè ginne Vondel, ik rommel mar
raok,/ Mar aaventoe heur ik : Et valt in de smaok... ...strak zèèdet
ammol meej mèn êens/ dè wèèn verrèkkes fèèn is.
- Lechim, pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier, 14
januari 1971
- Et lekt gewôonweg aaventoe/
of we in de Lentetèd zèn...
- Lechim, pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier, 7
augustus 1969
-
Ik koom zo mar is aaventoe/ ene keer in de stad...
- Lechim, pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier, 21
april 1961 - k lees zo mar is
aaventoe/ 'n Stukske uit de kraant / Want 't grootste part van
wetter stao/ Gao hove men verstaand.
aaw, aawe
oud, oude
1 bijvoeglijk naamwoord
- Dirk Boutkan & Maarten Kossmann; Het stadsdialekt van Tilburg:
klank- en vormleer, Tilburg 1996, pag. 48-49 -
et hèùs is oud / aaw; en aaw hèùs; aaw schoene/schoen; aawer hèùze,
aawer schoene/schoen.
- Karel
en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-02-09 - Mar Sjarel, wè
worde toch romantisch op oewen aawen dag!
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1954-05-15 - We hebben n haoven
mee waoter dr in.../ Mee zaand... en veul aauw ijzer...
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - Zen aaw
vlam wier aaw poelie en wier zôo en aaw hòrk...
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - Hè heej un gezicht
van aaw lappe - Hij ziet er slecht uit.
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aawe èn jonge jan
- allegaartje, rommeltje
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aawesòpper(t) -
sukkelaar, tobberd
- Ad van den Boom, Unnen droom, circa 2005 - Dur de straote van aaw
Tilburg
- G. Steijns; Grôot Dikteej van de Tilburgse Taol, 2008 - De meense
wòrre wèl steeds aawer, mar ze gòn jonger lèèke.
- Dialectenquête Kernkamp, 1879 - n aauw pêrd; nen aauwen boek
- A.A. Weijnen; Dialectatlas van Noord-Brabant, 1952 - ons aaw hèùs
is afgebraand
2 zelfstandig naamwoord
2.1. datgene wat oud is
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden 1966-04-15 - Lig nie oover
oew schoen te maawe, èn doe naa gaa oew aaw aon...
2.2. de ouderen, in het bijzonder de oudelui, vader en moeder
- Hein Quinten, Tilburgse spreuken, ca. 1980 - Ut zen goei jong die
nor de aauw aorde
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1985-11-08 - t Zèn goei die naor
daauw aore...
- WBD III.3.1:26 - een oude; ook oude man, oude mens - oude man
2.3. ouders, vader of moeder
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1976-09-17 - Ik heb det nog nie
aon den aauwe gevraoge...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1984-02-17 - Wè trekt ie (het
kind) toch op dn aauwe, war/ Haoreender de weergaoi...
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - daaw - de
vrouwelijke ouder; beide ouders
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - den aawe -
de mannelijke ouder, het gezinshoofd
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - daaw - de
vrouwelijke ouder
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - den aawe - vader
- Dirk Boutkan & Maarten Kossmann; Het stadsdialekt van Tilburg:
klank- en vormleer, Tilburg 1996 -
krèk den aawe - precies zijn vader
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - ouder - a:ver - vader of
moeder
- WBD III.3.1:28 - ouden - ouden van dagen, ook oude mensen,
bejaarden
- WBD III.3.1:27 - een oud, ook oud mens - oude vrouw
2.4. oudjaarsavond
naam; onzijdig omdat voor jaar het Oudjaar verondersteld wordt;
Oudjaarsavond
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1960-12-30 - Wij speulen wir van
t Aauw in t Nuuw
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1960-12-30 - Ik heb al minstens
duuzend keer/ Van t Aauw in t Nuuw gespuld..!
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1986-01-03 - En we speule mar wir
deur... mee de kaort van t Aauw in t Nuuwe...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1971-01-02 - Ze spulden saom van
t Aauw in t Nuu..
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - vant aaw int nuuw
speule - de jaarwisseling vieren (met kaarten)
2.5. de oude, degene die je vroeger was; vooral met betrekking tot
gezondheid
- Cees Robben; Prent van de Week, ongedateerde aantekeningen - dègge
wir den aawe wòrdt...; ...gij wordt wel wir den aauwe
aawbèt
zelfstandig naamwoord
kletskous, ouwehoer
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - kletskous,
grappenmaker
aawbètte
werkwoord, zwak
aawbètte - aawbètte - geaawbèt
kletsen, ouwehoeren
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - Hij blêef mar zitte aawbètte. - Hij bleef
maar zitten kletsen.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - Hêel
dikkels stond ze dan ok nog teege dè soepie in et aachterstròtje
te aawbètten.
- Tony Ansems; Agge oew mundje goed ruurt; cd Tilburgse Liekes
American Style, 2008 - ...kunde goed ouwbetten?...
►aawmeute
aawe klaore
zelfstandig naamwoord
oude klare, oude jenever
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1973-08-31 - klinkklaor aauwe
klaore
Aawe Vraant, d
toponiem
De Oude Warande; bosgebied in Tilburg West
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1954-06-12 - Zuutjes kuieren,
luikes luieren/ mee munne streup in dAauwe vraant
Aawen Dèèk
toponiem
Oude Dijk; straat in Tilburg
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1957-12-14 - ...gao dan naor den
Aauwen Dèèk!
aawer
zelfstandig naamwoord
1. leeftijd
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - iemand van mènnen aawer
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Kareltje Vinken;
Nieuwe Tilbugsche Courant, 1940-04-13 - 1940-08-24 - ...ze was taomelijk klein van
postuur, vergeleken mee veul aander meiskes van heuren aawer.
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Den Sik van
Baozel; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1939-02-25 - 1939-04-18 - n Vrouw van mijnen aawer die
zooveul hee meegemaokt...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1955-08-06 - n Stuup kênd vur
durren aauwer..!
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1967-05-05 - (Ze is...) vuls te
wèès vur durren aauwer...
2. ouderdom, oude dag
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - ene
schôonen aawer - een mooie oude-dag
- WBD III.2.2:37 - ouderdom, ouder - leeftijd
- Jan Naaijkens, Dès Biks, 1992 - aaw(er) - voormalig, oud, leeftijd
- J. H. Hoeufft; Proeve van Bredaasch Taal-eigen, 1836 - ouder -
voor ouderdom of in het algemeen voor leeftijd
- A. Weijnen; Etymologisch dialectwoordenboek, 1995 - ouwer, aauwer
- leeftijd
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - ou(d)er -ouderdom, leeftijd - hij is van mijnen
ouwer
- C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal, 1978 - ouwer,
aawer - leeftijd, ouderdom; den aawer hebben - oud genoeg zijn; hij
is van mennen aawer - hij is even oud als ik
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - aauwer, ouwer -
ouderdom, leeftijd
aawerdom
zelfstandig naamwoord
ouderdom
- Cees Robben; Prent van de Week, ongedateerde aantekeningen - grèès
van den aawerdom; van aauwerdom laag te stèèrve...
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Oome Teun op
collecte; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1939-08-12 - 1939-08-26 - De grutmoeder waar al half
blend van aawerdom...
- Pierre van Beek; Tilburgse taalplastiek, aflevering 7; Nieuwe
Tilbugsche Courant,
1950-03-18 - Wanneer iemand z'n geld aon z'n hart gewaasen is zijn
we niet ver meer van de vrek uit de buurt en men kan er vast van op
aan, dat zo iemand wel n halfke kan durbèten (doorbijten) al was
't dè-t-ie van awerdom op z'n taandvlees liep. Men heeft nu eenmaal
van die vuil meense - zelfs in Tilburg. Het woord vuil heeft hier
niet de betekenis van smerig maar van gierig.
aawers
zelfstandig naamwoord, meervoud
ouders
- H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol; De Brabantse Spreekwoorden, 2003
- Ouders leren de kinderen praten, maar de kinderen leren de ouders
zwijgen. Als de kinderen volwassen zijn, willen ze geen commentaar
meer van de ouders. Zegsman C. Verschuuren, Tilburg 1984.
- WBD III.2.2:80 - oudershuis - vaderlijk huis
aawerwèts(e) - aawverwèts(e) - ouwverwèts(e) (korte ou)
1. bijvoeglijk naamwoord
ouderwets
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - aawerwetsch
- Willem van Mook; voorwoord in programmaboekje van de Korvelse
revue Vruuger en naa, 1926 - Dan komen daawerwetsche Kôrvelsche
figuren van over vijftig jaor terug - aawerwetsch, goeiertrouw en
plezierig volk
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1960-01-16 - Mèèn boerinnekes die
blèèven/ Van dn aauwverwetsen staand...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1968-08-09 - Des nog n
aauwverwetse fèèn trip...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1972-03-10 - Dr gao niks boven
aauwverwets getuig...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1957-12-21 - De ouden van dagen
han wir is zonne aauwerwetsen aovend bij Tôôntjes in de
Lancierstraot
- Interview Van den Aker, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 -
Dòr stonde vruuger allemel mar van die ouwverwètse höskes, hè
Et
stond ammel vol mar et was ammel oud!
►Klik hier om dit bestand te beluisteren
2. bijwoord
- Pierre van Beek onder pseudoniem Kubke Kladder; Column Uit t
Klokhuis van Brabant, Nieuwe Tilbugsche Courant 1929-11-7 en 14 - De gawe ketting mee t
kruis, die doen ze (de boerinnen in klederdracht) niemer aon...
ph!... dès vul te awerwets.
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1985-08-23 - In t schensel van de
suute maan/ Stond ik werechtig mee ons Sjaans/ Wir aauwerwets te
vrijen...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1959-09-12 - Te aauwverwets vur
onze tèèd...
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aawerwèts,
aawverwèts - ouderwets
- Lechim, pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier, 6
september 1979
- Al wè vruuger
aawerwets was/ noemt de jeugd naa "nostalgie"
3. zelfstandig naamwoord
- Piet van Beers; Spoeje doemmeniemer; Aawkes op Internet, 2009 -
Ons Opoe is nog n èchte aawerwètse.
- Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-02-02 - t Is nog
n aawverwetschte
aawlui
zelfstandig naamwoord, meervoud
oudelui, ouders
-
Rolf
Janssen; We hebben gezongen en niks gehad, Tilburg 1984 -
deh hahn ons aawlui moeten zien
- Interview Jolen, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2013 - Want ak
dan men èège aawlui èn ons moeders aawlui èn onze vadders aawlui...
Agge dè öt gaot reekene, war, nèè
►KLIK HIER om naar de pagina met de audiobestanden van dit
interview te gaan
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - Ik
zegget wel efkes dè we gaon fietse, zi ons Treeske. Zij de gang in,
doe de deur van de vurkaomer, naa vort slaopkaomer van daawlui,
oopen en schrikt der èège weezeloos
- WBD III.2.2:66 - oudelui - ouders
- WBD III.2.2:78 - schoonoudelui - schoonouders
aawluuvie
zelfstandig naamwoord
van de oude stempel
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - van de
oude stempel
- Paul
Spapens e.a.; Goedgetòld, diksjenèèr van de Tilburgse taol, Tilburg 2004 -
aawluuvie - van de oude stempel; van vóór het diluvium (de
zondvloed)
- WTT 2012 - Het woord
komt uitsluitend voor in de uitdrukking met van de; hij is, zij
is, iemand, het is er een of iets van de aawluuvie. Net als
►deluuvie
is het in het Tilburgs dus mannelijk, en niet onzijdig. Het woord
bestaat uit diluvium / deluuvie waarbij de eerste lettergreep
vervangen is door oud / aaw. In het Standaardnederlands is de
uitdrukking gebruikelijk als iets of iemand van vóór de zondvloed
om ouderwetsheid of achterlijkheid aan te duiden.
aawmannegesticht
zelfstandig naamwoord
bejaardenhuis voor mannen
-
Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1959-05-16 - Dè menneke uit het
aauw-mannen-gesticht...
aawmeut
zelfstandig naamwoord
kletser, ouwehoer, ouwbet, kletsmajoor
►aawbèt
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - Wè zèède toch en aawmeut! - Wat ben je toch
een kletsmajoor!
- C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal, 1978) - meuten
.... Wie het doet, is een meut of ouwmeut
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - aawmeut - kletsmeier,
praatjesmaker
aawmeute
werkwoord, zwak
kletsen, ouwehoeren
aawmeute - aawmeutte - geaawmeut
►aawbètte
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - Schaaj tòch èùt meej de geaawmeut! - Hou
toch op met dat geklets!
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1966-05-13 - En naa moette nie
ligge te teute of taauw-meute
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg);
Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - ...en
ge kost es lekker aawmeute meej mekaare.
- WBD III.3.1:42 - smoren en ouwehoeren - (gaan) buurten,
kortavonden
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - aawmeute; zelfde betekenis hebben
aawbètte, aawfiepe, aawoere, kwatse, maawe
- C.
Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal, 1978 - meuten -
kletsen; gewoonlijk in verbinding met ouw-, vergelijk ouwehoeren.
Wie het doet, is een meut of ouwmeut, waarschijnlijk van moet
of meuj; tante.
- Lex Reelick, Bosch woordenboek, 1993 en 2002 - ouwemeute -
ouwehoeren, kletspraat verkopen
aawriejôol
zelfstandig naamwoord
aureool
- Ad Vinken; Dn Ouwen Heuvel, tekstboek Tilburgse revue Kannen en
Kruiken, 1986 - De Kèrstal op den Heuvel, in en vlammend aawriejôol.
- WTT 2020 - Niet te verwarren met aaw riejôol = een oud riool.
aawverwèts ► aawerwèts
aawwèèvebrôojke
zelfstandig naamwoord
- Frans
Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - bepaalde soort
luxe broodjes.
aawwèèveknêûp
zelfstandig naamwoord
knoop die garen overbodig maakt doordat twee delen door de stof heen
in elkaar gedrukt worden - Frans Verbunt; Woordeboek van de
Tilburgse Taol, 1996 - drukknoop, bijvoorbeeld in uniform of
kokskleding
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - knoop,
gelegd door een aanknoper, een helper van de kettingscheerder; een
knoop die te slap werd gelegd en daardoor te vlug losging.
- WBD II:l05l - òwt wèèf - oud wijf; benaming van de verkeerde knoop
abbendaans
zelfstandig naamwoord
overvloed
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - bij het
rikken: alle dertien slagen; uit Frans abondance en Latijn
abundantia
abbetjoek, appetjoek
zelfstandig naamwoord
gek, iemand die zich afwijkend gedraagt
De etymologie is niet opgehelderd; komt alleen voor in Tilburg en
naaste omgeving; appetjoek is de bekendere vorm
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1984-03-30 - Hullieje pa is unne
wous... hullie moeder unne abbetjoek... en zelf is t ôôk mar unne
drie-kwart... Vur de rest gaoget wel.
abbetwaar
zelfstandig naamwoord
abattoir
van Frans abattre - neerslaan; dus abattoir, de plaats waar men
vee slacht
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - abetwaar
aboepartaon, aboepertaant
bijwoord
uit het Frans à bout portant; onverwacht, willekeurig
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 -
plotsklaps; uit Frans à bout portant
- Stadsnieuws, 2013-09-09 - Toen we siedereklaosliekes zaate te
zinge, wier der aboepertaant gestrôojd.
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - a-boe-pertaon - op
stel en sprong
Abraam
eigennaam, de Bijbelse figuur Abraham
Abraham zien - 50 jaar worden
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941;
CuBra - Och wè zakkoe daor op antwoorde? Ge wit dèk thuis as den
elfde aongezet kwaamp bij ons Moederke, die echteluk den kraomtèd
al jaore vurbij was. k Was nog n plat jong toense Abraam zaag...
abrikoos
zelfstandig naamwoord
abrikoos; figuurlijk: vrouwelijk geslachtsdeel
- WBD III.1.1. - abrikoos - vrouwelijk geslachtsdeel
abuus
zelfstandig naamwoord
korte uu
abuis, vergissing
- Voorbeeld van originele systeemkaart
Sterenborg - ge hèt abuus -
je vergist je
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - abuus hèbbe of abuus zèn - mis zijn;
abuus gaon - de verkeerde weg nemen
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941;
CuBra - Ach ge dè denkt zède abuus.
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - ge hègget abuus -
u vergist u
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1969-03-28 - Ge het abuus,
meens...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1987-04-10 - Ge het wirris abuus
bruur..
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - abuus - abuis, misslag, misgreep
- WBD III.l.4:15 - abuis - abuis; abuis hebben - zich vergissen
- WBD
III.1.4:09 - per abuis - zonder opzet
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - ik heb abüs - ik
vergis me
achche
de scherpere vorm van agge
samentrekking: als je --> achche
- Karel
en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-04-20 - Achche die naawis
verkocht...
achchin
samentrekking: als je geen --> agge gin -->achchin
- Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 6 april 1945 - Achchin
sigarepepke het dan wilde rooke, en achche democratie het dan moete
kunne bromme.
achste
rangtelwoord
achtste
- Dirk Boutkan & Maarten Kossmann; Het stadsdialekt van Tilburg:
klank- en vormleer, Tilburg 1996
- uit cluster chtst wordt de t verzwegen [m.a.w.: de t valt
weg in de uitspraak]
achtuuremoejer
zelfstandig naamwoord
achturenmoeder
- H. Mandos & M. Mandos-Van de Pol; Brabantse Spreekwoorden, 2003 -
Et is en achtuuremoejer - het is een acht-uren-moeder. Zo heet in de
streek tussen Tilburg en Turnhout maar ook elders in de Kempen de
avondschrik; het is een kinderschrik, waarmee men kinderen die 's
avonds niet vroeg naar bed willen of, als het donker is nog op
straat lopen, bang maakt.
- WTT 2020, Ed Schilders; De voorgaande verklaring wordt door Mandos
toegeschreven aan Pierre van Beek in een aflevering van Tilburgse
Taalplastiek (1972). Daarin is deze verklaring echter niet gevonden.
In hetzelfde jaar schreef Van Beek wel het volgende.
-
Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek, aflevering 163, Nieuwsblad
van het Zuiden
22-11-1972 - Deze kwalificatie, waarin we "moeier" dan als "moeder"
dienen te verstaan, blijkt van toepassing op een vrouw, die zich -
terwijl haar man op zijn werk is - niet zodanig gedraagt als van
haar verwacht wordt met betrekking tot haar gezin en huishouden.
adderès
zelfstandig naamwoord
adres
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier,
77 12 29 - Op 't list gaon we naor 's taante Mieke / Dès nog 't
biste adderès / Die zee: Bruur zörgt mar vur oew ège, / Ge wit de
weg, daor stao de fles.
addergebroed
zelfstandig naamwoord
addergebroed
- Hans
Hessels; opgetekend uit zijn familiekringen Hessels en Marinus, 2019
- stuk addergebroed - ondeugd.
Voor de volledige
lijst
Klik hier
adjèm
zelfstandig naamwoord
tantième, aandeel in de winst van een onderneming
verbastering van het Franse tantième
►tjèmtjèm (volgens Cees Robben de uitspraak van rond 1900)
af
voorzetsel
in de betekenis van
- Piet Heerkens; Vertesselkes; De mol van Baokel, 1944 - Ik zal et
wel slachten,
zee Jan, de slachter, en worst er af maoken!
afbèène
werkwoord, sterk
afbèène - bond aaf - afgebónde; met vocaalkrimping in tegenwoordige
tijd: gij/hij bènt aaf
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - laatste
hand leggen aan een gebonden saus of soep
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - afbinden
- WBD - castreren, ook lubbe, snije of afknèèpe genoemd
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - afbijnen - afbinden
afbeume
werkwoord, zwak
afbomen
- WBD II:l005 - afbeume, aafbeume - afbome; de ketting van de
kettingboom afwinden, ook wel lòsse genoemd
afbieje
werkwoord, sterk
afdingen (bijvoorbeeld bij het kaartspel)
afbieje - boj aaf - afgeboje
- WBD III.3.1:57 - afbiejen, afkorten - afdingen
- WBD III.3.1:58 - afbiejen, zemelen - trekken en talmen
- WBD III.3.1:59 - afbiejen, afpingelen, afpekelen - afbieden
- Leo
Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - afbieden - afdingen, bijvoorbeeld
op de markt
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - afbie(d)en, afbee(d)en - afdingen; iemand afbieden -
boven zijn bod komen
afblèève
werkwoord, sterk
afblijven
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - blèèft eraaf! -
blijf eraf [gebiedende wijs]
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - blèèfde raaf ?/! -
Blijf je eraf ?/! [gebiedende wijs in vragende vorm]
afboestere
werkwoord, zwak
(af)wassen
de etymologie van boestere is niet duidelijk
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - wassen
afbraande
werkwoord, zwak
afbranden, door brand verloren gaan
afbraande - braandde aaf - afgebraand
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - die is afgebraand (gezegd
van een persoon)
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - afbranden - avbrane;
branden af, afcheabrant
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - afbranden [vervoegd met hulpwerkwoord zijn) - door
t verbranden van zijn huis zijn goed verliezen.
- J. H. Hoeufft; Proeve van Bredaasch Taal-eigen, 1836 - afgebrand -
noemt men hier en omstreeks iemand, die, door het verbranden van
zijn huis, zijn goed verloren heeft
afbrènge
werkwoord, sterk
slagen
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - Ge hègget er goed (van) afgebròcht - Je
bent behoorlijk geslaagd, je hebt geluk gehad
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - afbrengen - ontwennen, afleeren; ...wacht manneken,
ik zal oe die leelijke manieren wel afbrengen
afbuune
werkwoord, zwak
afboenen
afbuune - buunde(n) aaf - afgebuund (korte uu)
- WBD - roskammen; ook ròskamme of ròsse (m.b.t. een paard)
afdoen
werkwoord, sterk
schoonmaken, plukken
- Voorbeeld van originele systeemkaart Sterenborg - oe neus afdoen
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - K-mot de pèère nog
aafdoen - Ik moet de peren nog plukken.
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - afdoen - afmaaien, -pikken, -snijden, -plukken,
-scheren
afdraaje
werkwoord, zwak
afdraaien
afdraaje - draajde aaf - afgedraajd (geen vocaalkrimping)
- WBD - een kalf met hulpmiddelen doen geboren worden, ook afhaole
genoemd
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - afdraaien - avdrue (dröden
af, afchedröt); buiten de woordelijke beteekenis: iemand zijnen of
den teen afdraaien (erg vervelen)
afdraoge
werkwoord, sterk
afdragen, dragen tot het versleten is (een kledingstuk)
afdraoge - droeg aaf - afgedraoge
- WBD III.1.3:l6 - afgedragen - versleten
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - afdragen - avdru:ge (drug
af, afchedru:ge); iemand/iets naar beneden dragen (van kleederen);
kleeren tot het laatste afdragen
afdrèène
werkwoord, zwak
aflopen, er langs lopen
- Pierre van Beek onder pseudoniem Kubke Kladder; Column Uit t
Klokhuis van Brabant, Nieuwe Tilbugsche Courant 1929-10-09 - Ik vein dè ge sommigte
dingen in ons toltje toch zô lekker smeujig zeggen kunt; net of ge
in nen spekstruif bèt en t vet langs oe mondhoeken afdrent.
afdrêûge
geld afhandig maken (letterlijk afdrogen)
afdrêûge - drêûgde(n) aaf - afgedrêûgd (geen vocaalkrimping)
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - afdrêûge -
afstraffing geven
- WBD III.3.1:67 - afdrogerij, woekerij, woekerwinst - woeker
- WBD III.3.1:195 - afdrogen, affoefelen, aftruitelen, ontfutselen,
aftroggen, aftroggelen -aftroggelen
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - afdroogen - afdrogen; figuurlijk: aframmelen,
afranselen; geheel verslaan in t spel; bedriegen
afdunne
werkwoord, zwak
- WBD III.1.1:24 - afdunnen - mager worden
affèèn
tussenwerpsel
afijn (uit Frans enfin)
- Tillie B. (pseudoniem van Nicole de Jong); column website
Tilburgs Taolbuuroo, 2012 - Affèèn, hier zit ik dan
. Allêeneg, op
menèège, aachter men buuroowke meej mene kompjoeter.
affèktgaore
zelfstandig naamwoord
alle garens die afwijken van het normale garenbeeld
- Interview Hermans, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2013 -
want
affèktgaores op zichzèlf die zijn van ketoen mar ge hèt ok veel die
gevèrfd zèèn dèt wol is, war... Want ene wollen draod kunne ze nie
zo dun maoke as ene gewoone hillen dunne zijen draod òfwèl ene
ketoenen draod...
► KLIK HIER om het interview te beluisteren
affeseere
werkwoord, zwak
opschieten, voortmaken, zich haasten, avanceren; uit het Frans
avancer
affeseere affeseerde - geaffeseerd
-
Informant Toine Raaijmakers
- As ge affeseert, zèèder nog op tèèd!
- Cees
Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1955-07-16 Zeg maokt is mensie, zee
mn vrouw... en affeseert n bietje...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden /
het Nieuwsblad, 1981-07-10 - Ge het nogal
geaffeseerd...
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - Affeseert en
bietje! Ge hèt nògal geaffeseerd
- Stadsnieuws, 2010-02-03 Alleej, affeseert es wè! - Kom, schiet
eens een beetje op!
- WBD III.1.2:5 affeceren - zich haasten, ook spoeien,
opschieten
- WBD III.1.4:347 avanceren - opschieten
- WBD III.4.4:323 avanceren - vorderen
- C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal, 1978 - affeseere
- opschieten
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 avanceren, avveseren
- opschieten, avanceren, voortmaken
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 avanceeren (avansé:re) -
vooruitkomen, sneller gaan; ook: voorschieten van geld
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - affeseere - voortmaken, opschieten
► avveseere

Carnavalsmotto Tilburg 2016
affeseerkwaast
zelfstandig naamwoord
- Frans Verbunt;
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996
- witkwast, blokkwast

ll.:
Tijs Dorenbosch
affeseerplèngske
zelfstandig naamwoord, verkleinwoord
autoped, step
- Lechim, pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier,
17 januari 1964
- Nie brommen [op de bromfiets rijden] pa, / mar ge
meugt men Avvesseerptenkske vatten.
- WBD III.5.2:131 avanceerplankje - step, glijer,
waarschijnlijk geen origineel dialectwoord, maar
fantasie-metonymia
affeseerschoene
zelfstandig naamwoord, meervoud
samenstelling van 'affeseere' (zie hierboven) en schoenen; schoenen
om snel mee te lopen, die snelheid suggereren
- Theo
de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben,
1964-08-17
-
oew averseer schoene zèn gelèk ondergestobberd...
- Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben,
1975-01-16 - Ge mot 'ns kèke hoe rap dettie is mee zn
aveseerschoenen aon!
- Frans Verbunt;
Tilburgs vur
tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996
- schoenen waarop men gemakkelijk veel en snel loopt.
- Marijke van Moll; schriftelijke mededeling 2021 - Als ik me goed
herinner waren dat de schoenen met vooruitstekende, langere neuzen
uit de jaren 50-60. Bij affeseerschoene denk ik aan jonge kerels
met schoenen met langere neuzen dan gebruikelijk, die ze droegen als
ze wilden 'sjansen'. Laten we zeggen dat ik het woord
affeseerschoene heb opgepikt tussen 1950 en 1960. Wat ik weet, is
dat 'affeseerschoene' nu ook geïnterpreteerd wordt als
'gemakschoenen'. Maar die zijn echt van later datum.
- WBD III.1.3:215 avanceerschoen - veel te grote schoen
affeseersteek
zelfstandig naamwoord
- Frans Verbunt;
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996
- grove steek bij het naaiwerk
affronteerderij
zelfstandig naamwoord
een daad van belediging
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier,
79 04 19 - "Ons Tilburg dès gin schòòne stad" / Mènt d'n A.N.W.B. /
Dè wordt hèèl straant in d're gids / Gewoon kaaihard gezee. / / Al
hèmme host gin schaauwe mir / Zèmme veul toores kwèt / Ik vèn die
affronteerderij / Tèèkes van haot en nèd.
affronteere
werkwoord, zwak
beledigen, krenken; uit Franse affronter
- Theo
de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben,
1963-10-23 - Ik wil oe nie affronteere mar hij zaat gewôôn zat te
zèn.
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-01-24 - Ik wil oe niet
affronteere meneer...
► affrontig, geaffronteerd, veraffronteere
affrontig
bijvoeglijk naamwoord
beledigend; uit Frans affronter beledigen
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-12-31 - Zôn affrontig ding
(namelijk een kunstgebit in een kerkbank achtergelaten...)
► affronteere, geaffronteerd, veraffronteere
afgang
zelfstandig naamwoord
stoelgang
- H. Mandos, M. Mandos-van de Pol; De Brabantse Spreekwoorden, 2003
- afgang - As ge aan de afgang zijt, kijkte nie op een keutel... -
Als je op de wc zit, kijk je niet op een keutel... Ook kaartterm;
Als je aan het verliezen bent en maar blijft betalen. (Tilburg,
zegsman J. Sicking, 1966)
- Stadsnieuws, 2006-l0 - Dès goed vur den afgang, zi de pestoor, èn
hij dronk et liste öt de wèènflès. - Dat is goed voor de stoelgang,
zei de pastoor, en hij dronk het laatste...
- WBD III.1.1. - uitwerpselen (Tilburg)
- WNT I:951 afgang - stoelgang, ontlasting; concreet: de stof die
men bij stoelgang loost; uitwerpsel, ontlasting
afgaon
werkwoord, sterk
1.afgaan,
aflopen
- Voorbeeld op originele systeemkaart
Sterenborg - hil de buurt afgaon
2. flauwvallen
- Voorbeeld op originele systeemkaart
Sterenborg - van oewèègen afgaon - het bewustzijn verliezen
3. zich belachelijk maken
- Frans Verbunt;
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996
- afgaon as ene gieter - een flater slaan
4. aflopen, vergunnen
- Frans Verbunt;
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996
- et hèùs is nie afgegaon - niet verkocht (bij openbare veiling)
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 afgaon - niet doorgaan van een
verkoping
- WBD III.3.1:106 afgaan - gegund worden (van een koop)
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - afgaan - verlaten, verzaken, verloochenen; ook
afloopen
5. zich ontlasten, ontlasting hebben
- WBD III.1.1. - ontlasting hebben (frequent in Tilburg)
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - afgaon - afgaan, ontlasting hebben
- WNT 1:941 afgaan - absoluut gesteld, in bijzondere toepassing;
stoelgang hebben, zich ontlasten. De oorspronkelijke opvatting was
zich verwijderen en afzonderen, te weten om aan de natuurlijke
behoefte te voldoen
afgeeve
werkwoord, sterk
afgeven; vertellen
afgeeve - gaaf aaf - afgegeeve
in tegenwoordige tijd vocaalkrimping: gij/hij gift aaf
- Pierre van Beek; ongedateerde aantekening - smakelijk vertellen;
Hij kan et goed afgeeve...
- C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal, 1978 - afgeven -
afstaan, meestal in moeten afgeven; kwijtraken, vooral gezegd van
gestorven kinderen: Ik heb er twee af moeten geven.
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 afgeven (afchéve of afjéve)
- nen brief afgeven; iets goed afgeven - op handige wijze doen

afgelaoje
bijvoeglijk naamwoord
volgeladen
- in het bijzonder: vol van drank
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - volgeladen - in
het bijzonder: vol van drank
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 170, Nieuwsblad
van het Zuiden
31-03-1971- afgelaoje zèèn - te diep in het glaasje gekeken hebben
- Frans Verbunt;
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996
-
stomdronken
- Stadsnieuws, 2006-10-27 - Hij ha zoveul ingenoome dettie afgelaoje
töskwaam...
afgenaojeg
bijwoord
ongenadig, erbarmelijk
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - ...de loonen zijn er ook
afgenaojig leeg
- Stadsnieuws, 2009-01-18 - De lôone zèn der ok afgenaojeg lêeg... -
... verschrikkelijk laag
afgespanne
bijvoeglijk naamwoord
ontriefd, gedallaast, opgezadeld
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek 53, 14-05-1966 - Ak menen
bril nie bij/hèb, zèèk afgespanne. - Als ik mijn bril niet bij me
heb, ben ik ontriefd.
Heeft iemand een nuttig voorwerp, dat hij niet missen kan, verloren,
dan is hij er lelijk mee afgespannen. Dat wil zeggen ontriefd.
Dit afgespannen is de tegenhanger van goed ingespannen. Men is
goed ingespannen als men van het nodige voorzien is, dus zijn
gerief heeft.
- Frans Verbunt;
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
Meej den dieje, daor bènde meej afgespanne - ...mee opgezadeld
afgetrokke
bijvoeglijk naamwoord
- WBD - door veelvuldig zogen vermagerde zeug (in de Hasselt)
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - afgetrokken - bij landbouwers: afgemolken, geene
melk meer gevende; ook gezeid van brood dat tusschen korst en kruim
afgebersten is
afhaole
werkwoord, zwak
afhalen
afhaole - hòlde aaf - afgehòld
ook in tegenwoordige tijd vocaalkrimping: gij/hij hòlt aaf
- WBD - een kalf met hulpmiddelen doen geboren worden, ook
afdraaje genoemd
- WBD II 641 - afhaoler - degene die het leer van de droogstokken
haalt als het
voldoende gedroogd is
- WBD III.2.3:44 afhalen - de tafel afruimen
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 afhalen (ölden af, afchölt)
- van boven naar beneden halen; een pak op de post gaan afhalen; de
dokter heeft het kind moeten afhalen
afhakke
werkwoord, zwak
afhakken, het geslachte varken in stukken hakken voor conservering
van het vlees
- Interview met Heikanters, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2015
- Èn assem af ginge hakke, dè din ze dan vierentwinteg uur
nòdderaand assie koud was, moesie ingezoute wòrre in zon grôote
kèùp, hè...
Klik hier voor de tekst van deze interviews.
afhèène
werkwoord, zwak
afhèène - hènde aaf - afgehènd
ook in tegenwoordige tijd vocaalkrimping: gij/hij hènt aaf
- WBD - afrasteren (in de Hasselt, evenals afmaoke)
afhèffe
werkwoord, zwak
afhèffe - hèfte aaf afgehèft
1. het er afbrengen
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek 171, Nieuwsblad van het
Zuiden 12-04-1973 - hij
heeget er goed afgehèft - hij heeft het er goed afgebracht
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 afhèffe - het er afbrengen
-
A. v.d.
Water; De volkstaal in het Oosten van de Bommelerwaard, 1904
t er goed, slècht afhèfte - iets goed of slecht volbrengen
- A.P. de Bont; Dialect v. Kempenland , 1958 - et er goewd / slaecht
afheffe - het er goed / slecht afbrengen
2. afheffen (bijvoorbeeld van kaarten); couperen
- WBD III.3.2:171 - afhèffe of hèffe - couperen (van kaarten)
- WNT afheffen - de kaarten afheffen: voor het rondgeven eenige
kaarten van het spel aflichten om die onderaan te leggen (couperen)
afkaaje
werkwoord, zwak
- Frans Verbunt;
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
afbreken
afkèèke
werkwoord, sterk
afkijken, aanzien, geduld hebben
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - We zun de zaok nog
mar as èfkes afkèèke... - We zullen de zaak nog maar even aanzien...
- WBD III.1.1:236 afkijken - afloeren, bespieden
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - afkèèke - afwachten, nader
bekijken
afknèèpe
werkwoord, sterk
afknèèpe - knêep aaf - afgekneepe
in tegenwoordige tijd vocaalkrimping: gij/hij knèpt aaf
- WBD - castreren, ook lubbe, afbèène of snije genoemd
afkrabbe
werkwoord, zwak
afkrabben
afkrabbe - krabde(n) aaf - afgebrabd
- WBD - de geweekte haren van een geslacht varken verwijderen, met
een krabber of andere hulpmiddelen
aflaaje
werkwoord, zwak
afleiden, deduceren
aflaaje - laajde(n) aaf - afgelaajd (geen vocaalkrimping)
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? -
- Cees Robben; Prent van de Week, ongedateerde aantekening - ...hij
wies de gaans wè af te laaje
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 aflaaje - afleiden, uitlaten van
dieren
aflaot
zelfstandig naamwoord
aflaat (r.k.);
kwijtschelding van straffen die de gelovige in het hiernamaals nog
moet uitboeten
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - nen vollen aflaot
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - aflaat - nen aflaat aan iet verdienen - afmattende
arbeid aan iets moeten besteden
►pesjonkele
afleere
werkwoord, zwak
- Frans Hessels (1931-2006); uitspraken opgetekend door zoon Hans
Hessels, 2020
-
Bij het zien van een lelijke vrouw: - dèsser êen om et af te
leere! Volledige bron:
KLIK HIER
aflègge
werkwoord, sterk
afleggen
aflègge - li/leej aaf - afgelègd/afgeleej
1. afleggen van een overledene
- Lowie van Dorrus Misters; Onze Tilburgse folklore, aflevering 2;
Doden-cultus van eertijds; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1950-11-16 - Het afleggen van het
lijk geschiedde meestal door de vrouw van de aanspreker (►bidde). Zo
sneed het mes aan twee kanten. Maar er waren ook wel andere vrouwen
die dit werk als bijverdienste waarnamen.
- Interview met Heikanters, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2015 -
Èn asser ene beebie dôod was dan stond ie vur de raom schôon
versierd
Èn dan ginge buurmèskes ginge dè saoves aflègge, ònkleeje,
meej blumkes... en schôon jurkske aon!
►Klik hier voor de tekst van deze interviews.
- WBD III.2.2:94 afleggen - idem (een dode)
2. afzetten, oplichten
- Kees &
Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? -
dè de meensen weer
afgelee zijn - ...afgezet
3. afleggen - diverse betekenissen
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 afleggen (lag af, afchelè)
- iets van de tafel afleggen (afnemen); ook: een bezoek -, zijn
kaarten -, nen eed afleggen; zijn schuld afleggen - met kortingen
aflossen
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 - afleggen - afzoomen, afboorden, den zoom met eenig
sieraad beleggen; afgeven, teruggeven
aflèggesgerêed
klaar om afgelegd te worden
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg; aflèggesgerêed -
op het punt te sterven

Typoscript van een brief van A.C.
Hoogendoorn aan Pierre van Beek - 1965
- Archief Pierre van Beek; vermeld in een brief van A.C. Hoogendoorn
aan Pierre van Beek - 1965
afloekieje
werkwoord, zwak
bespieden
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - iemand afloekieje
- iemand bespieden
afmaoke
werkwoord, zwak
1. afmaken, afrasteren, afsluiten
afmaoke - mòkte(n) aaf - afgemòkt
ook in tegenwoordige tijd vocaalkrimping: gij/hij mòkt aaf
- WBD afrasteren; evenals afhèène in de Hasselt
- WBD II:l390 - afmaoke - afmaken, afwerken
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - afsluiten,
afschutten; de laatse hand aan iets leggen.
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - afmaken (afmu:ke, mokten
af, afchemaokt): zijn werk -, een paard -, iemand afmaken; eene
straat afmaken - afsluiten
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 afmaken - afsluiten, t zij met eenen muur, eene haag,
een schutsel
2. onder narcose brengen
- Van Delft; Van Vroeger Dagen, aflevering 110; Nieuwe Tilbugsche
Courant, 1929-04-20 -
Maar de buurvrouw vergoelijkt haar houding, want ze heej in t
gaasthuis gelegen waor ze geopereerd is en nie afgemaokt, hetgeen
wil zeggen, dat zij niet onder narcose gebracht werd
- Frans Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 - nie
afgemòkt - zonder narcose (geopereerd)
3. betalen
- Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-04-20 Wildet
aachtebekaare af maoke? vroeg ie (de politie-agent) toen.
afneeme
werkwoord, sterk
afnemen, verminderen
- WBD III.4.4:4 - afnemende maan - laatste kwartier
- WBD III.4.4:27 afnemen - krimpen
afpèère
werkwoord, zwak
afranselen, een pak slaag geven
afpèère - pèèrde(n) aaf - afgepèèrd
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Die zumme wèl is
afpèère.
- WBD III.1.2:56 afperen - een pak slaag geven; ook bijperen
- A.P. de Bont; Dialect v. Kempenland, 1958 - afperen, een pak slaag
geven
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch
dialect, 1899 afperen - kletsen, lappen, oorvegen geven
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 afpèère - een pak slaag geven
afpikke
werkwoord, zwak
het tegen iets of iemand afleggen
- Pierre van Beek onder pseudoniem Kubke Kladder; column Uit t
Klokhuis van Brabant, Nieuwe Tilbugsche Courant, 1929-11-29 - Mar dè's ok gin wonder want
dieë Piet (Pijnenburg) is ne zisdaogen-renner in de wol geverfd,
daor mot iedereen t van afpikken.
afploege
werkwoord, zwak
afploege - ploegde(n) aaf - afgeploegd
- WBD uiteenploegen; tegengestelde werkwijze aan de vorige keer
(in de Hasselt)
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - afpluge(n) -
afploegen; van een grotere akker een veld afploegen zodat het door
een flinke voor ervan gescheiden is
afpòtte
werkwoord, zwak
- Frans
Verbunt; Woordeboek van de Tilburgse Taol, 1996 aftellen (bij een
spelletje)
afrakke
werkwoord, zwak
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - iemand of iets in
de vernieling jagen
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - afrakke - rondzwerven
afraoje
werkwoord, zwak
afraden
afraoje - raojde(n) aaf afgeraoje
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-11-06 - Mar afraoje is
aonraoje; een wijs advies om iets niet te doen wordt vaak niet
opgevolgd
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - afraojen is
ònraoje
- A.A. Weijnen; Dialectatlas van Noord-Brabant, 1952 - ik hèb et em
afgeraoje
afrèffele
werkwoord, zwak
afrèffele - rèffelde(n) aaf - afgerèffeld
- Frans Verbunt,
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel,
1996 - de roozekraans afrèffele - afratelen
- Frans Verbunt,
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel,
1996 - garen (van de klos af laten lopen)
- WBD III.3.3:195 afraffelen - afraffelen
afschaajing
zelfstandig naamwoord
- Frans Verbunt,
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel,
1996 - schutting, hek
- WBD I.2.2.2 - akkerscheiding (grens tussen twee stukken grond), ook
scheiing en (Hasselts) schaaj genoemd
- WBD III.4.4:202 afscheiding - scheiding, ook schei
afschèète
werkwoord, sterk
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aan komen slenteren
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 afschèète - aan komen sukkelen
afschiete
werkwoord, sterk
betalen, over de brug komen (met geld)
afschiete - schôot aaf - afgeschoote
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Et wier tèèd dèttie
afschoot. - Het werd tijd dat hij over de brug kwam.
- Cees Robben; Prent van de week, 1959-11-07 - En dek nie gemak
afschiet...
- Cees Robben; Prent van de week, 1965-04-16 - En assie is afschiet..
Nou dan kan t (...) op unne wetsteen... (... dan is het heel magertjes)
Als het werkwoord gesplitst wordt, wordt af verlengd:
- Cees Robben; Prent van de week, 1965-03-26 - Alleej dan meensen...
schiet is aaf... (...bijdrage leveren aan inzamelingsactie)
- Frans Verbunt;
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel,
1996 - De Carnavalsstichting kent als donateurs: De scheutege
afschieters
- WBD III.5.1:115 - afschieten, over de brug komen - betalen
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - afschieten l. geld
geven bij wijze van douceur; 2. betalen; ik zoo mar is afschiejte
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 afschieten - een geweer
afschieten; het zeel is afgeschoten (losgeraakt); hij kwam den trap
afgeschoten (in hollende vaart)
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 - afschieten - betalen; bij landbouwers: den stal afschieten -
afdoen
afsjouwe
werkwoord, zwak
uitputten
- Pierre
van Beek onder pseudoniem Kubke Kladder; Column Uit t Klokhuis van
Brabant, aflevering 9, 30-02-22 - En daansen as ze kan! Ze wit van gin
uitschaaien en ze sjouwt oe aaf as nen hond in nen botermeulen.
afslaoger
zelfstandig naamwoord
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - veilingmeester
|
|
Naar
het begin van de pagina
Inhoud Woordenboek Tilburgse Taal

CuBra Home
|
|
afrèffele
werkwoord, zwak
- Frans Verbunt,
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel,
1996 - de roozekraans afrèffele - afratelen
- Frans Verbunt,
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel,
1996 - garen (van de klos af laten lopen)
- WBD III.3.3:195 afraffelen - afraffelen
afschaajing
zelfstandig naamwoord
- Frans Verbunt,
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel,
1996 - schutting, hek
- WBD I.2.2.2 - akkerscheiding (grens tussen twee stukken grond), ook
scheiing en (Hasselts) schaaj genoemd
- WBD III.4.4:202 afscheiding - scheiding, ook schei
afschèète
werkwoord, sterk
afschèète, scheet aaf, afgescheete
afschijten
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aan komen slenteren
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 afschèète - aan komen sukkelen
afschiete
werkwoord, sterk
betalen, over de brug komen (met geld)
afschiete - schôot aaf - afgeschoote
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Et wier tèèd dèttie
afschoot. - Het werd tijd dat hij over de brug kwam.
- Cees Robben; Prent van de week, 1959-11-07 - En dek nie gemak
afschiet...
- Cees Robben; Prent van de week, 1965-04-16 - En assie is afschiet..
Nou dan kan t (...) op unne wetsteen... (... dan is het heel magertjes)
Als het werkwoord gesplitst wordt, wordt af verlengd:
- Cees Robben; Prent van de week, 1965-03-26 - Alleej dan meensen...
schiet is aaf... (...bijdrage leveren aan inzamelingsactie)
- Frans Verbunt;
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel,
1996 - De Carnavalsstichting kent als donateurs: De scheutege
afschieters
- WBD III.5.1:115 - afschieten, over de brug komen - betalen
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - afschieten l. geld
geven bij wijze van douceur; 2. betalen; ik zoo mar is afschiejte
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 afschieten - een geweer
afschieten; het zeel is afgeschoten (losgeraakt); hij kwam den trap
afgeschoten (in hollende vaart)
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 - afschieten - betalen; bij landbouwers: den stal afschieten -
afdoen
afsjouwe
werkwoord, zwak
uitputten
- Pierre
van Beek onder pseudoniem Kubke Kladder; Column Uit t Klokhuis van
Brabant, aflevering 9, 30-02-22 - En daansen as ze kan! Ze wit van gin
uitschaaien en ze sjouwt oe aaf as nen hond in nen botermeulen.
afslaoger
zelfstandig naamwoord
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - veilingmeester
afslaon
werkwoord, sterk
afslaon - sloeg aaf - afgeslaon
geen vocaalkrimping in tegenwoordige tijd
1. afslaan, een pak slaag geven
- Miep Mandos-v.d. Pol; Aantekeningen Brabantse spreekwoorden - Ik slao
niks aaf as vliegen èn blèndaoze - Ik sla niets af. [Dialectspelling
mogelijk aangebracht door Sterenborg.]
- WBD III.1.2:55 - afslaan - een pak slaag geven
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - afslon afslaan, een pak
slaag geven; Ik slóoi niks af as vliejge.
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 afslaan - het stof van de
kleeren -, een stuk van iets afslaan; iemand afslaan - afranselen
2. afscheiding geven
- WBD I.4:640 - afslaon (Hasselt), of spinne (van een merrie) -
afscheiding geven uit de schede, teken van hengstigheid
3. afslaan van een duivenklok
- Hans Hessels; WTT 2020 - Bij het afslaon van een duivenklok
(constateur) worden de klokken geijkt om eventuele tijdsverschillen ten
opzichte van de moederklok vast te stellen.
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - zen klòk is afgeslaon (de klok van de
duivenmelker)
- WBD III.3.1:62 - afslaan, afzetten - verlagen (van de prijs)
- WBD III.1.2:16 afslaan keren; ook: omkeren, omdraaien, wenden,
zwenken
- WBD III.2.3:185 afslaan - van noten
afsnòlle
werkwoord, zwak
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 (textiel-) garen van
pijpen stropen of het schiet er spontaan af
afsnölle
afschieten, afkalven
- WBD II:939 - afsnölle - als t garen van de pijp afschiet
afspanne
werkwoord, zwak
afspanne - spande(n)aaf - afgespanne
- WBD - uitspannen (van een paard), ook ötspanne genoemd (Hasselts)
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - afspanne(n) - afspannen,
ontspannen: de zaog afspanne.
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 - afspannen - afsluiten met ijzerdraad, koorden
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 afspanne - losmaken; in de knoei raken
afspèlle
werkwoord, zwak
afspelden
- WBD
II:1189 - afspèlle - afspelden (van een zoom in kleding)
afstaand
zelfstandig naamwoord
afstand
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - afstaand
afsteeke
werkwoord, sterk
afsteken; verminderen
afsteeke - staak aaf - afgestooke
in tegenwoordige tijd vocaalkrimping: gij/hij stikt aaf
- Van Delft; Van Vroeger Dagen aflevering 111; Nieuwe Tilbugsche Courant, 27 april 1929 - Ze
zijn t loon aan t afsteken wil zeggen verminderen.
- WBD - het deeg op de werkbank verdelen
afstooke
werkwoord, zwak
in brand steken
- Frans Verbunt;
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel,
1996 - in brand steken
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - afstooke - in brand steken
afstrêûpe
aflopen
- Frans Verbunt,
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel,
1996 - winkels aflopen voor koopjes
- Jos Naaijkens; Mèn voljèère; CuBra - En as ik zôo de school afstrêûp
kom ik hil wè tege.
- Stadsnieuws, 2008-03-24 - Ons moeder moes sewèèle afstrêûpe om der
jong ònt eete te haawe - Mijn moeder moest soms op koopjes jagen om haar
kinderen de kost te geven'
afstrije
werkwoord, sterk
betwisten, loochenen, ontkennen; tegenwerpen, met argumenten bestrijden
afstrije - streej aaf - afgestreeje
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - dè zak nie afstrije -
dat zal ik niet aanvechten
- WBD III.3.1:236 - afstrijden, bekvechten, strijden, muilvechten,
smoelvechten, ruzie maken,
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 afstrij(d)en - betwisten, loochenen; iemand iet afstrij(d)en - in
eenen woordenstrijd hem iets uit het hoofd trachten te praten, van het
tegendeel overtuigen.
aftaands
bijvoeglijk naamwoord
aftands
- Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - aaftaands - iemand van
zekeren leeftijd
aftèùge
tuig afdoen; afranselen
aftèùge - tèùgde aaf - afgetèùgd (geen vocaalkrimping)
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998
- afranselen, aftuigen
- WBD - aftuigen (van een paard)
- WBD III.1.2:57 aftuigen - een pak slaag geven
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 - aftuigen - het getuig afdoen: een pèèrd aftuigen
aftrappe
werkwoord, zwak
vertrekken, ertussenuit gaan
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aaftrappe - vertrekken
aftreeje
werkwoord, sterk
aftreeje - aaf - afgetreeje
- WBD - land aftreden (om een perceel te meten)
- WBD III.4.4:292 - aftreden - afpassen
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - aftreden, met passen
afmeten (bijvoorbeeld van een veld)
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 aftre(d)en - meten hoeveel treden iets lang is
aftrèkke
werkwoord, sterk
van het getouw halen
- WBD II:1052 - aftrèkke - van het getouw halen (van het weefsel)
- WBD III.2.2:107 - zijn eigen aftrekken - masturberen
afval
zelfstandig naamwoord
afval; kinderen, nageslacht
- Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - longen en hart van een
varken, om zult (hoofdkaas) van te maken
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-02-21 - Ge het n schôôn vrouw
opgezet, Kees.. En dr is zôô nogal wè afval aon ôôk ziek...
afvalle
werkwoord, sterk
flink tegenvallen; gewicht verliezen
afvalle - viel aaf - afgevalle
door progressieve assimilatie van stem wordt de v geabsorbeerd:
affalle.
- Informant Ad Vinken - van oewèège afvalle, hij valt gereegeld van
zenèègen (aaf) - in onmacht vallen, flauwvallen
- Informant Toine Raaijmakers - Et zal oe wèl afvalle daor. - Het zal je
daar wel tegenvallen.
- Informant Toine Raaijmakers - Et wèèrke viel wèl aaf.
- WBD III.1.1:24 afvallen - mager worden
- WBD III.1.4:277 afvallen - heimwee hebben
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - afvallen - het fruit is met den
wind afgevallen; hij viel van de leer af; lichamelijk vervallen; hij is
de laatste jaren fel afgevallen.
afvatte
werkwoord, sterk
afnemen, ontnemen
afvatte - viet aaf afgevat
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - aaffatte, affatte -
afnemen, ontnemen
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - afate(n) - afvatten,
(iemand iets) afnemen
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 afvatte - afnemen
afwaas
zelfstandig naamwoord
afwas, vaat
- WBD III.2.1:286 - afwaas, opwaas, omwaas - vaat
afwaase
werkwoord, zwak
wassen (van personen)
afwaase - waaste(n) aaf - afgewaase
geen vocaalkrimping
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - zenèègen afwaase -
zich wassen
-
Rolf Janssen; We hebben gezongen en niks gehad, Tilburg 1984
-
toen hebben wij ons afgewasen
afwinne
werkwoord, sterk
van iemand winnen
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998
- aafwinne iemand voor zijn
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - afwinne - afwinnen (ergens mee vóór
zijn)
afwòchte
werkwoord, zwak
afwachten
afwòchte - wòchtte(n) aaf - afgewòcht
- Cees Robben; Prent van de Week, ongedateerd - niks as de bui afwòchte
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek 138, Nieuwsblad van het Zuiden, 1971-12-01 - Een
man die het ook niet meer wist, zei berustend: We zullen maar afwachten
als Onze Lieve Heer aan het Kruis. Dat was dus een lijdelijk afwachten!
Het aardige is o.a. dat de vergelijking het begrip lijdelijk oproept
zonder het woord te noemen en dat men dit verscholen lijdelijk kan
opvatten in zijn normale betekenis van geduldig, maar dat er tevens
een associatie met het lijden van Christus tot stand komt door de
woordspeling.
- Leo
Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 afwachten - wacht mij aan de statie
af; zijnen tijd, zijnen toer (beurt) afwachten; met vijandelijke gevoelens
opwachten
afzèèke
werkwoord, sterk
afzèèke - zeek aaf afgezeeke
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - iemand voor de gek
houden of belachelijk maken
- Ed Schilders; WTT 2013 - Een bijzonder deftige dan wel spottend
bedoelde variant op het dialectische afzèèke vinden we in de weergave
van een Tilburgse bestuurder die in 1638 in Den Haag bij de
Staten-Generaal ging pleiten voor de Tilburgse textielindustrie. Dr.
Cock Gorisse, schrijft daarover: Vele malen zijn Tilburgse bestuurders
naar s-Gravenhage gereisd om het vrije verkeer van grondstoffen,
halffabrikaten en eindproducten te bepleiten. Daarbij werden ze niet
altijd correct behandeld. Zo klaagde de Tilburgse schepen en
lakenkoopman Willem Gerits Geritsen de Roy er in 1638 over dat hij op
een avond onversien, van pampieren ontbloot voor de Staten-Generaal
moest verschijnen om de zaak van de Tilburgse lakennijverheid te
bepleiten. Verschillende leden van dat college - duidelijk afkomstig van
de concurrerende Hollandse nijverheid - hadden hem toen proberen te
uurineren met woorden. (Bronnen: Cock Gorisse (red.); Tilburg, stad met
een levend verleden, de geschiedenis van Tilburg vanaf de steentijd tot
en met de twintigste eeuw; gebaseerd op: De Bruijn: 'De opkomst en de
oriëntatie van de Tilburgse lakennijverheid in de 16de en 17de eeuw',
Bijdragen tot de Geschiedenis 73 (1990) 165-178.
afzègge
werkwoord, sterk
afzeggen
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek 104, Nieuwsblad van het Zuiden, 1970-07-02 - Wat
voor een broek men draagt, komt er de dag van vandaag niet meer op aan.
Vroeger was men te dien opzichte kritischer. Droeg iemand een broek, die
in de ogen van de spraakmakende gemeente aan de te lange kant bevonden
werd, dan dreef men daarmee een milde spot met de opmerking: "Hij gaat
de liste (laatste) mis afzeggen". Die "laatste mis" gold de hoogmis,
welke het langst placht te duren.
afzètte
werkwoord, zwak
- Frans Verbunt,
Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel,
1996 - urineren, financieel oplichten
- WBD III.3.1:62 - afzetten, afslaan - verlagen van de prijs
- WBD III.3.1:195 - afzetten, aftroggelen, aftroggen, ontfutselen,
aftruitelen, afdrogen, affoefelen - aftroggelen
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - afzette - uit laten stappen; wateren
agge
samentrekking
als ge
- Cees
Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1967-08-04 - Agge (...) buiten-buiks te veul
eet of drinkt...
- Willems; Dialectenquête, 1887 - agge - als gij
als>as>a + ge agge
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 ache; samentrekking van als gij
-
Dr. Jan Stroop; Sprekend een Westbrabander 1; Amsterdam, 1979 -1981 -
agge
agget
samentrekking
als je het
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1985-03-29 - Agget mar doet...
aj
tussenwerpsel
au! (kreet van pijn)
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - aj men èksterôog!
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 - aai (zuiver uitgesproken) - kreet van droefheid of pijn. Ook
ai.
ajasses
bastaardvloek; verbastering van Ah! Jezus!
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1970-12-11 - Ossetong (...) Ajasses
nèè...
- WNT - ajaszes - uitroep van tegenzin, afkeer of walging, in de platte
volksspraak.
ajuu
tussenwerpsel
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - gegroet
ak
samentrekking
als ik
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg
- Ak gao, meude meej
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1965-12-31- ...zô ver ak weet
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1970-10-23 - Oôk ak naor de hel toe
gao...
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - ...ak menen bril nie
bij hèb, zèèk afgespanne - ...ben ik ontriefd
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 - ak - samentrekking van als ik: Ak den tijd heb ...; Ak mag ...
Akkedeemie
naam
Tilburgse Kunstacademie
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1959-03-21

akkem
samentrekking
als ik hem
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1973-01-05 Bettie akkum-aai
- Tilburgs carnavalsmotto 1976 - Bettie akkum-aai
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1973-07-06 - Akkum geraokt ha...
- Paul Spapens e.a.; Goedgetòld, diksjenèèr van de Tilburgse taol,
Tilburg 2004 -...bèttie
akkem aaj?
akker
samentrekking
als ik er
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1965-08-13 - Akker iets aon heb...
akke(r)deere
werkwoord, zwak
akkerdeere - akkerdeerde - geakkerdeerd
kunnen opschieten met iemand, overweg kunnen, accorderen
van Frans accorder - tot overeenstemming brengen, tred houden; of
saccorder - het eens zijn
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Ze kosse goed
akkerdeere. - Ze konden goed met elkaar overweg.
- Informant Toine Raaijmakers - As gullie naa mar akkerdeert. - Als
jullie nou maar geen ruzie maken.
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941; CuBra -
k geleuf dè die nie mee bekaore kunne akkerdeere.
-
Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 14 08
1969 - Zò ziede dè't nie
simpel is/ Akkerdeere mee tweeje,/ Hij is wir de kòning te rèk / Mar zij
is ontevreeje.
-
Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier,
25 07 1974 - Ak meej ons Sjaan nie akkerdeer/ (èn dè komt wèl es
veur)/ Trèk ik altij òn et kòrtste èènd./ Ik moet er onderdeur.
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1958-07-05 - As ge mekaar mar begrept/
En saom kunt akkerdeeren...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-11-06 - Om meej dn dieje te
kunne akkerderen moette schaopebloed hebbe...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1962-09-28 - t Akkerdeert goed...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1979-12-14 - Ik kan meej onze vadder
nie akkerdeere...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1982-08-13 - Mee jou viel heel goed te
akkerderen (Prent bij het koperen jubileum van A. van den Wildenberg als
burgemeester van Goirle)
- Piet van Beers; Het zeventiende boekje; Paradèès, 2010 - Waor meense
meej mekaor goed akkedeere/ Daor is et saomewoone en genot.
- Gerard Steijns; Grôot Dikteej van de Tilburgse Taol, 2009 - Meschient
doetie (Pirke Donders) dan nòg êene keer en wonder èn krèègeme strak ene
nuuwe geminteraod meej allêeneg mar pronte meense, die goed akkerdeere
meej mekaare.
- Ed Schilders; Wè zeetie?; website Brabants Dagblad Tilburg Plus, 2009
- Vruuger zeeje ze dè Tilburgers nie ont mar pront zèn. Òf ok wèl:
Nie lammenteere mar akkedeere.
- Enquête over Je favoriete Tilburgse woord op website Je bent een
echte Tilburger... maart 2013 - akkedeere

- WNT - accordeeren - is geene afleiding van accoord, maar
rechtstreeks aan Franse accorder ontleend.
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 accordeeren (akordéren) -
overeenkomen: ze accordeeren goed samen.
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 - accordeeren (uitspraak akkerdéren) - in goede overeenkomst met
elkander leven; ook onpersoonlijk.: t accordeert daar niet
-
Dr. Jan Stroop; Sprekend een Westbrabander 1;
2:5l;
Amsterdam,
1979 -1981
-
akkerdeere
- Hans Heestermans, Witte nog?
Over Bergse
en Westbrabantse woorden en uitdrukkingen;
II:18, 1988-1994 - akkerdeere
►fokkedeert
akkefietje
zelfstandig naamwoord
kleinigheid
- Pierre van Beek; Typisch Tilburgs aflevering 12; Nieuwe Tilbugsche
Courant 1958-01-22 -
akkefietje - En toch zijn 't vaak maar kleine akkefietjes. Daar heb je
weer zo'n woord. Waar komt t vandaan? Hoe is t ontstaan? U moogt ook
schrijven: akkevietje en het beste zou zijn als u akevietje schreef.
De oorsprong is: aqua vitae; eau de vie, levenswater oftewel brandewijn.
Wees nou eerlijk: Had ge dit gedacht? En t wordt nog interessanter, als
we er bij vertellen, dat in Denemarken akvavit de naam is voor een soort
jenever. Een akkefietje is dus een borreltje. Maar wij verstaan er
onder: een koopje, een vervelend karweitje, een tegenvaller. Niet dat
het drinken van n ouwe klare door velen als een lastig werkje beschouwd
wordt, maar de betekenisovergang wordt duidelijk als men de uitdrukking:
dat is me ook een hapje er naast plaatst.
akkoe
samentrekking
als ik je
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1961-06-02 - Akkoe nie gezien hâ...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-11-27 - Akkoe mar zie Sofie zèèk
gelèek van munne apprepoo...
akkoewiets
samentrekking
als ik je iets
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1985-03-15 - (Vrouw tegen haar man...)
Ge mot nie hi zegge akkoewiets vraog... zeg dan toch fesoenluk wè
motte na toch wir...?
akkum
samentrekking
als ik
hem
►akkem
al
bijwoord
- Kernkamp; Dialectenquête, 1879 - Ze waandelden aal proatende tot oan
de staad
telwoord
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - ek gelêûf et al zen
daoge - ik geloof het ongetwijfeld
alder-
bijvorm van voorvoegsel aller
- WNT - aller - De vorm alder- is nog heden in de volksspraak gewoon
en komt ook bij de schrijvers der 17e eeuw veelvuldig voor.
► Alderhèllige ► alderlist
alderaand, alderaande
bijvoeglijk naamwoord
allerhande, allerlei
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941; CuBra -
De kraante staon tegesworrig vol mee alderande raodgevinge...
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
allerhaande sorte - goed gesorteerd
- Jos Naaijkens; Mèn voljèère; CuBra - Veugeltjes van allerhaande sorte
vliege dr rond.
- Tillie B (pseudoniem van Nicole de Jong); website Tilburgs Taolbuuroo,
2012 - We zèèn verwènd meej alderaande kompjoetergestuurde
anniemaasies...
Alderhèllege
zelfstandig naamwoord, meervoud; variant op allerhèllege
Allerheiligen, r.-k. feestdag op 1 november
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1968-11-08 - Mee Alderhellege
alderlist
telwoord, bijvoeglijk naamwoord; variant op allerlist
allerlaatst
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1961-04-21 - Want die (voetbalclub
NOAD) hongen onderaon... en alderlist...
aldervruugst
bijwoord, bijvoeglijk naamwoord; variant op allervruugst
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - op zijn vroegst
Alderziele
zelfstandig naamwoord, meervoud; variant op Allerziele
Allerzielen, r.-k. feestdag op 2 november
alèskes
bijwoord
langzaam maar zeker; verbastering van allengs, allengskes
- Hendrik Broeders; Een roestpraatje; Weekblad van Tilburg, 1867-10-05 -
As vreuken nie meer en hulpt en alleskes veul overstuurs gee? [Ook
gedrukt in Leopold & Leopold, Van de Schelde tot de Weichsel (deel 1,
1882).]
- Cees
Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1959-02-07 - Ze sloven en sjouwen alèskes al
meer
►allèngskes
algemêen
bijwoord bijvoeglijk naamwoord
algemeen
- Dirk Boutkan & Maarten Gosling Kossmann; Het stadsdialekt van Tilburg;
klank- en vormleer, Tilburg 1996 - algemi:n
alkoof
zelfstandig naamwoord
alkoof
- WBD - alkoof, alkoowf alkoof; klein vertrekje zonder ramen, waarin
bedden of bedsteden zijn geplaatst
- WNT alkoof - een verwulfd of koepelvormig gebouw of vertrek; via
Frans en Spaans van Arabischen oorsprong, uit het lidwoord al + kobba
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - alkoof (alko:f) - soms in den
zin van bed
alla
tussenwerpsel
berusting uitdrukkend, het zij zo, nou ja; uit het Frans à la
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1957-07-06 - alla dan mar... en
zwijgen
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1959-08-01 - Mar witte wet is... zeej
Lewieke kwansuis.. Dè vissen alla... Mar ge zèèt is van huis..
alla bonneur, allebeneur
bijwoordelijke bepaling
letterlijk op goed geluk; uit Frans: à la
bonheur; meestal om instemming te betuigen: het zij zo.
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1960-04-22 [een vader over het
pasgeboren kindje] t kekt wel schèèl alla bonneur/ mar k gao dr
toch op klinken...
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - mij goed, vooruit dan
maar
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
allebeneur - vooruit dan maar
- Stadsnieuws, 2007-02-07 - Naa allebeneur, as ge dè naa zo gèère hèt,
dan doek dè wèl
allebaaj
telwoord
beide, allebei(de), alle twee
-
Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg
- Die zèn allebaaj èffe zot. - Die zijn alle twee even gek.
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 75 06
12 - Dès deegeluk - zo hullie Sjoo zee - / En vur ons allebaai gemak.
alledaoge
uitdrukking
elke dag, alle dagen
-
Paul
Spapens e.a.; Goedgetòld; diksjenèèr van de Tilburgse taol, Tilburg 2004
-
Dè is ene meens van alle daog... - Die zal het niet lang meer maken...
allee, alleej
aansporend tussenwerpsel
vooruit
uit het Franse wekwoord aller (gebiedend: allez)
-
Rolf
Janssen; We hebben gezongen en niks gehad; Tilburg 1984
-
alleej-naa, Kees, nie stoeje
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1968-08-02 - alleej vurèùt, truuhuup!
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1973-09-21 - allee-allee Mientje
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1955-10-15 allee, kom is hers
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1958-05-10 alleej gift dn ôôme is
n hendje
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1969-02-26 alleej zet dn illetriek
aaf
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - alleej, saluu war -
kom, gegroet hoor (afscheidsgroet); van Frans allez - ga, kom
- WBD - allee verèùt! - vlugger! (commando voor een paard)
- WBD - alleej-hup, halee-hop - opstaan (commando voor een paard)
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 allez - alé, aléi, alai;
bijwoord aansporend: kom!
allêen
bijwoord
alleen
- Grôot diktee van de Tilburgse taol, 1994 - ...daor wòrde allêen mar
muug van
- WBD III.3.1:40- alleen - eenzaam
allêeneg
bijwoord, bijvoeglijk naamwoord
alleen
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - - alleenig
- Interview Bertens, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 - Ge had
vruuger niks as varkensslaagers allêeneg èn runds allêeneg, witte wèl...
►Klik hier voor het audiofragment
- Interview Van den Aker, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 - Mar
naa lopt den êene den aandere vurbij
Èn dè nie allêeneg mar ze zien
elkaar... ze kènne der èègeste buure nòg nie eens
►Klik hier voor
het audiofragment
- Tony Ansems; Hoe kan ik jou missen, schat?; cd Tilburgse Liekes
American Style, 2008 - Ik heb nooit gin heimwee gehad/ Omdè ik nooit
allenig ben...
- Tillie B (pseudoniem van Nicole de Jong); website Tilburgs Taolbuuroo,
2012
- Affèèn, hier zit ik dan
Allêeneg, op menèège, aachter men buuroowke
meej mene kompjoeter.
- Tillie B (pseudoniem van Nicole de Jong); website Tilburgs Taolbuuroo,
2012 - As de Tilburgers langs oe lôope dan heurde allêeneg gemaaw.
- WNT alleenig; van alleen + het achtervoegsel -ig. In de
volksspraak gewone, maar ook bij dichters niet ongebruikelijke
verlenging van alleen, die echter de beteekenis geheel onveranderd
laat.
- A.P.
de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 allenig - alleen (weinig
gebruikt)
- Lex Reelick; Bosch woordenboek., 1993 en 2002 - allenig
allegeduureg
bijwoord
voortdurend, doorlopend, steeds
contaminatie van al en gedurig; komt ook in het Fries voor:
algeduerich
-
Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Hij moes allegeduureg
drinke.
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Oome Teun als
opvoeder, feuilleton in 6 afleveringen; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1940-03-02 1940-04-06 -
Hij vorderde weinig en zuchtte allegedurig...
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Oome Teun en de dames;
Nieuwe Tilbugsche Courant, 1940-01-20 - En is et te verwondere, dè ge allegedurig in de kraant
leest van ophangen en veur de kop schieten in de stad!?
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); De nuuwe kapelaon van
Baozel, aflevering 6; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1938-11-05 - De kapelaons keken allegedurig
naor de klok...
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Den Sik van Baozel,
feuilleton in 8 afleveringen; Nieuwe Tilbugsche Courant 1939-02-25 1939-04-18 -
...allegedurig zaat ie er mee z'n vingers aon te plukken...
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Den Sik van Baozel,
feuilleton in 8 afleveringen; Nieuwe Tilbugsche Courant 1939-02-25 1939-04-18 - ...en
allegedurig dronk ie 'n glas waoter.
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1987-03-20 - Hij is allegedurige ziek
en blèèft vur elk hondsgezèèk thuis
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - gedurig, aanhoudend; et
was allegeduurigen te doewn
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 - alle gedurigen - gedurig aan, alle oogenblikken: 't is alle
gedurigen zoo
allejizzus
bastaardvloek
allejezus
-
Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset den
brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006
- Elk keind dè op de grôote school zaat, moes éne keer per jaor, drie
centen meejbrengen, méér mocht ôok, mar bij ons vonden ze dè al
allejizzus veul geld.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset
den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 - Assik dè ding
ötlaot, krèèg ikket allejizzus in menne rug, ze bedoelde der kesjet.
►Klik hier voor een
overzicht van alle
bastaardvloeken
alleman
zelfstandig naamwoord
iedereen
- Nicolaas Daamen; Tilburgs dialect, handschrift 1916 - allemans vriend
is allemans gèk; Wie voor iedereen goed is, ziet zijn goedheid al gauw
misbruikt
- Tillie B (pseudoniem van Nicole de Jong); website Tilburgs Taolbuuroo,
2012 - Et waar druk in de Heuvelstraot: ik geleuf dè alleman ont
klòttere waar.
- WNT alleman - koppeling van alle en man, als eenheid opgevat,
evenals ieman(d) en nieman(d). Man staat hier in de oude beteekening
van mensen. Komt al in de hooge oudheid voor.
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 alleman - allemansvriend is
allemanszot
allemanshond
zelfstandig naamwoord
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 143, 1971-12-13 -
"O, dat is een allemanshond!" hoorden we eens een keer misprijzend
zeggen, maar het had in dit geval niets met een hond te maken doch alles
met een meisje. Het gold een meisje, dat met iedere jongen, die er
slechts een kleine poging voor waagde, op stap ging. Ze ging dus mee met
Jan en alleman.
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 63, 1968-09-14
-
Een meisje, dat "met iedereen meefloddert", staat in een kwade reuk. De
denigratie en ook de afkeer, die men van zo iemand heeft, komen sterk in
dit ongewone werkwoord tot uitdrukking. Van Dale noemt het "verouderd
Zuid-Nederlands", maar in onze streken is het bij de gewone man nog
volop in zwang. Wie zich aan dit "meeflodderen" schuldig maakt, kan men
ook wel een "allemanshond" horen noemen.
allemanstèèd
zelfstandig naamwoord
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941; CuBra -
Mar komt dan nie op zonnen allemanstèd...
allemèèrges
zelfstandig naamwoord
elke morgen
-
Paul Spapens e.a.; Goedgetòld; diksjenèèr van de Tilburgse taol, Tilburg
2004 -
as ge alle aovende int kefeej zit, hèdde ok alle mèèrges kòppènt...
allemel ► allemòl
allemòl
onbepaald voornaamwoord, bijwoord
allemaal
in het Tilburgs vaker de kortere vorm: ► ammòl ► ammel
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1957-11-02 - Hier zèn ze allemol
gelèèk...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1986-05-23 - Ge zèèd allemol op den
vèèrekesbak geboren...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1965-12-24 - Van hôôg toe lêêg t heej
allemol/ n ongedurig gat...
- Gieleke (waarschijnlijk pseudoniem van Michel van de Ven (Lechim));
ongedateerd knipsel uit onbekende bron, circa 1960-1980 - Allemol deeje
ze d'r bist/ D'n beker te verdienen/ Mar kossen tegen Willem II/ Ten
liste niks begienen.
- Interview Van den Aker, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 -
...rondom Piushaoven èn zôo
moete es kèèke
de Leenherenstraot èn de
Groenstraot, dè was vroeger allemel een vèld, zak zègge
Èn dan hadde
daoraachter hadde dè febriekske van, van dinges, van.
van Franke, dè
vèrverijke
►Klik hier om dit bestand te beluisteren
- Henriëtte Vunderink; Heure, zien èn zwèège; Tis de moejte wèrd, 2011 -
Ik wil nie zien wètter allemòl gebeurt...
allemòlle
bijwoordelijke uitdrukking
ons allen, allemaal
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1966-03-25 - Hier zen we dan meej zn
allemolle...
- Cees
Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1967-11-17 - Mee dr allemolle
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 79 05
23 - 't Is 'ne trubbel mee d'n ollie, / We motte mindere en gaauw, /
Aanders zitte we van 't wènter / Mee allemolle in de kaauw.
allèngskes
bijwoord
langzaam maar zeker, beetje bij beetje
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 77 05
12 -
Ze hbben er en paor gevat/ wiere allèngskes blijer/
en waare vur zer èrg in han/ al vèf kefeekes wijer.
► allèskes
allerhaande
► alderhaande
bijvoeglijk naamwoord
allerhande, allerlei
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
allerhaande sorte - goed gesorteerd
alles
voornaamwoord
alles
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 185, 1974-04-20 -
In ons dialect kijken we trouwens niet op een woordje méér of minder als
het er om gaat kernachtig voor de dag te komen. "Alles in orde" klinkt
te eenvoudig. Daarom liever gezegd: "Alles is kits en 't keind (kind)
hiet Jaoneke". Men gebruikt deze uitdrukking ook als er van geen kind
meer sprake is. In haar oorsprong gaat ze terug naar een goedgeslaagde
bevalling. Hetzelfde kan gezegd worden van het volgende: "Alles is kits:
de kachel op bed en de kleine in de kolenbak". Aan beide uitdrukkingen
is de humor niet vreemd. Wat het woord "kits" aangaat, dit kent men in
het hele land, al staat het bekend als volkstaal, zodat het met een
kwalificatie Algemeen Beschaafd Nederlands te hoog gewaardeerd wordt.
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
Alles is in òrde: de kachel op bèd èn de klèène in de koolekit
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 107, 1970-07-30 -
Iemand die tot spoed werd aangemaand, reageerde daarop lakoniek met:
"Alles op zijn tijd en bruine bonen in de mei" (maand).
- Kernkamp; Dialectenquête, 1879 - Ze nemen aalles wetter te krêgen is
allèskes
bijwoord
allengs, langzamerhand, hoe langer hoe meer
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941; CuBra -
Ik krèg er allèskes al meer t laand aon.
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, Rooms Leven 1959-02-07 [over de
afbraak van het oude stadscentrum van Tilburg] Ze breken en bouwen/ ze
sloven en sjouwen/ alèskes al meer...
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - alèskes - allengs,
langzamerhand
- WNT allengs; voorheen allencx, later ook allenks. Andere vormen:
allenken, allenkskens, allenskens, allengskens. Waar nergens de nasaal
na de tweede klinker ontbreekt.
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 alleske(n)s (uitspraak van allengskens)
Allewieske
eigennaam, verkleinde vorm
uit Aloisius
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1957-04-27 Ziede dè daor,
Allewieske...
alling
bijwoord
geheel
- Hendrik Broeders; Een roestpraatje; Weekblad van Tilburg, 1867-10-05
-
ons klaan gaon alling baors in de schoen [ook opgenomen in: Broeders
& Broeders, Van de Schelde tot de Weichsel; deel 1, 1882.
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - alink, aling (ge)heel,
geheel en al, volkomen, gans
allis
samentrekking van al eens
- Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-04-20 - Och jao, ge
moet de klèn manne allis iets geve asser om vraoge
- Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-05-04 - Sjarel, ge
ziet tegesworrig nog allis van die dames mee manskleeren aon vende nie?
allozzie
zelfstandig naamwoord
horloge ►lozzie
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont; Groot Tilburg 1941; CuBra -
Mar dè hèk zelvers op mènen alloozie naogegaon, dè dè messien nao zeuven
en in halve menuut nog boven in de locht zaat...
alpinke
zelfstandig naamwoord
alpinomuts
- WBD III.1.3:192 - alpinke - alpinomuts; ook alpinetje
alzelèève
bijwoord
zijn hele leven; vast en zeker
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Die heej alzelèèven
óp Körvel gewond.
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Ik gelêûf et
alzelèève. (variant: Ik gelêûf et al zen daoge)
- Jos Naaijkens; Mèn voljèère; CuBra - Ik gelêûf alzelèève dè ze laoter
nog s gaon hokke ôok
- C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal (Udenhouts), 1978
alzeleven alzelééve; heel zijn leven; ook: altijd, in alle
omstandigheden, zeer zeker, in elk geval.
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - al ze lieve - altijd; wellicht,
vermoedelijk
ambetaant
bijwoord
vervelend, beroerd; uit Frans embêtant
hieronder waarschijnlijk eerder gênant, onbetamelijk
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 79 02
15 - "Zaagde vruuger 'ne sjarretel / Dan was 't al ambetaant."
ambras
zelfstandig naamwoord
heibel; van Frans embarras
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
heibel, problemen
- WBD III.3.1:305 ambras - bluf
- WBD III.1.4:382 ambras - drukte
ammel
► ammòl
ammejak
zelfstandig naamwoord
ammoniak
- Interview echtpaar Staps, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2015 -
Ammejak, pòtaasene èn smoutollie! Mar in smoutollie daor zit piedelaast
in. Piedelaast!
ammezuur
zelfstandig naamwoord
de actie van de lippen die nodig is om een blaasinstrument te bespelen
uit het Franse embouchure; bouche is mond
-
Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg
- In het Tilburgs wordt en goej ammezuur gebruikt om aan te geven dat
men goed in vorm is of in goede conditie.
-
Informant Toine Raaijmakers -
Hij heej nòg den amezuur van ene jonge kèèrel - uithoudingsvermogen
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Kareltje Vinken;
Nieuwe Tilbugsche Courant,
1940-04-13 1940- -08-24 - Mar Kareltje kreeg er zjenie en ammezuur in
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters; zeuvende perbeersel, 1996 -
vermogen om goed op een blaasinstrument te spelen; lipspanning
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1955-07-30
[laat de muziekkiosk van
het Wilhelminapark aan het woord...] Ik ben un kios mee un goei
ammezuur...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1957-05-11 - Hij heej den ammezuur nog
van unne feftiger [prent over burgemeester van Voorst tot Voorst, die de
eerste spade in de grond zet voor de aanleg van het hoogspoor.]
- Kees & Bart; krantenrubriek, 1922-193? - aonmonding
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - ginnen ammezuur hèbbe
- geen lust, fut, animo hebben
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters; zeuvende perbeersel, 1996 -
De blaozers van de hèrmenie vatten en paor glaoze bier vur et ammezuur.
ÈN MAR BLAOZE
Den aawe Jan Buuster
(wie kènt die naa nie)
blaost tweej instremènte
bij de Stadshèrmenie.
Hij blaost bij de marse
n koopere trompèt
èn bij de klassieke
n hêel aaw kòrnèt.
Nao lang rippeteere
verlies d'ammezuur.
Dan vatte wè pilskes.
Dè schilt op den duur
Piet van Beers; CuBra; 20??
- WNT a. Mondstuk van een blaasinstrument. b. De houding van lippen,
tong en andere lichaamsdeelen betrokken bij het bespelen van een
blaasinstrument; ook: de wijze van aanblazen, het toongeven op een
blaasinstrument. Een goede embouchure hebben - een blaasinstrument door
een goede mond- en ademhalingstechniek goed en zuiver bespelen
- WBD III.3.2:325 - ammezuur - mondstuk
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - amezü.jer - ammezuur,
embouchure, mondstuk van een blaasinstrument
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - Verbinding ammezuuier
hebben (op) zekere geschiktheid bezitten voor het bespelen van (een af
ander blaasinstrument).
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 ammezuur - ammezuur hèbbe - aanleg
hebben voor t bespelen van een instrument
- A. Weijnen; Etymologisch dialectwoordenboek, 1995 - ammezuur -
embouchure
ammiekaol
bijwoord
amicaal, vriendelijk
uit Franse amical
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1970-10-16 - Den schèèrpen geur van
broeder kuus, die vond ik amiekaol.

Koffiemok (Goed gemòkt) - te koop (december 2021) bij Ollie's &
Brandstore, Tuinstraat 106, Tilburg
5038 DE Tilburg.
ammòl
onbepaald voornaamwoord, bijwoord
►òllemaol ►òmmel ►allemòl
1. onbepaald voornaamwoord
- alles, alle, allen tezamen, met zn allen, allemaal
uit het Middelnederlandse altemale; daarnaast met vocaalreductie
ammel; ook in vervoegde vormen, en dan voorafgegaan door een
voorzetsel: ammòlle, allemòlle (ammel leent zich blijkbaar niet voor
vervoeging)
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - ...daor stonne ze
meej zen ammòlle - ...met z'n allen
- Tillie B (pseudoniem van Nicole de Jong); website Tilburgs Taolbuuroo,
2012 - Die òpkes hèbbe kleeren aon èn huudjes op èn ze speulen ammel en
instruumènt.
- Interview Hermans, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2013 - Èn in de
midde ston ammel paole, èèzere paole èn dòr bonde ze die koeje ammel
aon
Dè hèk nòg meejgemòkt
dè was mist
dinsdags!►KLIK HIER om het interview te beluisteren
- Interview De Kok, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 - Èn dan
kwaame we ammel goed zat tèùs! Ammòl!
►KLIK HIER om de audiobestanden van dit interview te beluisteren
- Kees & Bart; rubriek in Tilburgsche Post, circa 1925 - mee allemollen
zongen we
- Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1962-07-20:
Hier zèn we dan, mee zn allemolle!
-
Lechim, pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier, 23
mei 1979 -
Tis 'ne trubbel mee den ollie,/ we
motte mindere en gaaw,/ aanders zitte we vant wènter/ mee allemolle in
de kaaw.
- Gieleke; waarschijnlijk pseudoniem van Michel van de Ven (Lechim);
ongedateerd knipsel uit onbekende bron, circa 1960-1980 - We lèven ammol
mee oe mee/ Mar ge mot winnen, Willem II.
- Ad van den Boom; Unnen droom, circa 2005 - Ammol han zun krökske
bedder/Waor ze durre zèèk in moese doen
- Ad van den Boom; Bè de wèèvers òn tòffel, circa 2005 - Ammol han ze
unnen hof
- Ad van den Boom; De wèèvers van Tilburg, circa 2005 - Ammòl hielde ze
knèène/ Soms ok un vèèreke in un kot
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - zooj zi zèn zammól
zuut - naar hij zei, zijn ze allemaal zoet
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs Wôordeboek, 1998 - koome ze meej zen
ammòlle? - komen ze met z'n allen?
- Piet van Beers; Spoeje doemmeniemer; Jonges, löster is, 2009 - Van
aovent gòn we meej zen ammol/ fiste op ' t Kedènt.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset
den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006 - Van allemolle in
dè mega höshaawe van ons, wier verwocht, desse der stintje bijdroegen om
de zaak draaiend te haawe.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset
den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - Meej zen ammòlle
zingen
.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset
den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 -
as de femilie
aon toffel gong en meej zen ammòlle in de eetkamer derre kanis vol zaate
te douwen.
- Tillie B (pseudoniem van Nicole de Jong); website Tilburgs Taolbuuroo,
2012 - Ze waare der ammòl.
- Cursus in Tilburgs; krantenrubriek circa 1940 - Kome ze mee zamolle?
2. bijwoord
alsmaar, steeds weer, voortdurend; geheel, allemaal, alles
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Kwók et ammòl wies. -
Ik wou dat ik het allemaal wist.
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Hij plaogt mèn ammòl.
- Hij plaagt me alsmaar.
- Jan Triborgh (pseudoniem van John Majoie); Nieuwe Tilbugsche Courant, feestelijkheden in
1954 ter herdenking van de tiende bevrijdingsdag van Tilburg - Wè'n
flauwe kul toch ammel!
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1960-09-16 - t Is ammol niks...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1961-07-07 - Asser ammol ingaon...
- F. van der Meer; Ferry van de Zaande, verhalen van een echte
Tilburger, 2010 - Ammel interessante dinger over vanalles èn nòg wè.
► allemòl
- Piet van Beers; Spoeje doemmeniemer; Advertènsies leeze, 2009 - Ge
moet nie vraoge wè dè ammol wir gao koste.
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 ammel - allemaal, voortdurend
- C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal (Udenhouts), 1978
ammal - 1. allemaal, met zijn allen; 2. steeds, de hele tijd door: hij
din ammal réére - hij beefde voortdurend
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 1. allemaal, altemaal: Wa
zëess ammel? 2. almaar (door), voortdurend: k Denk ammel dat et
woensdeg is.
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 allemaal (ook ammal uitgesproken) - geheel en al; allen
amtenèèr
zelfstandig naamwoord
ambtenaar
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - ambtenèèr, ambtenair
anderst
bijvoeglijk naamwoord
ander
-
Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg
- om den andersten dag - om de dag (de ene dag wel, de volgende niet)
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - um den andersen dag, ook
ouver andersen dag - om de andere dag; ouver anderst joor - om het
andere jaar

andijvie
zelfstandig naamwoord
andijvie
- Piet van Beers; Balaanze - Mar... hilt jaor deur, was er volop/ te
ogste van munnen hòf./ Spinòzzie, Slaoj èn Boerekôol/ Andijvie, Brussels
lòf...
- Piet van Beers; Drôome - Meej slaoj èn andijvie,/ haol ik alle prèèze/
èn schondere praai/ hèb ik nèrges gezien.
- Piet van Beers; De kunst van t kooke - Raopsteele èn andijvie lèèke
op mekaor
- Piet van Beers; Wètter in vèèfteg jaor veraanderde - Wie kènde vruuger
mangoow èn kiewie òf bròkkolie, karèmbola èn taugee ?/ Meej sprötjes,
andèèvie, boerekôol èn bloemkôole waareme tevreej.
anee
tussenwerpsel
-
Informant Piet Mutsaers
- nee hoor (nadrukkelijke ontkenning van een bewering)
- C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal, (Udenhouts), 1978 -
anee (ahnee) - nee hoor (diende om tegenover een bevestiging iets te
ontkennen)
- WTT
aanvulling 2020; ook in vragende vorm gebruikt, en drukt dan
verwondering uit; als in 'ach nee?'
antiesèpties
bijwoord
- Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1970-01-10 -
Dè kan ammaol wel waor zèn mar ik stao er antisepties tegenover
- Cees
Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1970-01-30 - Mar ik stao dr toch
antie-septies tegenover...
Robben laat het woord verkeerd gebruiken, daar waar sceptisch bedoeld
wordt.
Antwèrpe
zelfstandig naamwoord, toponiem
Antwerpen
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 81, 6 of 27 juni
1969 (er verschenen 2 afleveringen genummerd 81) - We noteerden nog een
andere uitdrukking, die ook een "goed thuis zijn" inhoudt. Indien iemand
uitleg wordt gegeven van een zaak, waarover hij geen uitleg behoeft,
omdat hij er zelf beter van op de hoogte meent te zijn dan degene die
hem wil voorlichten, dan kan hij de overbodige voorlichting de pas
afsnijden met: "Ge moet mij in Antwerpen de weg leren kennen!" Het komt
ons voor, dat die uitroep tendeert naar een bepaald gedeelte van
Antwerpen.
►
Aantwèrps
►Anvèrs
Anvèrs, Anvèèrs
zelfstandig naamwoord
De Franse benaming van Antwerpen wordt in het Tilburgs met de scherpe
e uitgesproken en met de s; in de regel gaat daaraan vooraf het
lidwoord den
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); De nuuwe kapelaon van
Baozel, aflevering 5; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1938-10-29 - Ik heb éénen keer iets van
Wagner geheurd in den Anvers...
►
Aantwèrps
anzjee
zelfstandig naamwoord
hachee
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - anzjeej, hansjee;
verbastering van Frans haché
Anzjeliekske
eigennaam, verkleind uit Angelica, Angelique
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1972-04-14
aojem
zelfstandig naamwoord
adem, asem
►aosem, òjem, òssem
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Daorveur moete ne
langen aojem hèbbe... - Daarvoor moet je een lange adem hebben...
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - deren lèsten aojem, in êenen
aojem noeme
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1956-04-28 - teine aojem... [aan het
eind van zijn adem; buiten adem]
- Cees Robben;
detail
uit een Prent van de week van onbekende datum.
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters,
zeuvende perbeersel, 1996 - ik hèb mar êenen aojem èn tweej
haande (ook Stadsnieuws, 2006-05-12)
- WBD III.1.2:232 - naar adem snakken, hijgen
- A.A. Weijnen; Onderzoek dialectgrenzen in Noord-Brabant, 1937 -
Blijkens kaart 44 ligt Tilburg op de grens van vormen met
respectievelijk j en s.
- WNT adem; asem is een andere vorm van hetzelfde woord
► òssum
aojeme
werkwoord, zwak
ademen
aojeme - aojemde - geaojemd
-
Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - We dörfden hòst nie te
aojeme.
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - Ge kost um nie heure
aojeme - Je kon hem niet horen ademen
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - K-kos hòst niemir
aojeme want k-krêeg gin òssem mir...
- Willems; Dialectenquête, 1887 - geen vocaalkrimping, dus niet de vorm
òjeme
- WBD III.1.2:233 - zwaar ademhalen, moeilijk asemen; hijgen
- WBD III.1.1:182 - ademen
- WBD III.2.2:54 - zwaar ademen; reutelen
►òjeme
aojer
zelfstandig naamwoord
ader, maar ook meervoud aderen
- WBD III.3.1:335 ader brandslang; ook genoemd darm
- WBD III.l.l:l80 aders, aderen
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - ojer, ooier - ader
aokelek
bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
akelig
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post 1922-193? - aokelijker
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - akelig
aon, òn
voorzetsel, bijwoord
aan
►òn
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Daor hèddem aon. -
Daar komt hij aan.
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - òn hèùs koome met
regelmaat bij een ander thuis komen
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 12 maar 1974 - ik trek mee dees weer
mn miezezonneke mar is aon...
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 107, 1970-07-30 -
Typisch gewestelijk lijkt ons het gebruik van het voorzetsel "aan" in de
uitdrukking: "Ik ben er goed aan bekend". Bedoeld wordt dat men goed op
de hoogte is. In het ABN zou men hier "mede" in de plaats van "aan"
gebruiken.
- Pierre van Beek; Verzamelaar van grenspalen, Nieuwsblad van het
Zuiden, 15 januari 1966 - Opvallend is ook, dat de mensen nooit
verwonderd kijken of argwanend doen als je vraagt waar grenspaal nummer
zoveel ergens staat. Ze weten het doorgaans wel. De boeren zien hem
altijd staan als ze op hun velden werken, maar we hebben - buiten
douaniers - nog geen mens ontmoet, die ook 't nummer van "zijn" paal
kende. "Ik zie hem iedere dag... maar welk nummer...?... daar heb ik
nooit naar gekeken...", luidt dan het antwoord. Noemt ge een paar
streeknamen, die ge van de kaart geleerd hebt, dan worden de ogen van
die mensen groot: "Ge zijt er goed aan bekend, bekaant nog beter as
ik"... kunt ge dan te horen krijgen. Maar niemand vindt het gek, dat men
als vreemdeling een grenspaal zoekt.
-
Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - tis dik aon - het is
nauwe vriendschap
- A.J.A.C. van Delft; Van Vroeger Dagen; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1929-04-27 - Zij is er
goed aan bekend zegt men in plaats van zij is er goed mede bekend.
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - On zo-n kèèr hèk niks
aon - Met zon wagen kan ik niets doen
- Dirk Boutkan & Maarten Gosling Kossmann; Het stadsdialekt van Tilburg,
1996 aon, òn als werkwoordelijk deel
- Ed Schilders; Wè zeetie?; website Brabants Dagblad Tilburg Plus, 2009
- En vurlichting waar der toen nòg nie bij, dus veul vraauwe waare-n-er
èllek jaor steevaast bij. Dan waare ze wir aon de tèl, èn asse n mònd
of zis op scheut waare, dan werd de luurkörf wir klaor gezèt.
- Kernkamp; Dialectenquête, 1879 - Ze waandelden tot oan de staad
aonbetije
werkwoord, alleen infinitief
betijen,
laten begaan, zijn gang laten gaan
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier,
80 04 10 - Hij laot alles mar aonbetije / Z'n haande diep in z'ne
zak.
aongemòkt
voltooid deelwoord van aonmaoke
aanmaken
- WTT daor zèède goed meej òngemòkt daar ben je mooi klaar mee
- Pierre van Beek; De Noord-Brabantsche Tongval; Nieuwe Tilburgsche
Courant, 1930-07-31 - Zoo zegt men hij is hier of daar mede
aangemaakt, wanneer men wil zeggen, dat iemand aan dit of dat lijdende
is.
aongetrouwde
bijvoeglijk naamwoord
aangetrouwde; namelijk leden van de schoonfamilie; in het Tilburgs
meestal kaawe kaant genoemd
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-11-06 - Over dn aongetrouwde
kaant (titel van de prent)
aonlègge
werkwoord, zwak
aanleggen
1. in het bijzonder een cafeetje bezoeken
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); De nuuwe kapelaon van
Baozel; Nieuwe Tilburgsche Courant, 1938-11-05 - In 't geensgaons hebben
we ne keer aongeleed, en toen we terugkwame nóg ne keer.
- Cees Robben, Prent van de Week, 1955-07-16 - En onderweege
likkisaon...
- Cees Robben, Prent van de Week, 1959-08-01 - Ik legde is aon...
2. werk krijgen
-
Anoniem; Tilburgs folklore, n Kaoi rikkemedaosie; Nieuwe Tilburgsche
Courant, 1959-11-19 - Jaans zaag de kaoi rikkemedaosie, naauw kossie
nieveraans aonlegge.
► voor de volledige tekst
klik hier
3. het werk in de
textielfabriek hervatten na de middagpauze
- Anoniem; Hoe was het in onze streken?; Nieuwe Tilburgsche Courant,
1941-01-30 - De jongeren hebben er geen denkbeeld van hoe het vijftig
jaren geleden met de arbeiderstoestanden en ook met die van de kleine
burgerij was gesteld. Er waren ontzettend lange arbeidsdagen en er werd
zeer karig loon verdiend. De fabrieken ratelden van des morgens zes tot
des avonds zes, zeven uur en niet zelden tot acht, negen, en als het
voor de werkgevers druk was soms tot middernacht. Geschaft werd er om
acht uur één kwartier voor de boterham; de drijfriemen bleven echter op
de losse poelie voortloopen, zoodat terstond als het kwartier om was de
arbeid weer voort kon gaan. Om twaalf uur was de grootte rusttijd om te
gaan eten tot half twee; maar ouderen herinneren zich den tijd nog wel
dat op veel fabrieken om een uur weer moest worden aangelegd, zooals
het heette.
aonprissenteere, aonprizzenteere
werkwoord, zwak
iets of zichzelf aanbieden dan wel aanbevelen
contaminatie van presenteren en aanbieden
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset
den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 - Ons Lia
presenteerde der èège aon om de soep op te scheppe.
aonraoje
werkwoord, zwak
aanraden
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-11-06 - Mar afraoje is aonraoje -
met een negatief advies bereik je vaak het tegendeel
aonrècht
zelfstandig naamwoord
aanrecht, het
fonologische varianten: aonrècht, ònrècht, òrècht, òrecht, òrcht,
naarècht, nòrècht
►nòrèècht, nòrcht
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Zèt alles mar óp den
aonrècht. - Zet alles maar op het aanrecht.
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1973-02-09 [op de vraag of een man
schik heeft met zijn kunstgebit; zeker...] ast op den aonrecht in en
kumke leej...
aonrikkemendeere
werkwoord, zwak
aambevelen
contaminatie van aanbevelen en het Franse recommander (aanbevelen)
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1972-01-28 (Onderwijzer tegen een
moeder die haar zoon aan een baan wil helpen...) Ik kan nie over m
stuite, mar omdè gèt-zèèd zal ik opnoteere dek van de week moet
optillefeneere en m aon rikkemendeere.. En dan moet ie mar
solliciteere...
aonschèèrepe
werkwoord, zwak
aanscherpen, scherp maken
►aonwitte
-
Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1966-10-17 -
(Gehoord van n rasechte Tilburger, vertellende van zn operatie...) Den
dokter most 2 keer zn mis aonscherpe veur dettie deur munne pens kos
koome...
aonspreeke
werkwoord, sterk
aanspreken
- A.J.A.C. van Delft; Van Vroeger Dagen; Nieuwe Tilburgsche Courant,
1929-04-20 - Iemand uit het volk, die een autoriteit wil raadplegen wijl
hij meent verongelijkt te zijn, zegt, dat hij andere mannen zal
aonspreken ofwel dat hij hoogerop zal gaon.
aonsteeke
werkwoord, sterk
aansteken; het electrisch licht aandoen
- Piet van Beers; Brabants Bont 1, circa 2005 t Jaor is wir om:
...èn steeke we de laamp wè laoter aon.
aontèùge
werkwoord, zwak
aantuigen, optuigen, zich aankleden
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941; CuBra -
s Mergens om vèf uure begos ik me aon te tuige
aontreej
zelfstandig naamwoord
entree, intreegeld
►intreej
- Jos Naaijkens; De kèrstfèèr; CuBra, circa 2005 - Aontreej zès euro èn
as ge wot konde oewe jas kwèèt vur enne euro.
aonwitte
werkwoord, zwak
wetten, scherp maken van een mes; contaminatie met aanscherpen
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1967-03-17 - Den dokter [chirurg] moes
twee keer zn mis aonwitte...
aonzien veur
werkwoord, sterk
aonzien aonzaag - aongezien
aanzien voor
- F. van der Meer; Ferry van de Zaande, verhalen van een echte
Tilburger, 2010 - De buuvrouw, mevrouw van Gompel, die is tòch vort zô
wèèd wèg dèsse onze lieven Heer vur nen doedelzak ònzie.
aoola
zelfstandig naamwoord
aula
- Interview Van den Aker, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 In de
aoola hier van, van et hèùs, dan was ok zon, zon hèrmenieke van die aaw
manne die ok ammel bij de meziek gewist waare vruuger èn naa meej de aaw
manne bij mekaare gebleeve zèn. Èn dan geeve ze hier òf daor zon, zon
konsèrtje, hè
Et Hèrmenieke noeme ze derèège, hè
Dès leuk...
►Klik hier om dit bestand te beluisteren
aop
zelfstandig naamwoord
aap, snotneus
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Aop, wè hèdde schôon
jong! - Aap, wat heb je mooie jongen!
- Kees & Bart; krantenrubriek in Tilburgsche Post, 1922-193?
krantenrubriek in Tilburgsche Post, 1922-193? ...aop wè hedde schoon
jong
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - naa zudde nen aop zien
neuke - nu zul je wat beleven
-
Informant Toine Raaijmakers
- Aop wè hèdde schôon jong...
- Cees Robben; Prent van de Week, 01-02-1980 - Ge hoeft unne aauwe aop
gin bakkussen te leeren trekke.
- Enquête over Je favoriete Tilburgse woord op website Je bent een
echte Tilburger, maart 2013 -


- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 81, 6 of 27
juni 1969 (er verschenen 2 afleveringen genummerd 81) - Argwaan over
wat iemand meedeelt, spreekt ook uit het volgende: "Hij kan 't
schoon vertellen, mar ik zeg oe: d'r zit 'nen aop op zolder!" Ook
hier constateert men een poging de waarheid te verdoezelen. In het
Algemeen Beschaafd Nederlands pleegt deze aap in de mouw te zitten
en daar wel eens uit te komen.
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
der zit nen aop óp zolder; opmerking in bijzijn van iemand die leugens
vertelt
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
zich et aopelaazerus schrikke - heel erg schrikken
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
al wè ene vent schonder is as enen aop, is meegenoome
- Karel de Beer; Tilburgs Bijnamenboek, 2000 - de gouwen aop - E. van
Spaendonck (bladzijde 73)
- Karel de Beer; Tilburgs Bijnamenboek, 2000 - den aop - frater Embertus
(bladzijde 101)
- Stadsnieuws, 2006-04-30 - der zit nen aop op zulder
- Hein Mandos; Brabantse spreekwoorden, 2003 n Aop zien neuken op glad ijs
- Iets geks zien.
- WBD III.1.4:36 aop ezel, ezelachtig persoon
- WBD III.1.4:106 - aap, snotaap - snotneus
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 - aap (figuurlijk) kleine snuiter, snotneus; nen aap van ne
jongen - ezel, dommerik
►òpke
aopeglaot
zelfstandig naamwoord
samenstelling uit apen + gelaat
- Hans Hessels; opgetekend uit zijn familiekringen Hessels en Marinus,
2019 - apengelaat, apengezicht
►Voor de volledige lijst
KLIK HIER
aopezuur
zelfstandig naamwoord
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
maagzuur
aor
zelfstandig naamwoord
aar, halm
- Informant
Toine Raaijmakers -
De tiende maaj schiet de rog in d'aor...
- WBD I:1466 halm - aor
aord
zelfstandig naamwoord
aard, soort
- Rolf
Janssen; We hebben gezongen en niks gehad; Tilburg 1984 -
dèttie pròt nòr zenen aord
- Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 1945-04-06 - Des naaw eemel
den aord van 't bisje.
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1968-01-19 - k Heb ginne aord meej
deeze maantel...
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek, aflevering 178, 25-08-1973 -
Niet de aard naar de vader hebben wordt op verschillende manieren
weergegeven. Men kan te horen krijgen: "Hij loopt niet in vadders
schoen", "Hij is uit den aord geslaon" en ook nog: "Hij is bij het
bakken uit de pan gesprongen".
- Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - en vèèreke meej nen
baord is zèlde van goejen aord.
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - den aord vant bisje -
zijn eigen aard
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - den aord nòr gin
vrèmde - aardje naar zijn vaartje
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998
- heet ie den aord? - aardt hij?
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998
- ot den aord geslaon - vervreemd; op het verkeerde pad
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - aord hèn - zich
thuisvoelen
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
hij heej den aord nor ginne vrèmde
- Interview Van den Aker, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 - Èn
asse naa in de kèrk komme preeke èn ze preeken oover de tèèd van vruuger
jaore van Adam èn Eva èn hil diejen aord van dinge ...èn van reize èn
hil diejen aord van dinge... Stòn ze te preeke in de kèrk èn hier
gòdverdomme, de pestoor drie weeke geleeje zeetie zèllef dèttie et ok
nie gelêûft!
►
Klik hier voor audiofragment
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - aord, aard 2) afkomst,
geslacht, soort; 3) natuur, inborst, karakter, geaardheid
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 aard
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 aord - aard
- WBD - goejen aord - goede afstamming (gezegd van een koe); ook
goeje(n) tuk, goejen komaaf genoemd
aorde, aore
werkwoord, zwak
aarden, aard hebben, aard krijgen
aor(d)e - aorde - geaord (geen vocaalkrimping)
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1985-11-08 - t Zèn goei die naor
daauw aore...
- Hein Quinten; Tilburgse spreuken, circa 1985 - Ut zen goei jong die
nor de aauw aorde.
-
Cursus in Tilburgs; krantenrubriek in Groot Tilburg,aflevering 43, circa
1940 -
't Zen goei die nor daaw oare
- A.A. Weijnen; Onderzoek dialectgrenzen in Noord-Brabant, 1937 - De d
van aorde is gesyncopeerd (geen verklaring)
- WBD III.4.3:25 - den aard hebben (zeldzaam in het midden van Tilburg);
wassen, uitstoelen, gedijen, tieren, wild groeien en hard groeien
- WBD III.1.4:274 (goede) aard krijgen - aarden
- WBD III.4.3:277 - niet aarden - niet tieren of verèèrmoejen; heimwee
hebben
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - aarden, ergens de aard
hebben of krijgen.
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 aarden - zich ergens schikken
aoreg, aorig
bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
1. aardig, lief
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Den Sik van Baozel,
Nieuwe Tilburgsche Courant 1939-02-25 - 1939-04-18 - En Anneke is ok 'n
heel aorig meiske...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1962-08-10 - n aorig menneke dè
wel... mar wè jengelèèchtig..!
- Gerard Steijns; Grôot Dikteej van de Tilburgse Taol, 1997 - Ge zult
nie gaa iemand heure zègge dèttie onze nuuwen burgemister ginnen aorege
meens vènt. Mar hij pròt wèl en bietje aoreg.
2. eigenaardig, vreemd, raar
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); n Staandbild in
Baozel; Nieuwe Tilburgsche Courant 1939-05-20 - 1939-06-17 - ...want
onder ons gezeed en gezwege, t is n aorige, die taante Sophie.
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1966-10-21 - Hij keek me efkes aorig
aon
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1961-10-20 - t klinkt wel aorig al
meej al/ Mar t is toch waor gebeurd...
- Interview echtpaar Staps, 1978 ; transcriptie Hans Hessels, 2015 -
Jan Boemelgètje zin zer teege mar meer weet ik er nie van want die
liep zo aoreg!
- Ed Schilders; Wè zeetie?; website Brabants Dagblad Tilburg Plus, 2009
- Ik weet t wèl meense. Ok bij de Tilburgers hèdder netuurlek zat
aorige bij, mar de miste Tilburgers vèèn ik tòch hêel aorig.
- Dirk Boutkan & Maarten Gosling Kossmann; Het stadsdialekt van Tilburg,
1996 - wènnen aorege meens
- WBD III.1.4:59 aardig - vreemd
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 aorig - aardig, eigenaardig; heeft
meerdere betekenissen
- Hans Heestermans; Witte nog?; 1988-1994 - arig - vreemd, raar
- C.J.
Verhoeven; Haorese woorde, spreuke en gezegdes, 2007 - aorig
- vreemd, raar, eigenaardig
- C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal (Udenhouts], 1978
aardig (aorig) - eigenaardig vreemd, niet aangepast, n beetje ziek;
heeft nooit de betekenis sympathiek; deze is wel aanwezig in het
abstractum aorighèt; plezier, genot.
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 aardig (Kempisch aorag) - vreemd, zonderling; onpasselijk,
misselijk; kwalijk; arig - aardig
3. onwel, vreemd
-
Informant Toine Raaijmakers
- Ik wier der aoreg van. - Ik werd er beroerd/onwel van.
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1979-03-02 - Ik ben hil den dag toch
zô aorig, war... Dè komt van de muugte...
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 are, arrig aardig; 1)
eigenaardig, zonderling, vreemd: 2) onwel, onpasselijk, duizelig, raar.
4. behoorlijk
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Toen zaat et aoreg in
de frut. - Toen zat het behoorlijk in de war.
5. een combinatie van I en II bij Robben en Verbunt
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1986-03-28 - Ik vèèn heur wel n aorig
medje... hum vèèn ik mar unne aorige...
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
zij is wèl aoreg, mar hij is mar enen aorege
aoreghei, aoreghèdje
zelfstandig naamwoord
attentie, aangename verrassing, aardigheid(je)
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Daor is gin aoreghei
aon! - Dat is helemaal niet leuk!
- Informant Ad Vinken - Ik hèb mar en aoreghèkke vur oe meegebròcht
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996
- tis mar en aoreghèdje - klein cadeautje
- Henk
van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - aoreghèt/hèj - aardigheid,
aangename verrassing; meervoud aoregheeje
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 aardigheid - verzet, genoegen, vermaak; zeldzaamheid; veur de
aardigheid - voor de grap; ook: lastigheid, onbeleefdheid.
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 aorighèd - d'r is gin aorighèd aon -
er is niks aan
aos, òske
zelfstandig naamwoord
aas
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek aflevering 152, 11-04-1972 -
"Mee aoze (azen) kunde (kun je) nie maoze!" zei een rijmelende
kaartspeler toen een ploegmakker die bij het rikken "mezjère" (niets
halen) deed, "er in speelde". Een troost in een dergelijke situatie ligt
in de waarheid-als-een-koe: Er in gespeeld is ook gespeeld.
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - ek hò nen aos - ik had
een aas
aosem
zelfstandig naamwoord
adem
►aojem,
òjem, òssem
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); Bad Baozel; Nieuwe
Tilburgsche Courant, 1938-12-31 - 1939-02-18 - ...lang en breed van
aosem...
aovend
zelfstandig naamwoord
avond
►taovend
- Rolf
Janssen; We hebben gezongen en niks gehad; Tilburg 1984 -
Ik koom nie tèùs vur taovend - Kees & Bart; krantenrubriek in
Tilburgsche Post, 1922-193? Krantenrubriek 1922-193? -
Zondaggenaovend, Zaoterdaggenaovend...
- Kubke Kladder (pseudoniem van Pierre van Beek); t Klokhuis van
Brabant; Nieuwe Tilburgsche Courant, 1929-11-02 - As t aovend Sjarel de
veldwachter ons uit t Engeltje zet...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1954-09-25 - Heel laot op den
aovend...
- Frans Hessels (1931-2006); uitspraken opgetekend door zoon Hans
Hessels, 2020
- Als je op een feestje noodgedwongen op een
harde keukenstoel moet gaan zitten: - ...dan duurt den aovend lèkker
lang!
►Volledige bron:
KLIK HIER
- A.A. Weijnen; Dialectatlas van Noord-Brabant, 1952 - tis ene zachten
aovend
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - avond; taovend -
vanavond, hedenavond
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 ave(n)d - te avend, tavend
aovetuur
zelfstandig naamwoord
avontuur
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 68 07
17 - De Nilles zuukt aovetuur...
aoze
werkwoord, sterk
azen (op)
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1956-04-14 - Den onze is gewend
aachter bakvissen te aozen...

appel,
appeltje
zelfstandig naamwoord
meervoud appels maar ook appel
1. de vrucht
- Naarus (pseudoniem van Bernard de Pont); Groot Tilburg, 1941; CuBra -
Ik ha 20 kilo appel, 10 kilo père, in mèndje vol mee waaichampions
- Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - As ge oe aigen goed
doet, dan doe de et gin rotte appel.
- Kernkamp; Dialectenquête, 1879 nen zuren aapel
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - appel; meervoud appel,
minder vaak appelke(n)

Schilderij
(detail) van Osias Beert de oudere - 17e eeuw

Jongen met appels - Eugenio de Blaas.
2. als beeld voor hoofd
- F. van der Meer; Ferry van de Zaande, verhalen van een echte
Tilburger, 2010
- Dan slòdde zô iemand tege zenen appel aon.
- F. van der Meer; Ferry van de Zaande, verhalen van een echte
Tilburger, 2010 - ...dus vur dèttie der èèreg in ha pèèr ik em goed hard
teege zenen appel aon.
appelèèchteg
bijwoord
appelachtig; woordspeling met de naam van de schilder Karel Appel
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1986-05-16 (In een museum...) Ik ben
nie zoo appelèèchtig... Ik haauwet meer bij Citroen... (de schilder Paul
Citroen)
Cees Robben detail uit
Prent van de week - 1986-05-16
appelenpròl
zelfstandig naamwoord
stamppot van aardappelen, gestoofde appels of peren en spek; hete
bliksem
het lid prol is een klanknabootsing
- Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - appelenprol - heeten
bliksem, appelstaamp
- WNT - prol - I 1.a; in Zuid-Nederland - Van denzelfden wortel
als prollen; de oudste betekenis zal zijn week lichaam, weeke massa
die (bij het koken) het geluid prol maakt. Vergelijk prut, dat in
betekenis het nauwst verwant is (waarnaast pruttelen, dat
verschillende betekenissen met prollen gemeen heeft), prul, dat in
den vorm het meest overeenkomt, en zie verder bij prollen
- WBD III.2.3:122 - in Tilburg ook appelstamp maar zeldzaam;
appelenprol ook in Veghel en Turnhout

Schilderij van Elias van den Broeck - detail - 17de eeuw
appelsien, appelesien, applesien
zelfstandig naamwoord
sinaasappel, appelsien
- A.J.A.C. van Delft; Nieuwe Tilburgsche Courant, 1929-12-05 - appelsien
- Daor ware s aoves (5 december, op de klòttermarkt) de irste
applesiene zo zuur as brèm, nog zuurder as setroene.
- Reflector (schuilnaam van een niet nader bekende publicist);
Tilburgsche Courant, 1926-03-18 - Mijne appelesien is grotter dan de
jouwe. Dè zodde willen! De mijne is vèùl grotter dan de jouwe.
- Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1964-08-17 -
Sebiet schûifde ûit over diejen applesienenschèl!
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1968-02-09 (Bij een marktkraam...)
Vleje-week-vrom waren oew pèère buikzuut.. oew appelesiene mörf.. oewe
knolraop vôôs... en oew èèrepel glaozig... steeket zelf mar in oewe
kaones...
- Piet van Beers; Spoeje doemmeniemer; Griepepidemie, 2009 k Haol wè
paaraceetamolle/ èn appellesiene op de mèrt.
- WBD III.2.3:172 appelsien - sinaasappel
- WNT appelsina - In de volkstaal niet ongewone bijvorm voor sinaas-
of chinaasappel. Bijvorm is ontstaan in navolging van latijns malum
sinicum.
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 appelsien (apelsi:n)
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - appelsien, sinaasappel
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - appelsien - sinaasappel

Appelesienesteeg
straatnaam; fantasienaam; het fictieve adres van Sinterklaas in Madrid
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1953-12-05 MADRID Appelesienesteeg
[bijschrift bij het eerste prentje (van 5) over Sinterklaas. Sinterklaas
bracht de eerste sinasappels mee uit Spanje].
appelmènneke
zelfstandig naamwoord
appelmannetje
- Pierre van Beek; Onze folklore, aflevering 4; Nieuwe Tilburgsche
Courant, 1959-03-19 Het appelmanneke komt om zijn geld zeide een
moeder tot een kind, dat onrijp fruit gegeten had en toen van buikpijn
klaagde.
appendènsie
appendentie
uit Frans
appendance
- Theo de
Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1963-02-10 - t Gong
ammaol goed, zonder veul ap- en dippendensies.
- WNT;
lemma appendentie thans vrijwel uitsluitend nog in de verbinding ap-
en dependenties.
- WNT;
lemma dependentie, figuurlijk gebruik - Zaak van bijkomstigen aard,
belang of omvang, die hoort bij, deel uitmaakt van of samenhangt met een
grooter geheel.
apperetuur
zelfstandig naamwoord
appretuur; afdeling in de textielfabriek voor veredeling en afwerking
van stoffen
- Interview Van den Aker, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2014 - Daor
hèb ik ok in de apperetuur gestaon (textielfabriek Gooyaerts). Daor hèk
alles gedaon... gepèrst, gestòpt, genòpt!
►
Klik hier voor audiofragment

Prentbriefkaart ter gelegenheid van de kermistentoonstelling
'Jaozeetie', Tilburg 2018.
appetjoek
bijvoeglijk naamwoord
een geestelijke afwijking hebbend, getikt
►abbetjoek
- Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1975-01-16 -
(Gehoord bij de kapper...) Höllie pa is wouws, höllie moe
is appetjoek en, dè kunde wel naogaon, zellef is ie habbetjap!
-
Lechim, pseudoniem van Michel van de Ven; De Tilburgse Koerier, 8
november 1979
-
Ik zèè nie himmol appetjoek...
- Piet van Beers; Blènd, 2004 - Den irste kwaam hier öt de straot./ De
twidde kwaam van Gôol vandaon./ Meej dieje Gôlse appetjoek/ Heese nie zô
lang gegaon.
- Tony Ansems; Gewoon mijn èège zijn; Tilburgse Liekes American Style 2,
2009 - As de fillem in Tilburg verschijnt/ Dan ziede gij de grotsten
appetjoek/ En ik kan gewoon mijn ègen zijn...
-
Ruud Damen & Gerard Steijns; Et Buukske, wè en hoe in de Tilburgse Taol,
2008 -
appetjoek, appetjoekt - geestelijk gestoord
- Stadsnieuws, 2008-06-15 - Och appetjoek die ge daor zèèt, hadde nie öt
oe dòppe kunne kèèke!
- Enquête over Je favoriete Tilburgse woord op Facebook; Je bent een
echte Tilburger als... maart 2013 -


|
Drie keer Appetjoek!
Op een kleine
handpers van Studio Zeedauw kon op de markt in Tilburg een woord
of een zinnetje gezet en afgedrukt worden. CuBra koos voor het
typisch Tilburgse scheldwoord Appetjoek.
Eerst het
zetwerk:

Daarna inkten:

En het resultaat:

Op papier ziet
een appetjoek er dan zo uit:

Foto's: CuBra, 23 maart 2019.
Meer informatie over Zeedauw: www.studiozeedauw.nl
|
apprènsie
apparènsie, apperansie, opperènsie
uit Frans apparence (verschijning)
►mènsie
1. uitdrukking
apprènsie maoke - aanstalten maken, voorbereidingen treffen
- WTT; Ed Schilders, 2020 In de twintigste eeuw wordt mènsie in het
Tilburgs, in de uitdrukking mènsie maoke gebruikt als synoniem van
apprènsie maoke.
- Piet Heerkens; Vertesselkes; t Baokelse boerke bij den paus, 1944
n Baokelsch boerken is eens gekomen/ toe in de hellige stad van Rome,/
hij maokte daor daodelijk apperentie/ om ok te gaon op audiëntie
- Stadsnieuws, 2006-11-09 - Alleej vort, zodde onderhaand nie es
apprènsie maoke!
- WTT; Ed Schilders, 2020 de etymologische duiding van Henk van Rijen
in Mèn Tilbörgs wôordeboek, namelijk dat de uitdrukking afgeleid is van
het Franse werkwoord appareiller, is niet correct.
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 - apperentie - aanstalten maken
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 - apprentie, waarschijnlijk frans apparence; apprentie maken -
aanstalten maken; ook gezegd van een koe waarbij de kenteekenen van het
kalven verschijnen
- C. Verhoeven; Herinneringen aan mijn moedertaal [Udenhouts] 1978
apparentie maken - aanstalten maken, voorbereidingen treffen, opschieten
- WNT, 1951 apparentie; uit Frans apparence. In
Noord-Nederland in de algemene taal verouderd.
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 apränsi, apprentie -
aanstalten, toebereidselen; k Zôo mar is appränsie maoke (bijvoorbeeld
om naar bed te gaan).
- Corto
Blommaert; de Volkskrant, Woord van de week 2020-11-12 - Maar nu, ruim
een week nadat we hadden gedacht dat Trump stilletjes zijn verlies zou
hebben toegegeven, gebeurt er nog vrij weinig. Het Brabants biedt
uitkomst. In (het midden van) die zuidelijke swingstaat zouden ze zeggen
dat Trump 'mer is apprensie moet moake', vertaald naar het Algemeen
Nederlands: Trump moet maar eens aanstalten maken.
2. andere gebruiksvormen
- Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - een uitzonderlijke
opgave; ik heb er aprensie van - afkeer
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - apparence - aprènse schijn;
daar is geen apprènse van regen
-
C.J. Verhoeven; Haorese woorde, spreuke en gezegdes, 2007
apperènsie - haast
apprepoo, aprepoo
zelstandig naamwoord
apropos, onderwerp, stuk
uit het Frans à propos; meestal in de uitdrukking van mn à propos -
van slag zijn, de kluts kwijt zijn
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-11-27 - Akkoe mar zie Sofie zèèk
gelèek van munne apprepoo...
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - A-k oe zie Sefie,
zèè-k gelèèk van munnen apperepoo. Als ik je zie Sofie, ben ik direct de
kluts kwijt.
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1985-09-06 - Ik raokte gelèèk van
munne aprepoo aaf toen onze Sooi van zunne sus ging...
- Henriëtte Vunderink; Tis de moejte wèrd, 2011 - Zonder èèrg... Zèèk
van menen apprepoo geròkt...
apteeker
zelfstandig naamwoord
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 - apteker - apotheker
- WNT - in de spreektaal veelal 'apteker'.
arbèje
werkwoord, zwak
arbeiden
arbèje - arbèjde - gearbèjd
- WBD - de koej arbèjt - ...maakt uitdrijvende bewegingen bij het
kalven; ook genoemd: de koej èrbèt, wèrkt, pèrst
- WBD III.1.4:344 arbeiden - werken
- WBD III.5.1:212
arbeiden - werken

ardènner
zelfstandig naamwoord
paardenras uit de Ardennen
- WBD I.4: 597 - geeft voor Tilburg licht paard; bedoeld wordt niet
een paard dat licht van kleur is, maar een paard dat licht van bouw is.
- Wikipedia; geraadpleegd in 2020 - De Ardenner is een paardenras
afkomstig uit de Ardennen. De stokmaat is tussen de 1.55 en 1.60 meter.
Ze komen voor in de kleuren bruin, schimmel en vos.
arrebéé
zelfstandig naamwoord, meervoud
aardbeien
- Cees
Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1965-07-09 - Arrebéé koop koop-koop... Door
Robben gebruikt in de uitspraak van een marktkoopman; de normale
uitspraak is aarbei.
arreej
zelfstandig naamwoord
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
op arree zitte - ongeduldig zitten wachten, aanstalten maken, paraat
zijn.
- WTT; 2020 De etymologie is niet duidelijk. Volgens het WBD komt
arree vooral voor in de Antwerpse Kempen in de betekenis van
vooruit, opschieten.
arsjief
zelfstandig naamwoord
archief
- Interview met Heikanters, 1978; transcriptie door Hans Hessels, 2015 -
Mar daor zèn nòg wèl ouw kaorte van op... in et arsjief dènk, op de
gemènte

Antoine
Arts
Artskes kraant
uitdrukking
De krant die door de familie Arts werd uitgegeven: de Nieuwe Tilburgsche
Courant
- Kubke Kladder (pseudoniem van Pierre van Beek); t Klokhuis van
Brabant; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1929-11-21 - Sommige kraanten
saawelen dè Jantje (Pijnenburg) in Brussel mee rijdt in den
zisdaogschen, mar Artskes kraant hee gezee, dè-t-er vurloopig nog niks
van waor is.
- Kubke Kladder (pseudoniem van Pierre van Beek); t Klokhuis van
Brabant; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1929-10-09 - ...dan schreef ik is n
stukske en daor stapte-n-ik mee nor Tilburg nor Artskes kraant.
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset
den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 -
op et ketoor van
Artse Kraant
- Nel Timmermans; Tenêel speule dès leuk; CuBra, 200? - En we waare
aaltij benuuwd hoe de recenties waare in 't Nuuwsblad, èn in Artse
kraant, die wiere èùtgeknipt èn bewaord.
- Ronald Peeters; De Paap van Gramschap; internetversie, 2012 - Antonius
Henricus Arnoldus (Antoine) Arts werd op 20 april 1845 te Arnhem
geboren (...) Aanvankelijk werkte hij in s-Hertogenbosch op een
handelskantoor. Daarna begon zijn journalistieke loopbaan. In 1877 werd
hij hoofdredacteur van De Kruisvaan, het wekelijks orgaan van de
Zouavenbond St. Bonifacius. Deze krant werd aanvankelijk gedrukt door N.
Luijten in Tilburg, de drukker van de Tilburgsche Courant. In 1878
richtte Arts een eigen drukkerij op in de Poststraat. Hij verhuisde naar
de Nieuwendijk (de tegenwoordige Bisschop Zwijsenstraat) en begon met
ingang van 1 januari 1879 met het drukken en uitgeven van De Kruisvaan
(vermoedelijk tot 1882 verschenen). In april 1879 richtte hij de Nieuwe
Tilburgsche Courant op en op 10 januari 1898 Het Tilburgsch Dagblad voor
het Volksbelang. Beide kranten zouden per 1 januari 1901 tot één dagblad
worden samengevoegd. Zijn oudste zoon Antoon werd hoofdredacteur. (...)
Hij overleed te Tilburg op 31 maart 1926.
as
voegwoord
als
- WNT - Door de zwakke toon versmolt de l vóór de s, en zo ontstond
in de volksspraak het thans nog algemeen gebruikelijke as, dat reeds in
het Middelnederlands voorkwam.
1. voegwoord van vergelijking
- Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1962-02-? - Ik
zè zo ziek as iets, k gao naor hûis en alles...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1982-07-02
- niks as rôoken èn ötgaon...
- A.A. Weijnen; Dialectatlas van Noord-Brabant, 1952 - ze zòchte niks
aanders as ...
- Jan Naaijkens; Dès Biks, 1992 as - als; ook in krachttermen: as te
mieter, as de nondejuu
2. voegwoord van tijd
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek; Nieuwe Tilbugsche Courant
23-03-1972 - "Als het waait, draaien alle meulens". Daarmee wordt
aangegeven, dat men met geluk wèl kan varen, aldus onze zegsman. Het
lijkt ons echter niet uitgesloten, dat we hier te maken hebben met een
sceptische opmerking, waarmee men door het voorwaardelijke "als"
belachelijk wordt gemaakt.
3. voegwoord van voorwaardelijkheid
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - As tis dèt is, dan
fisteme. - Als het inderdaad zo is, feesten we.
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1954-12-24 - Kèkkis of ie kèkt
Pietje... En as ie kèkt... Nie kèèke...
- Piet Heerkens; De knaorrie; As...as...as..., 1949
Denk eraon, mn goeie ziel:
as... is de spil van 't kreugelwiel!
As... is hout, as 't opgestookt is,
as... is vuur as 't uitgerookt is.
As den hemel valt? - Geen nood!
al de musse valle dan dood!
As de locht valt op onze kop,
hebbeme blauwe mutskes op!
As de as breekt van oewe waoge,
zullen oe beenen oe nog wel draoge!
Laot die assen uit oewe körf;
as... is mar verbraande törf!
Strooi geen assen op oe brood,
want as suiker smaoken ze noot!
Denk eraon, mn goeie ziel,
as... is de spil van n kreugelwiel!
4. samentrekkingen van het voegwoord met het onderwerp bij de
persoonsvorm
►
zie deze lemmata:
agge - als jij/gij
asie, assie - als hij
asse, asze - als zij het
asset - als het
aswe, awwet - als we het
agger - als je er
- Willems; Dialectenquête, 1887 - ak, agge, asie, asse / asze, ast /
asset, aswe/awe / awwet
5. in plaats van dan
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - grotter as en pèèrd
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 - als (ook as uitgesproken). Wordt altijd gebruikt in plaats van
dan achter eenen vermeerderenden trap, alsook achter ander(s),
niemand, niets, nooit
as-as-as
voegwoord van voorwaardelijkheid met versterkende herhaling
als-als-als
om een uitspraak in te leiden waarmee onwaarschijnlijkheid wordt
uitgedrukt.
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1975-09-19 - Jè, as-as-as... As we ham
hôn dan kosse we snippere...
as dèt
betrekkelijk voornaamwoord
als dat
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1960-07-22 Wè zidde..? (...) As det
oew slekbord rammelt...
asdèttie
voegwoord, samentrekking
als, alsdat, als dat hij
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - hij zi asdèttie nie
kos
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 als(dat) als; vergelijkend: Gij drinkt meer op alsdage
vertèèrt; ook asda(t)
asger
samentrekking
als je er, als ge er
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1971-05-07 - Zôô oud asger uitziet
worde gij toch nôôt...
askèùl
askuil; bewaarplaats voor as, vaak gelegen onder de bakoven
- WBD - askèùl - ashok
asoosjaale
zelfstandig naamwoord, meervoud
asocialen, minder beschaafden
- Interview echtpaar Staps, 1978; transcriptie Hans Hessels, 2015 - Èn
die asoosjaale kwaame ammel van de Paddewaajkes, van et Körvels Huukske
aaf!
Aspèrges
me
zelfstandig naamwoord; eigennaam
Latijn: Besprenkel mij. Het gezang onder die naam uit de
rooms-katholieke liturgie, soms gebruikt als woordspeling met het gewas
asperges.
- Jan Jaansen (pseudoniem van Piet Heerkens svd); De nuuwe kapelaon van
Baozel; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1938-10-08 t Waar muisstil in de
kerk, toen ie uit de sacristie kwaam om den Asperges te zinge.
- Piet van Beers; fragment asperges me (besproei mij), 2009
Ik denk wèlles terug òn vruuger,
Dèn aawe rèèke Rômse tèèd.
k Zuuk dan wèl es nòr schôon dinge.
(Dè doede agge aawer zèèt)
We wiere dan aaltij gezeegent
vur dè de liste mis begon.
t Asperges Me wier dan gezonge.
Besproei mij, in t vakjargon.
Onze pastoor was èèrg scheutig
meej zenne grôote waoterkwaast.
Hij ha n hêel goei haand van sproeie.
Èn dè wier figuurlek toegepaast.
As misdiender liep ik n paor meeter
daor meej n èmmerke vur m èùt
Die t dichtste bij t gangpad zaate
kreege t miste waoter op der snèùt.
|
Ed Schilders - Als meneer pastoor vroeger zijn
wijwaterkwast ter hand nam om zijn parochianen te zegenen, ging
dat vaak gepaard met de koorzang van een psalm die begint met de
woorden Asperges me
Dat betekent: Heer, besprenkel mij
Het
lijkt me heel begrijpelijk dat daar vroeger grappen over gemaakt
werden. Deze asperges komen heel vaak voor in de voordrachten
die bij (familie)feesten door een zogenaamde pastoor in een
zogenaamde preek ten beste werden gegeven. Uit enige inzendingen
van oude feestpreken bleek echter dat het niet bij woordgrapjes
bleef. In een voordracht met de titel Preek van de pastoor van
Sansbeek, uit 1926, horen we meneer pastoor tegen de vrouwen in
de kerk donderen: As ge de wijwaterkwast mar ziet, dan lopte al
de kerk uit, krek of ge van achter angestokt zijt, denkte dè ik
die kwast in oeuwe mond zal steken? Ge hoeft um nie op te
vreten! En die juffrouwe, die trekke durre kop net in as 'n
zwaon die op 't waoter zwemt. Want de jufrouwe van toen waren
blijkbaar bang dat hun kleding door water werd bevlekt, ook al
was het dan heilig water. De pastoor: Dur mos [moest] ok 'ns 'n
drupke van op die verre [veren] van die pronkhoewd valle.
Harrie Franken heeft een dergelijk preek opgetekend onder de
titel Preek van de pastoor van Soerendonk. Ook daarin blijkt
hoe de Brabantse boerin vroeger zelfs tijdens de heilige mis of
het lof zuinig was op haar traditionele zondagse kledij. De
pastoor zegt in deze preek: Het is dan gebeurd een keer of twee/
Als ik zondags mijn asperges dee/ of liever gezegd met mijn
wijwaterkwast/ door de kerk kom plassen/ om jullie
boerinnenzielen schoon te wassen/ dan staan ze klaar/ met een
zakdoek of boezelaar/ Ik begrijp niet, hoe ik het gedoog/ die
houden ze dan omhoog/ om die kanjaarden/ van mutsen te sparen/
voor t wijwater dat mocht spatten, wat een verdriet
Zulke
preken bestaan meestal uit twee delen. De vrouwen krijgen ervan
langs omdat ze hun kleding belangrijker vinden dan het wijwater,
en de mannen omdat ze te veel drinken in de plaatselijke kroeg.
Over de mannen preekt de pastoor dan: Beminde boeren/ Al
dikwijls heb ik bemerkt dat er meer zitten in herberg of kroeg/
dan dat er lopen achter eg of ploeg. Het mooie is, vind ik, dat
wijwater en alcohol hier eigenlijk hetzelfde zijn. Het was
tenslotte feest. En dus zegt de pastoor tegen de vrouwen:
wat
een verdriet/ Was het jenever/ dan deden ze het niet/ Dan zouden
die lieve vrouwen/ Hun mondje wel open houden. (Brabants
dagblad; ca. 2002) |
asse
samentrekking
als ze
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-04-17 - En kusse asse kan...
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - asse mar kosse...
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1975-06-06 [vader kookt voor de
kinderen; ze zouden het niet opeten...] asse wiesse wèsse aate
- Cees Robben; Prent van de Week, onbekende datum [kinderen treuzelen
met het uitzoeken van snoep op een kraam van de Hasseltse kapel]
asse-mar-wiese-wèsse-won.

Foto: website catholicworkeramsterdam
assekrèùs, assekröske
zelfstandig naamwoord, verkleinwoord
askruis, askruisje; aswoensdag
►kröske
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1955-02-26 - Ieder die zn
asse-kröske/ Mee den Paose nog hee staon/ Krijgt van den pastôôr n
pekske.../ zee meneer den kapelaon.....
Deze prent verscheen ter gelegenheid van Aswoensdag 1955. Aswoensdag is
de dag waarop in de katholieke traditie de 40-daagse vasten begint, die
eindigt met Pasen. Het askruisje dat gelovigen op Aswoensdag in hun
parochiekerk gingen halen, is het teken van berouw, in het bijzonder
berouw over de zonden begaan tijdens het carnaval. De katholieke
folklore wilde vooral onder kinderen - dat dit kruisje niet mocht
worden afgewassen. De as waarmee de priester het kruisje op het
voorhoofd van de gelovige had aangebracht, was as van verbrande
palmtakjes van Palmpasen van het vorig jaar. Uiteraard lukte het nooit
iemand om het askruisje veertig dagen lang op het voorhoofd intact te
houden, zelfs niet als de pastoor daarvoor een premie uitloofde die uit
n pekske bestond, een pakje, een kledingstuk om met Pasen mee voor
de dag te komen.
(Detail
- Robben - 1955-02-26)
- Henriëtte Vunderink; Tis de moejte wèrd; Et vaastetrommeltje, 2011
- Geduurende de vaastetèèd,/ van assekrèùs toe Paose...
- WBD III.3.3:225 - askruisje
asser
samentrekking
als ze er
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1961-07-07 - Asser ammol ingaon...

Advertentie
1922
asseraansie
zelfstandig naamwoord
assurantie, verzekering; van Franse assurance
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1987-09-18 - Ik keek wel effenaaf toen
ik zaag desse mn fiets gejat han... Na hek van de asseraansie n
effenaave trug gekocht...
asseradeere
werkwoord, zwak
verzekeren; van Franse assurer
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
asseradeere, verasseradeere, verassereere - verzekeren
asset
samentrekking
als het
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1972-11-17 - Asset thuis waait moete
één deur dicht doen... aanders trekket...
assie
samentrekking
als hij
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1965-04-16 - En assie is afschiet..
Nou dan kan t (...) op unne wetsteen... Als hij eens betaalt dan is
het heel magertjes...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1965-08-28 - Mar assie gedaon heej
mottie effegoed vèège...
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1969-01-10 - Hij is zôô kiem assie
grôôt is... [Hij is zo preuts zoals hij groot is...]
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1969-01-10 - Assie in zn vaon stao
[Als hij in zijn hemd staat]
assienie
samentrekking
als hij niet
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-03-27 - Ze hebben op den Heuvel
unne put gevonden.. (...) Afblèève assienie van jouw is...
assortiemènt
zelfstandig naamwoord
assortiment
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - assortiment,
meerdelige voorspinmachine (textiel)
ast
samentrekking
als het
- Theo de Wijs; schriftelijke mededeling aan Cees Robben, 1962-02-?
Ast is dèttis, dan fiste we
-
Paul Spapens e.a.;
Goedgetòld; diksjenèèr van de Tilburgse taol, Tilburg 2004 -
ast is dèt is - als het waar is, als het zo is
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - ast toevalleg geleege
komt - als het uitkomt
asteblief
tussenwerpsel
als t u belieft
- Cees Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1972-09-23 - en ons persvlêes
asteblief
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 asjeblieft - astebli:ft met of
zonder t.
aster
samentrekking
als het er
- Cees
Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1976-02-13 - En aster op aonkomt
astraant
bijvoeglijk naamwoord
brutaal; afgeleid van Franse assurance
►straant
- Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - astraant brutaal
- A.J.A.C. van Delft; Toen Tilburg nog dorps was; een heel typisch
dialect; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1956-07-17 - Zonnen aastraanten
bliksem was ie!
- WBD III.3.1:221 - astrant, strant, brutaal - vrijpostig, onbeschaamd
- WBD III.1.4:130 astrant - moedig
- WNT - assurant - in de volkstaal geworden tot astrant
- A. Weijnen; Etymologisch dialectwoordenboek, 1995 - astrant, strant -
onbeschroomd, vrijpostig (in Nederlands assurant brutaal)
astraasie
zelfstandig naamwoord
verzekering; verbastering van assurantie
ook: braandastraasie brandverzekering
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - bè wèffere
braandastraasie zèède gè verastreerd?
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 astrantie - assurantie, verzekeringsmaatschappij
attak
zelfstandig naamwoord
attaque, hartaanval; uit het Frans
- Cees
Robben; Prent van de Week, Nieuwsblad van het Zuiden / het
Nieuwsblad, 1973-12-31 - En ast nie meevalt/ Hedde gij
unne attak...
- WBD III.1.2:277 - attaque - beroerte
Foto:
Regionaal Historisch Centrum / Stadsmuseum Tilburg
atteljeej, Den
zelfstandig naamwoord, eigennaam
Centrale Werkplaats der Nederlandsche Spoorwegen
uit Frans atelier; werkplaats
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Hij heej fifteg jaor
op den atteljeej gewèèrkt.
- Karel en Sjarel; Groot Tilburg, 1945-05-25 - Kekkis Karel,
veronderstel dè gij den bisten wèver bent van hil Tilburg en ikke den
bisten wielendraaier van hil den Ateljee.
De oorspronkelijke uitspraak rijmt op bier
- Pierre van Beek; Tilburgse Taalplastiek, aflevering 52, 1966-04-16 -
Tegenwoordig wordt er in Tilburg van de Centrale Werkplaats (van de Ned.
Spoorwegen) gesproken. Vroeger hoorde men evenwel van niet anders dan
den atelier praten, waarbij velen dan de laatste lettergreep op zn
Nederlands - dus als de ie van bier - uitspraken in de plaats van
gesplitst zoals het Frans dat eist. Onze atelier van weleer leeft nog
voort in een straatnaam. Atelier betekent letterlijk eigenlijk:
plaats, waar men in het gareel loopt... maar daarom zijn we in Tilburg
toch niet aan onze atelier gekomen. Had in Tilburg dit woord een wel
zeer specifieke - vooral tot de Centrale Werkplaats beperkte betekenis -
een meer algemene betekenis was ook werkplaats, hoewel men toch niet
iedere werkplaats als atelier kan betitelen.
- Anoniem; Tilburgs folklore; n Kaoi rikkemedaosie, Nieuwe Tilbugsche
Courant 1959-11-19 - Buur Jaonus ha okkal zo dikkels gezee, k Zallet is
vur oe probeere op den atteljeej, (...) 's-Maondags smerrigis stapte
Nillus mee hart en ziel, Naor den atteljee, mee kruik en unne nuuwe
blauwe kiel.
► voor de volledige tekst zie
KLIK HIER
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset
den brèùne eigeluk wel trekken? deel 1, Tilburg 2006- Die rotmoffen
waren de werkplaots van de Nederlandse Spoorwegen aon et opblaozen, den
ateljéé hiete dè bij ons.
- Karel de Beer; Tilburgs Bijnamenboek, 2000 - den atteljeej - Centrale
Werkplaats van de NS
- WBD III.3.1:213 - atelier, werkwinkel, werkplaats atelier; uit Frans
atelier - werkplaats
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 atelier - Hij werkt in
Tilburg op den atelier (van de N.S.)
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - atelier ateljé werkhuis; op
nen ateljé werken.
Met den ateljé bedoelt men te Leuven de werkhuizen van Dyle et
Bacalan.
avelot
zelfstandig naamwoord
enveloppe
mogelijk ook uitgesproken als avvelòt
- Lowie van Dorrus Misters; onze Tilburgse folklore; Van postwagen en
diligence, Nieuwe Tilbugsche Courant 1951-12-11 - Postagentschappen
bestonden nog niet. Wel verkocht men in sommige winkels postzegels, maar
met verhoging van een halve of hele cent en daar werd 70 jaar geleden
ook rekening mee gehouden. Men verkocht bijvoorbeeld postzegels en
schrijfbehoeften, velletjes brievenpapier, brievenzekskes of
avelotten (enveloppen), pennen en inkt in t Herringsend (Haringseind,
Korvelseweg) bij F. v.d. Hout-Becx, op Korvel bij Trui Bos (recht
tegenover de brievenbus), in den Berrendijk (Berkdijk) bij Piet van
Heijst. Zo zal het in andere buurten ook wel geweest zijn.
avvegaosie
zelfstandig naamwoord
drukte; afgeleid van navigatie
- Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 t was er n hil
navegaosie - drukte
avvekaot
zelfstandig naamwoord
advocaat (beroep); ook de drank maar in dat geval meestal in de
verkleinde vorm:
►avvekòtje
- Kees & Bart; krantenrubriek In Tilburgsche Post, 1922-193? - avvekaot
- Kubke Kladder (pseudoniem van Pierre van Beek); t klokhuis van
Brabant; Nieuwe Tilbugsche Courant, 1929-10-23 -...dè valt dur
ginneneene avekaot weg te redeneeren.
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1964-05-29 - Die schiet er in as unne
avvekaot in de hel - iets gaat heel makkelijk; advocaten komen uiterst
gemakkelijk in de hel
- Pierre van Beek; Dialect en spreekwijzen; Nieuwe Tilbugsche Courant,
1959-01-10 - De timmerman zei: Die spijker schiet in de plank als
n advokaat in de hel.
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 57
12 27 - Ons opoe moet n avvekaotje...
- Noord en Zuid; jaargang 2, 1879 avvekaat - ...redeneert as n
avvekaat in een kakstoel - zijne redeneeringen beteekenen niet veel...
- Noord en Zuid; Diverse Meijerrijse woorden; jaargang 10, 1887 - Zoo
spreken de Meierijers en schrijven ook van (...) avverkaat...
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 avvekoot - advokaat
- Leo
Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 - advocaat - aveku:t; de gekende
likeur; verkleinwoord aveköke
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 a(d)vocaat - iemand die goed ter taal is: t Is nen avocaat -
hij kan goed spreken (vergelijk klappen gelijk nen avocaat); ook:
avekaat (korte a in eerste lettergreep)
avvekòtje
zelfstandig naamwoord, verkleinvorm: glaasje advokaat
- Lodewijk van den Bredevoort (pseudoniem van Jo van Tilborg); Kosset
den brèùne eigeluk wel trekken? deel 2, Tilburg 2007 -
et vrouwvolk
deej der èège te goed òn de boerejongens of lepelden un advocaotje nòr
binnen.
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - avvekòtje, advekòtje -
glaasje advocaat
avvenant
bijwoord
voorkomend; uit Frans (à l)avenant (dien)overeenkomstig, in
overeenstemming met
- Nicolaas Daamen; Handschrift Tilburgs, 1916 - hij ziet er avenant uit
voorkomend
- Henk van Rijen, Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 avvenaant
voorkomend, betrouwbaar
avvendaans
zelfstandig naamwoord
overvloed
- via Frans abondance uit Latijn abundantia
►abbendaans, avvezaans
- Frans Verbunt; Tilburgs vur tonpraoters, zeuvende perbeersel, 1996 -
bij het rikken: dertien slagen
avventoe
bijwoord
nu en dan, af en toe
- Voorbeeld op originele systeemkaart Sterenborg - Avventoe gaot ie nòg
nòr et Park. - Nu en dan gaat hij nog naar het Wilhelminapark.
avvertènsie
zelfstandig naamwoord
advertentie
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier, 70 01
14 - Kèèk alle avvertensies deur...
avveteere
werkwoord
adverteren, te koop lopen met
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - avvetêere doe verkoope
- de gelegenheid maakt de dief
avvezaans
bijwoord
voortgang, vooruitgang
uit Latijns abundantia
►abbendaans
- Cees Robben; Prent van de Week, datum onbekend, ook in bundel Robben
en Rooms En dan bidden we nog une rôôozenkraans. En des goed vur den
avvezaans....
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - hij mòkt avvezaans -
hij gaat vooruit
- A.P. de Bont; Dialect van Kempenland, 1958 - avancatie, vooruitgang,
voortgang; door zit niks geen avvecóosie in (...in het werk)
- Leo Goemans; Leuvens taaleigen, 1936 abondance - overvloed: iets in
abondance hebben - i:t in abondansen éme
- J. Cornelissen & J.B. Vervliet; Idioticon van het Antwerpsch dialect,
1899 abondansie (uitspraak abbendanse); in abbendanse - in
overvloed
avveseere
werkwoord, zwak
opschieten, voortmaken, zich haasten, avanceren; uit het Frans
avancer
uitspraak in gebruik naast 'affeseere'
- Lechim (pseudoniem van Michel van de Ven), De Tilburgse Koerier,
62 11 02 - De règen striemt in oew gezicht / De wènd trekt aon oew
kleren / De meensen willen gaauw naor huis / Kèk ze mar avveseren.
- Marijke van Moll; schriftelijke mededeling 2021 - Mijn moeder
gebruikte dit woord altijd in de betekenis vooruit, voortgaan,
opschieten. Voor zover ik weet werd het woord in West-Brabant (Bergen
op Zoom, Roosendaal, Breda) in die betekenis gebruikt.
- Ad van den Boom; De wèèvers van Tilburg, circa 2005 - Smèèregus
vruug al avveseere
- A. Weijnen; Etymologisch dialectwoordenboek, 1995 - affeseere,
avveseere - voortmaken (Noord-Brabant)
► affeseere en volgende lemma's
awir
bijwoord
alweer
- Karel en Sjarel; dialoog in Groot Tilburg, 23 maart 1945-03-23 -
dan
komder awwir
- Henk van Rijen; Mèn Tilbörgs wôordeboek, 1998 - zitte awir te èntele
- zit je alweer te vervelen
azèèn
zelfstandig naamwoord
azijn
- Cees Robben; Prent van de Week, Roomsch Leven, 1966-04-01 - azèèn en gal...
azzoe
samentrekking
als ze je --> asse oe --> azzoe
Naar
het begin van de pagina
Inhoud Woordenboek Tilburgse Taal
CuBra Home
|