Blauwslôot
(1)
►lemma blauwslôot
►Dossier blauwslôot
(2) - krantenknipsels

Cees Robben, Prent van de Week in
Rooms Leven 28
februari 1958
¶ Cees Robben
In: Robben en Rooms, ‘Boodschappen doen bij
Bronsgeest’ (1981)
Door het gebied stroomde met luie wendingen de blauwsloot
die zijn oorsprong vond in een gapende rioolmond van de
ververij de Regenboog bij de watertoren.
Rond de Regenboog hing dikwijls een zwangere
rijstebrij-lucht. De blauwsloot was een curieus stroomke ook
met een luchtje d'r aan dat de pretentie had dagelijks van
kleur te veranderen, afhankelijk van het recept van de
verfmeester Willem Bierens, een zoon van een der
medeoprichters der firma.
Mijn moeder zag aan mijn ongedurigheid dat er iets loos was,
en als ik er met mijn
kornuiten op uittrok riep ze me na: ‘mokt degge nie verzopen
thuis komt... want dan
slao 'k oe de been kapot...' De hoge slootkant van de
blauwsloot nodigde ons uit een sprong te wagen. Het was een
prestatie als ge het haalde; veel sukkelaars kwamen in de
sloot terecht en stonken een uur boven de wind.
¶ Ed Dalderop
Voor de complete tekst:
www.cubra.nl/eddalderopgeurtilburg/welcome.htm
Dat was anders als je richting Oisterwijk of erger nog: Moergestel
ging. Als je sterk in je schoenen stond, en het ter wille van de
wetenschap doorleefd wilde ervaren, moest je eigenlijk door de
Hoogvense straat gaan. Daar galmde de tegelijk zure en bittere geur
van de ververij als het ware tegen de gevels omhoog.
Als je dan door de dure Sint Josefstraat via Koningshoeven ging was
dat letterlijk een verademing. Tenminste tot op de weg naar
Moergestel: daar moest je tenslotte onvermijdelijk ergens, en
meestal een paar keer, de Blauwsloot passeren, die als het ware die
geur in gecondenseerde vorm was. Paarse inkt, met klodders troep
erop drijvend, dat was wat de geďnteresseerde passant daarvan kon
waarnemen, al wilde dat wel eens wat afwisselen, van meer blauw tot
bijna roodgetint.
Echte braakneigingen had je eigenlijk alleen de eerste keren, en als
het koud weer was viel het trouwens meestal mee.
¶ Piet Brock
Poëzie in het dialect van Goirle; 'Het
wegkruis op Abcoven'
Voor de complete tekst:
www.cubra.nl/poezie/poeziedialect/pietbrock/pietbrockwegkruisabcoven.htm
De omgeving is veranderd: de zandweg is verhard, de korenvelden zijn
vervangen door huizen met tuinen en de blauwsloot is verdwenen. Maar
de boerderij met het bakhuisje en het kruis hebben de tand des tijds
doorstaan.
¶ Elie van Schilt -
Nijverheid in de Hasselt
Voor de complete tekst:
www.cubra.nl/elievanschilthasselt/tekst.htm
Vurbij de sloper liep dun blauwsloot en die stonk aaf en toe flink
mar niemand die daor drukte over mokte.
¶ Jan Schellekens
Herinneringen uit de Hoogvensestraat -
‘De Manege, dun ’blauwslňňt’, en kikkers ‘opblaoze’’
Voor de complete tekst:
www.cubra.nl/schellekens/08.htm
Aan de overkant van de Lanciersstraat liep parallel aan het kanaal
een sloot richting de brug aan de Koningshoeve. Wij noemden die ‘dun
blauwslóót’, ondanks het feit dat het een eldorado was voor zowel
allerlei dieren, zoals salamanders, hagedissen, kikkers etc., als
voor ons. De naam blauwsloot is niet helemaal correct want de echte
blauwsloten werden gebruikt om afvalwater van fabrieken te lozen.
Maar deze was dus een schitterende speelplaats.
¶
Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen; redactie: Ben van de
Pol
Voor de complete tekst:
www.cubra.nl/tilburgsdialect/pierrevanbeek2/heemkunde188muskusdeblaak.htm
Muscusstokerij in "De Blaak"; Het Nieuwsblad van het Zuiden -
zaterdag 19 februari 1972
Het woord "muscus" zegt in onze tijd de meeste mensen niet veel.
Hoogstens roept het bij sommigen de herinnering op aan een
dierentuin, waar ze misschien ooit oog in oog met een dichtbehaarde
muscusos gestaan hebben. Voorvaderen van deze stadgenoten reageren
wellicht met het bekende dichtknijpen van de neus, een niet mis te
verstane gebarentaal, waarmee "stank" wordt aangeduid. En dan komen
er hier en daar verhalen los van de Tilburgse "muscusfabriek",
waarover men niet alleen in Tilburg maar ook in Riel weet mee te
praten. In het laatste decennium van de vorige eeuw heeft dat hier
een hele affaire betekend. Weliswaar waren toen de begrippen
"leefbaarheid" en "milieuverontreiniging" nog niet uitgevonden, maar
wel onderging men aan den lijve de stank van de muscusfabricage in
De Blaak en kwam men daartegen in verzet. Het schijnt dat de geur
van dit produkt van dien aard was dat - in vergelijking daarmee -
een echte Tilburgse blauwsloot voor heilige wierook door kon gaan.
Er zijn nog altijd mensen, die hierover sterke verhalen kunnen
vertellen. En dan te weten, dat die afschuwelijke muscus gebruikt
werd en thans nóg wordt voor de bereiding van fijne reukwaren,
voorbestemd om een verwend zintuig te strelen.
¶
Pierre van Beek - Heemkunde-artikelen; redactie: Ben van de
Pol
De loop van de Ley
- aflevering 5 (slot):
De Ley heeft haar kleine geheimen - Het Nieuwsblad van het Zuiden -
vrijdag 25 oktober 1974
Voor de complete tekst:
www.cubra.nl/tilburgsdialect/pierrevanbeek2/heemkunde185loopnieuweley5.htm
Oude Ley
Inmiddels heeft onze Ley hier de naam van Voorste Stroom aangenomen.
Dat betekent dan voor ons het afscheid. Echter niet zonder nog even
iets te zeggen over de Oude Ley. Dit betreft een oorspronkelijk in
de Goolse Vloed beginnende beek, die nu echter, een honderd meter
van De Vloed vandaan, haar eerste water ontvangt uit een riool. Deze
beek - niet meer dan een brede blauwsloot - vergezelt haar grotere
zuster de Nieuwe Ley getrouw op een paar honderd meter afstand van
Goirle tot de grens van Berkel-Enschot om daar in de Nieuwe Ley uit
te monden. Zij vormt o.a. de grens tussen de gemeenten
Goirle-Tilburg met Hilvarenbeek. De Oude Ley is nog sterker
gekanaliseerd dan de Nieuwe en aan haar oevers heerst de dood. Zij
mondt in de Nieuwe Ley uit aan de zuidkant van de dijk van het op
non-actief gestelde deel van de oude autobaan naar Eindhoven, daar
waar de Nieuwe Ley met een duiker onder die overbodige weg doorgaat.
Dit punt is om twee redenen interessant. Ge ziet hier hoe het blauwe
water zich met de "zuivere" Ley vermengt en de vervuiling van
Oisterwijks Voorste Stroom aanvangt. En dat is een heel treurig
gezicht.
¶ Gerard de Croon -
Metselspecie en manchesterbroek
Voor de complete tekst:
www.cubra.nl/gerarddecroon/01.htm
Over verdrinkingsgevallen kon je in de oorlog vaak lezen. Vanwege de
algehele verduistering raakten er ‘s avonds dikwijls mensen te
water, vooral in steden met veel grachten en singels. Ik was altijd
geraakt door berichten over verdrinking. Een geval dat me heel goed
is bijgebleven had te maken met een zusje van een klasgenoot. Ze
woonde in de Stokhasselt en ze was een jaar of acht. Op een
zondagmiddag kwam ze naar huis na een bezoek aan een vriendinnetje.
Het was slecht weer. Het regende en het waaide erg hard. Ze moest op
weg naar huis langs een zogenaamde ‘blauwsloot’. Dat was een soort
open riool. Door een plotselinge windvlaag raakte ze in de sloot
terecht en ze kon er niet meer uitkomen. Ze stikte in het modderige
vieze water. Dagenlang heb ik met medelijden naar haar broer
gekeken.
¶
De Nieuwe Tilburgse Courant
van 2-1-1946 – met dank aan
Gerard de Croon
De 6-jarige dochter Gerardina Mommers is door de hevige storm in een
blauwsloot geworpen tengevolge waarvan zij overleed.
¶ LECHIM
Ge heurt in de vrije netuur
'n Vogeltje dč zingt
Vlak neffe unnen blauwsloot aaf
Die as 'nen beerput stinkt.
¶
NAARUS
Voor de complete tekst:
www.cubra.nl/tilburgsdialect/naarus/welcome.htm
Vertelt dan mar van Strooispier en van Knaauwboon". Dan zčk zoo
onderhaand wč wakker en dan begien ik dč schon vertessel van die
drie mčnnekes die saome gonke waandele; eenen heelen langen en
dunne, die hiéte "Strooispier", de twidde in kort dik vuurrooi
ventje die hiete "Kluitje vuur", en den derde was innen platte "Knaauwboon".
Toense in end geloope han kwamen ze vur innen blauwsloot en daor
kosse ze nie over. Te liste sproken ze aaf: Stroospier zň over de
sloot gaon ligge en d'aander zon over z'n lčf loope; en dč wier
gedaon. Zoo gaauw assie laag wipte Knaauwboon over dč lang lčf nor
den overkaant en toen kwaam Kluitje vuur,
mar die was bang en liep heel veurzichtig, en in de midden stond ie
evekes stil, en toen braande de Strooispier deur, en viel mee
Kluitje vuur in 't waoter, mee innen harden sssss. Knaauwboon zaag
en heurde dč, en die mos zoo verschrikkeluk laache om dč geval, dčt
ie himmaol ope barstte, en naoderhaand han alle knaauwboone vort
zoo'n zwart lidteeken in deren baast van dč laache. En toen kwaam
dieë kuus mee die lange vruut en blaosde 't
vertesseltje uut.
¶
J. P. Havelaar
Uit: Ontwerp voor het rioolstelsel van Tilburg; Tilburg 1870
Alvorens tot de beschrijving der verschillende stelsels over te
gaan, willen wij ons kortelijk rekenschap geven van den
tegenwoordigen toestand van Tilburg ten opzigte:
1ste der loozing van het regen-, keuken- en spoelwater.
2de der loozing van het vuile fabriekswater. (…)
Het regenwater heeft nergens in de stad een geregelden afloop. De
wegen zijn slechts voor een klein gedeelte over de geheele breedte
bestraat, de meesten alleen in het midden over eene breedte van 4 a
5 meters, anderen in het geheel niet. Daar waar de bestrating over
de geheele breedte door gaat, loopt het water in de naast den rijweg
aangelegde goten, doch daar deze grootendeels geen genoegzaam,
nergens een regelmatig verval hebben, blijft het veelal hierin staan
en moet langzamerhand verdampen of tusschen de keijen door in den
grond trekken.
Bij zwaren regen loopt een gedeelte af in de zoogenaamde waterloopen,
open sloten die de stad op sommige gedeelten doorkruissen en waarin
zich tevens een gedeelte van het fabrieks- en keukenwater ontlast.
Daar echter deze waterloopen in geen voldoenden toestand te houden
ziju en ook op verre na geen genoegzaam verval hebben, blijft de
afzigtelijke massa bijna geheel hierin staan, verdampt en verzinkt
en laat een dik en stinkend slijm na, dat op den bodem en aan de
kanten een walgelijken korst vormt.
Veel erger en voor de uitbreiding van de stad van veel grooter
nadeel, is het feit dat de fabrieken voor haar water geene voldoende
lozing hebben.
In het algemeen bevatten deze waterloopen dan ook eene slijmachtige,
zwarte vloeistof, die soms zelfs zoo verdikt is, dat een daarop
geworpen steen, slechts zeer langzaam zinkt en die vooral in den
zomer een ondragelijken stank verspreidt.
¶ M. van den Dries
In: Actum Tilliburgis; 1973, nr. 2: Straatfiguren uit de
Houtstraat
DE KLAPMUTS EN DE PEEHOND woonden nog iets verder [in de
Houtstraat], bij de blauwsloot. Deze sloot kwam van verschillende
fabrieken, stak de Houtstraat over, ging dan verder over het
Slekkepedje en kwam zo in de Binnenpad, nu de Korte Houtstraat, en
liep vervolgens achter het fabriek van Bultje Franken (waar nu De
Gruyter nog staat), achter de wevershuisjes aan het Geitenpark (julianapark).
De blauwsloot stak by Toon Nieuwlands de
Hoefstraat over en liep vervolgens naar de Heikantse baan, waar hij
bij Café Gert Glorius de weg overstak. Het heette daar de Zwartrijt.
Daar woonde ook Hanneke Zwartgat en Jan Bommegétje (geitje). Hij
werkte bij Mannaerts als schoenpoetser en had altijd blauwe handen.
Vandaaruit slingerde de Zwartrijt door de velden naar de Bossche
weg, waar hij bij Café De Parel, het laatste huis van Tilburg, de
weg overstak. In het café woonde toen Luyben, als ik het wel heb.
Van de Bossche weg af liep de Zwartryt vervolgens naar de Ley of,
zoals men in
Oisterwijk zei, de Voorste Stroom, die bij regenachtig weer stonk
als de pest.
¶ Jan Horsten
In: Een stad ontwaakt (1994)
Toen de gammele potstal van boer Naaikens in brand vloog en even
later de boerderij, spoot de brandweer met het drassige water dat
nog in de brandkuil aanwezig was. Spoedig was de spuit verstopt.
"Geen nood", riep de hoofdman van de brandweer "dan spuiten we met
blauwslootwater!...."
Giel stond erbij en zag toe hoe de aanvoerslang in een stinkende
blauwsloot werd gelegd. De buurten waren doorkruist met blauwsloten,
waarin de textielfabrieken het afvoerwater loosden.
¶ Pater P. Vermeer vanaf Curaçao aan familie in Loon
op Zand
Uit: Tilburgsche Courant 28-1-1891


|