
H.A. Sterneberg s.j. (1932)
Uit:
Een busselke Braobaansch

ONS LIEVENHEERENTIEKE.
Ouk al liep deuz' daankend lieke,
ondieft lievenheerentieke, ondeugend [ondieft
= ondeugend]
deur m'n blije keinderziel,
as gè, niksig niemendalle,
tjoep! kwiempt uit de wolken vallen,
krek of net 'nen droppel viel.
Al de meenschen zeejen: „Vrindje,
jong! daor hedd' 'n flonkerstintje
ut Gods rèchterhaanschen rink;
rondgeslepen, rijk van kleuren,
en hum mot geluk gebeuren
die dèt in z'n haand ontvink.
Lek 'n reufken up de wonden
wurde mistal rood gevonden;
geel lèk wondenwaoter wir;
up Goei Vrijdaag in 't bezonder
hiett' 'n Gods genaodewonder:
waoterspatje van de spieer.
Zwert up zwaore vaastendaogen
zulde vol berouw toedraogen
aon wie misslaag heej begaon,
mits hi 't miste dobbeleugen
um Gods rok zal tellen meugen,
die daor up oew vleugels staon.
Klim mar wir naor 't upperst tupke
van m'n vingers, strek oew kupke,
vlieg terug den èrdbol uit;
mar blijf nie te laank verloren,
gun, det in z'n blijschapstoren
's meenschen daankklok dukkels luit.

Piet Heerkens svd
Uit: DE KNAORRIE
1949
LIEVENHEERETIENTJE
Blinkend lieven-
heeretientje,
glaanzend knöpke,
rood gelakt,
zwart getikkeld
keverkiendje,
och, wè bende gij
fraai gefrakt!
Afgedekt mee
dunne, bolle
huudjes van rooi
gabberdien,
zie 'k oe zitten
hier in 't holle
van mijn haand
'nen tel of tien!
Onder die twee
perresollekes
plooide oe zije
vleugeltjes gaaw
en ze zitten
onder die schollekes
rats gestreken
in de vaaw!
'k Huig op ou:
oe rooie huudjes,
holle-bolle,
staon al steil;
hört! - oe vlerkskes
ruise zuutjes!
Tjoep! - ge start en
zuukt oe heil!
Fleurig lievenheeretientje,
'k zie oe roeie,
sproeie... weg!
Keurig lieven-
heerekiendje,
waaide 't nie zo
frisjes, zeg?!

Lievehirsbisjes
Ed Schilders
Waarom heeft de
zwaluw een rood plekje op de borst?
Dat zit zo. De
duivel was wel heer en meester van de hel, maar er was daar in het
begin nog geen vuur. De duivel kwam toen naar de aarde, stal het
vuur, en verborg het in een holle vliertak om het naar zijn hel te
brengen. De zwaluw had dit gezien, en hij slaagde erin de duivel
de vliertak afhandig te maken. In de lucht echter wakkerde het
vuur weer aan, en de zwaluw moest de tak laten vallen. Zo kreeg de
duivel alsnog zijn hellevuur, en verbrandde de zwaluw zijn borst,
die sindsdien rood is.
Dit doet denken aan
de vraag 'Hoe kreeg het roodborstje een rood borstje', waarvan het
antwoord nog steeds welbekend is. Het borstje werd roodgekleurd
toen het borstje (want het was toen nog geen roodborstje) onder
het kruis van Christus zat en er een druppel bloed van de Heiland
op het borstje viel.
In die traditie van
fabels uit het dierenrijk, vinden we ook het antwoord op de vraag:
waarom heet het lieveheersbeestje eigenlijk zoals het heet? De
heer Vervliet wees mij op een uitgebreide publicatie in het
Nederlandsch tijdschrift voor Volkskunde, waarin zulke vragen en
antwoorden verzameld zijn, en waar ik ook de fabels over de zwaluw
en het roodborstje las. Het lieveheersbeestje kom in die
verzameling voor onder de naam 'ons lieve vrouwbeestje'. Het
antwoord is kort maar prachtig. Toen Adam en Eva uit het paradijs
waren verjaagd en op aarde aankwamen, 'zat er een klein beestje op
de bladeren waarmede Eva hare naaktheid had bedekt.' Dat was het
'ons lieve vrouwbeestje'. En, zegt de tekst nog: 'Het is het enige
beestje uit het Paradijs, dat op de wereld gekomen is.'
Ik begrijp nu waarom
een oom van me altijd gniffelde als hij mij deze vraag stelde, en
waarom iedereen lachte als ik zei dat ik het niet wist. Die
dachten allemaal aan 'Eva hare naaktheid'.
'Ons lieve
vrouwbeestje' is minder ongewoon dan je zou denken. Wil Sterenborg
wijst me erop dat ook 'Lieve Vrouwen-Torretje' voorkwam, en dat in
het Duits het lieveheersbeestje 'Marienkäfer' heet. De mooiste
variant op deze vrouwelijke benamingen komt echter uit Tilburg. In
een schriftje met dialectwoorden, in 1916 aangelegd door de
Tilburger N. Dammen, en tegenwoordig in het bezit van de
Universiteit van Nijmegen, staat vermeld dat het lieveheersbeestje
in die tijd in onze stad 'lievenheeretietjes' werd genoemd.
Zo weten we nu ook
in welke blaadjes het lieveheersbeestje zich ophield toen Eva
schaars gekleed het paradijs verliet.
Ondertussen kreeg ik
een bericht van de heer G. Remmers, die dergelijke verhalen
verzamelt, waarin wordt uitgelegd waarom God het lieveheersbeestje
geschapen heeft. Omdat Adam en Eva zoveel last hadden van de
bladluis in de vijgebladen waarmee zij zich kleedden. Het
lieveheersbeestje eet de bladluis op, dat is bekend. Zo wordt
alles langzaam maar zeker duidelijk.
De mens geeft de
namen aan de dieren, dat staat al in het bijbelboek Genesis, en
wat het lieveheersbeestje betreft, zijn er zeer veel variaties met
een religieuze inslag. Dat bleek toen ik in bovengenoemde
bibliotheek een lijvig boekwerk raadpleegde over volks- en
bijgeloof. Ik noem slechts de mooiste. In Bretagne wordt de naam
'balafennik-doue' gebruikt, en dat betekent 'vlinder van God'. In
sommige Italiaanse streken heet het beestje 'anima de la Madona',
ofwel: 'ziel van de heilige Maagd'. In Zweden: 'Jesu vallflicka',
wat 'herderinnetje van Jezus' is.
In die bibliotheek
had ik een goed gesprek over lieveheersbeestjes met een andere
bezoeker, Thijs Caspers, kenner bij uitstek van de natuur. Hij
wees me op een publicatie over namen voor het lieveheersbeestje in
het tijdschrift Edele Brabant uit 1948, geschreven door
dialectvorser A. Weijnen. Dat artikel blijkt een landkaartje te
bevatten, waarop je kunt zien hoe het beestje in Brabant genoemd
wordt. Bijvoorbeeld: lievenheershaantje, lievenheershenneke,
lievevrouwke, poppenunneke, en koffie-engeltje. Ook het woord
'lievenheretietje', dat ik vorige week noemde als typisch
Tilburgs, blijkt op die kaart voor te komen. En inderdaad, alleen
in en rond Tilburg.
Toch stelde het
artikel van Weijnen me teleur. Vorige week dacht ik immers nog dat
de tietjes van Eva bedoeld zouden worden, tenslotte droeg die de
eerste bikini. Maar Weijnen merkt uitdrukkelijk op dat 'tietje'
hier 'kippetje' betekent. Denk ook aan uitdrukkingen als
'tiet-aaj' en 'het loopt als een tiet'. Weg romantiek, verdwenen
mijn pallieterdromen over Eva's natuurschoon. Een kippenren in
plaats van het paradijs.
Jan Naaijkens was
indertijd redacteur van Edele Brabant en in zijn woordenboek van
het Biks, schrijft hij ook over 'tiet'. Met een knipoog merkt
Naaijkens op dat een moeder die met haar kind naar 'de tietjes'
gaat kijken, iets anders bedoelt dan de vader die zegt dat moeder
'schôon tietjes' heeft.
En dat is het enige
houvast dat ik nu nog heb: die knipoog. Stiekem toch aan Eva's
tietjes denken. En met recht, waarschijnlijk. Want wat anders zijn
dergelijke verhalen over het paradijs en zijn bewoners, over
bladluis in je lingerie, dan een ferme knipoog naar de wonderen
van de schepping en de natuur?
Lieveheerskippetje
of -hennetje, is overigens een naam die in heel Europa voorkomt.
'Poulette de bon Dieu' in Frankrijk, 'marihöne' in Denemarken,
'Marienküchlein' in Duitsland. Een uitzonderlijke naamgeving
vinden we in Verona. Daar wordt het zwarte lieveheersbeestje
beschouwd als een voorbode van de dood. Dat is ook meteen het
enige negatieve wat er over dit beestje bekend is. Met God en
Maria, Adam en Eva, heeft het beestje dan echter niets meer te
maken. Het wordt daar 'galineta del diaolo' genoemd: 'de hen van
de duivel'. De volkstaal, zo blijkt steeds weer, bezit een
ijzersterke logica. Het zou me dan ook niets verwonderen als
vroeger heel wat Tilburgers gedacht hebben: vanavond ga ik maar
eens met de tietjes op stok. Met een knipoog, natuurlijk.

Het lieveheersbeestje in Nederlands en
Vlaams Brabant
uit: Woordenboek van de Brabantsche
Dialecten, deel III.4.2
Lieveheersbeestje zijn zeer algemene,
geliefde en nuttige kleine kevertjes die zich voeden met bladluizen.
Bekende soorten zijn Coccinella septempunctata (7 mm) met opvallend
donkerrode dekschilden en zeven zwarte stippen, de iets kleinere
rode met twee stippen (Adalia bipunctata) en de zwarte met vier rode
stippen (Exochomus quadripustulatus).
lieveheersbeestje (ook lieveheersbeeske,
lieveneersbeesje, lievenheersbeesje, lievenheersbeestje): freq.
Mark., Bar., Westh. en Cuijks, verspr. Oostnoordbr., zeldz. Tilb.,
ook in Herpt, 's-Hertogenbosch, Haren, Bouwel en Werchter.
lieveherebeestje (ook lieveherenbeesje,
lieveherenbeestje, lievenerebeesje, lievenerebeeske,
lievenherebeesje, lievenherebeeske, lievenherebeestje,
lievenherenbeesje, lievenherenbeestje): freq. Mark., Bar., Tilb.,
Noordmei. en Westh., zeldz. Peell. en in het oosten van het Kempenl.,
ook in Kalmthout, Babiloniënbroek, Loon
op Zand, Lith, Huisseling, Geldrop, Linden aan de Maas, Cuijk en
Soerendonk.
lieveheerbeestje (ook lievenheerbeesje,
lievenheerbeeske, lievenheerbeestje): freq. in het noorden van het
Tilb., zeldz. Mark., ook in Made, Oosterhout, Baarle-Nassau, Dussen,
Geertruidenberg, Kaatsheuvel,
's-Hertogenbosch, Rosmalen, Boerdonk, Deurne in de Peel,
Heusden in de Peel, Lille, Muizen,
Bierbeek, Wanroij en Budel.
lieveheertjesbeestje (lievenheerkesbeesje):
Geffen, Zijtaart, Erp en Geldrop.
onslieveheersbeestje (onslieveneersbeeste):
Mortsel.
onzelieveheerbeestje (onzelievenheerbeesje):
Zevenbergschen Hoek.
onzelieveherebeestje (ook
onzelieveherebeestje, onzelievenerebeestje, onzenlievenherenbeesje):
Lepelstraat, Bergen op Zoom, Oosterhout, Etten en Meerle.
liefvrouwebeestje (ook lievrouvebeeske,
lievrouwebeesje, lievrouwebeeske, lievrouwebeestje, lievrouwenbeesje,
lievrouwenbeesjen, lievrouwenbeestje, lievrouwenbeestjsje): freq.
Antw., ook in Schijndel, Rijkevorsel, Vlimmeren, Turnhout,
Tollembeek, Scherpenheuvel en Diest; Kempenlands Wb.1, Kempenlands
Wb. 2.
liefvrouwbeestje (ook liefvrouwbeeske,
lievrouwbeesje, lievrouwbeesjen, lievrouwbeesjke, lievrouwbeesjken,
lievrouwbeeske, lievrouwbeesken, lievrouwbeeste, lievrouwbeestje,
lievrouwbeestsje, lievrouwbjekke, lievrouwbjostje): freq. Zuidbr. en
Getel., zeldz. Kemp. en in het zuiden van het Antw., ook in Arendonk.
lievevrouwebeestje (ook
lievevrouvebeesje, lievevrouvebeesken, lievevrouvebeestje,
lievevrouwebeesje, lievevrouwenbeesje,
lievevrouw enbeesjke, lievevrouwenbeestjen, lievrouwenbeestjen):
freq. Antw., Kempenl., Peell. en Noorderkemp., zeldz. Cuijks, ook in
Wortel, Lage Mierde, Hooge Mierde, Nuland, Schijndel, Veghel,
Westerlo, Mollem, St-Kwintens-Lennik, Kessel-Lo en Budel; Antwerps
Wb. 1.
lievevrouwbeestje (ook lieverouwbeesje,
lievevrouwbeesje, lievevrouwbeesjke, lievevrouwbeeske,
lievevrouwbeestsje): freq. Antw. en in het zuiden van het Getel.,
verspr.
Zuiderkemp. en Zuidbr., ook in
Valkenswaard en Grobbendonk.
onsliefvrouwbeestje (onslievrouwbeeste,
onslievrouwbeestsje, ooslievrouwbeeske, oslievrouwbeesche,
oslievrouwbeesje): Niel, Rijkevorsel, Geel, Bornem en Geetbets.
onsliefvrouwebeestje (ook
oeslievrijenbeesje, ongslievrouwenbeesje, onslievrouvebeesje,
onslievrouwebeeske, onslievrouwebeestjen): Antwerpen, Kasterlee,
Mechelen en Aarschot; Antwerps Wb. 3.
onslievevrouwbeestje (ook
onslievevrouwbeesjke, onslievevrouwbeeske, onslievevrouwbeestjen):
Brasschaat, Liezele, Teralfene, Hever, Evere en Landen.
onslievevrouwebeestje: Nijlen.
onzelievevrouwbeestje (ook onze lieve
vrouwbeeske, onzelievevrijbeesjen,
onzelievrouwbeeske): Lichtaart,
Herfelingen, Halle (Pajott.), St-Genesius-Rode en St-Joris-Winge.
onzelievevrouwebeestje (ook
onzelievevrouwenbeesteke): St-Antonius, Antwerpen, Lier en Oerle.
liefvrouwtjebeestje (lievrouwkebeesje):
Mechelen.
onsliefvrouwtjebeestje (onslievrouwkebeesje):
Mechelen.
liefvrouwtjesbeestje (lievrouwkesbeeseke,
lievrouwkesbeeske): Vossem, Neerijse, Testelt en Leuven.
lievevrouwtjebeestje (lievevrouwkebeestje):
Lierop.
lievevrouwtjesbeestje: Best en Herne.
vrouwtjebeestje (vrouwkebeesjen):
St-Pieters-Kapelle.
maria beestje: Kontich en Valkenswaard.
lieve marijbeestje (lieve rijbeestje):
Bruggeneinde.
lieve marijtje (lieve rijke, lieverijken):
Bruggeneinde en Noorderwijk.
onsherenmoedertje (onsheresmoederken):
Dessel.
lieveheertje (lievenheerke): zeldz.
Noordmei., ook in Udenhout, Son, Lieshout, Mierlo en Leende.
liefvrouwtje (liefvrouwke, lievrouwke,
lievrouwken): freq. Zuiderkemp. en Centr.-Zuidbr., zeldz. Hagel, en
Getel., ook in Brecht, Overbroek, Berlicum, Vosselaar, Oelegem,
Balen, St-Anthonis en Overloon; Antwerps Wb. 1.
lievevrouwtje (lievevrouwke,
lievevrouwken): freq. Noordmei. en Peell., ook in Ossendrecht, Etten,
Burcht, Woensel, Leende, Bruggeneinde, Heist-op-den-Berg,
St-Anthonis en Maarheeze; Antwerps Wb. 1.
onsliefvrouwtje (onslievrouwke) :
Grobbendonk en Hulshout.
lieveherehennetje (lieveherehenneke,
lieveherehinneke, lieveherenenneke, lievehereninneke,
lievenerenenneke, lievenereninneke, lievenheerenhenneke,
lievenheereninneke, lievenherehenneke, lievenherehinneke,
lievenherenenneke, lievenherenhenneke, lievenherenhinneke,
lievenherenhinneken, lievenhereninneke): freq. Bar., Tilb. en in het
zuiden van het Holl.-Br., ook in Zevenbergschen Hoek, Roosendaal en
Essen.
lieveheerhennetje (lievenheerhenneke):
Tilburg.
onzelieveherehennetje (ook
onzelievenereninneke, onzelievenherehinneke): Etten, Essen en Poppel.
liefvrouwehennetje (liefvrouwenhenneke,
lievrouwenhenneke, lievrouwenhenneken): Borkel, Schaft, Reek,
Zeeland, Beers, Wanroij en Vierlingsbeek.
lievevrouwehennetje (lievevrouwehenneke,
lievevrouwenhenneke): zeldz. Cuijks, ook in Oisterwijk, Nistelrode,
Uden, Zeeland en Hoog Geldrop.
lievevrouwhennetje (lievevrouwhenneke):
Moergestel,
hennetje: Werkendam,
liefhennetje (lievenenneke): Nieuwmoer.
lieveheertietje (lievenheertietje):
Tilburg.
lieveheretietje (ook lievenheretietje):
Tilburg.
lievevrouwpulletje (lieverapulleke):
Landen.
lieveheershaantje flievenheershaantje):
Bladel.
lievehereniinnetje (lievehereminneke,
lieveneremieneke): Effen en Chaam.
lievelammetje (lievelampke): Neerkant.
lieveheerspaardje: Sprundel.
lieveherepaardje (ook lievenerepaardje,
lievenherepaardje): Oud Gastel, Kruisland, Roosendaal, Rucphen en 't
Heike - St-Willebrord.
onzelieveherepaardje (ook
onzenlievenerepaardje): Oud Gastel.
liefvrouwemuisje (lievrouwenmuiske):
Mierlo.
lieveherekatje (lieveherenkatje):
Waalwijk,
lievermannetje (lievermanneke): Berkel.
lieveherenonnetje (lieveherenonneke,
lieveherenunneke, lievenherenhunneke, lievenherenonneke): Rijen,
Dongen, Rijsbergen en Kastelre.
poppennonnetje (poppennunneke): Dongen.
kezenmolletje (kiezemolleke): Geel.
koffiekuikentje: Bladel.
koffie-engeltje: Sterksel.
hemelbeestje: Gierle en Antwerpen,
boterbeestje (boterbeeske): Rotselaar.
duivelsbeestje: Lier.
duiveltje (ook duivelke): Boekel, Gemert,
Helmond en Someren.
fowieltje (fowielke): Waasmont.
maatje (mateke): Prinsenbeek,
boerinnetje (boerinneke): freq. Holl.-Br.,
ook in Lage Zwaluwe.
jezusje (dezeken, diezeke): Nieuwmoer,
Sluis en Vorst.
jezusjesbeestje (dezekensbeestje):
Antwerps Wb. 2.
jezuskribbetje (diezekribbeke): Mol en
Achterberg.
|