DOSSIER
De Laaj
Ed
Schilders
► Laaj
‘De Laaj’
is de Tilburgse uitspraak van de naam van het riviertje aan de zuid-
en zuidoostkant van de stad: de Leij, vroeger vaak geschreven als
‘Ley’ en ‘Leije’. De uitbreiding van de stad heeft deze
waterloop zo goed als onzichtbaar gemaakt, en Tilburgers zullen
tegenwoordig bij ‘Leij’ vooral denken aan het stadspark dat
vanaf 1934 aan haar oevers in het zuiden van de stad bij de weg naar
Hilvarenbeek werd aangelegd, en dat ontworpen is door landschaps- en
tuinarchitect Leonard Springer.
De Leij
ontspringt in de omgeving van Ravels (België), waar zij Aa heet. Ze
stroomt door het landgoed van Gorp en Roovert bij Hilvarenbeek via
Goirle en Tilburg richting Oisterwijk, waar haar naam verandert in
Voorste Stroom.
Zowel ‘Aa’
als ‘Leij’ is een zogenaamde ‘generieke waternaam’, waarbij
‘Aa’ een natuurlijke waterloop aanduidt, en ‘Leij’ betekent
dat de loop ‘vergraven’ is, aangepast aan de behoeften van de
omwonenden: het ‘leiden’ van de waterloop. (TILBURGSE
TOPONIEMEN IN DE 16e EEUW - Een tentatieve reconstructie en
naamsverklaring -- J.R.O. Trommelen en M.P.E. Trommelen; Tilburg
1994)
Als in het
Tilburgs tegenwoordig sprake is van ‘De Laaj’, dan wordt
eigenlijk de ‘Nieuwe Laaj’ bedoeld, die nog het duidelijkst
zichtbaar is bij het Leijpark. Ook daar is de Laaj ‘omgelegd’
ofwel ‘vergraven’ toen het Sint-Elisabethziekenhuis werd
gebouwd. Van daar stroomt de Leij verder naar Koningshoeven, en via
een duiker onder het Wilhelminakanaal naar Moerenburg.

Foto: Ed
Schilders -- De Leij vanaf de brug op Koningshoeven, stroomopwaarts
gezien. 3 juli 2008
Hoe
onbeduidend De Leij tegenwoordig ook is, ze was eeuwenlang de
belangrijkste natuurlijke waterloop van Tilburg. Industrialisering,
kanalisering, en verstedelijking hebben een eind gemaakt aan haar
paradijselijke omgeving.
Het beeld
van de Leij dat we in prenten en teksten uit de twintigste eeuw zien
en lezen, is daardoor tweeledig. Enerzijds de natuur en haar
geneugten, anderzijds de vervuiling.

Tekening van
Cees Robben bij een artikel van zijn hand in Actum Tilliburgis 5
(1976) over de Goirlese watermolen
De
vervuiling van de Leij door de Tilburgse textielindustrie is een van
de donkerste bladzijden uit de politieke geschiedenis van de stad.
Rond 1870 werden de nadelen van het lozen van afvalstoffen op de
Leij al onderkend, maar het zou nog ruim een halve eeuw duren
voordat het gemeentebestuur daadwerkelijk maatregelen nam om het
milieu en vooral de volksgezondheid te beschermen. In een van de
stellingen bij zijn proefschrift Volksleven in Tilburg rond 1900
noemt dr. C.A.M.M. van de Put deze handelwijze kortweg ‘immoreel’.
De gemeente Tilburg betaalde liever keer op keer de boetes die haar
bij arresten door de Hoge Raad der Nederlanden werden opgelegd, dan
dat zij daadwerkelijk verbeteringen aanbracht. In de volksmond zijn
benamingen in omloop geraakt als ‘De vuile Leij’ en ‘De vèùl
strôom’ (voor Voorste Stroom). En om zeer ongezonde en vooral
drankzuchtige mannen effectief te typeren, was er de uitdrukking:
‘Hij zie zo pèèrs as de Laaj’. Waarmee de kleur van het
vervuilde Leijwater overduidelijk getypeerd is.
Niettemin
overheersen tot diep in de twintigste eeuw in de geschreven
jeugdherinneringen de idyllische Laaj en de nostalgie van de natuur
die althans voor het blote oog ongerept was gebleven. Deze
getuigenissen en herinneringen zijn, ondanks hun nostalgische en
idealiserende strekking, zeker niet bezijden de waarheid. Die
idyllische Leij in haar landelijke omgeving is heden ten dage alleen
nog te ervaren tussen Poppel en Goirle, met name in het landgoed
Gorp en Rovert. Bovendien zijn er vele ‘Leijen’. In de
grensstreek spreekt men van Rovertse Leij of Breeheese Leij. Bij
Goirle neemt deze de Nieuwkerkse Leij in zich op. Vanaf Goirle is er
sprake van een Nieuwe en parallel daaraan van een Oude Leij; met
name de laatste was uitermate vervuild, en werd daarom ook wel de
Blauwe Leij genoemd. Zoals gezegd: de grootste vervuiling vond
echter in Tilburg plaats doordat wolwasserijen en -ververijen hun
afvalwater op de Leij loosden, en doordat de gemeente decennialang
doorging met de riolering af te wateren op de Leij. Daarnaast
verschilde de kwaliteit van het water ook sterk door de plaatselijke
natuurlijke omstandigheden. Dat was vooral het geval in de
zogenaamde ‘wielen’, de diepere waterpartijen die ontstonden
door overstromingen en door het meanderen van de rivier zelf,
waardoor het stromend water het zand in de bochten wegspoelt.
Sommige wielen – hieronder volgen nog voorbeelden -- golden als
vervuild en gevaarlijk, andere waren een paradijs voor zwemmers en
vissers. Vrijwel al die ‘wielen’ zijn verdwenen door
kanalisering en demping. Het Leijpark is in feite aangelegd, mede in
het kader van de werkverschaffing, op ‘gronden’ langs de Leij
die onbegaanbaar want moerassig waren, en die gebruikt werden als
vloeiveld voor de waterzuivering of als vuilstort.
Het hangt er
dus een beetje van af over welke Leij we het hebben, en in welke
tijd. De bronnen zijn daar niet altijd helder in. Ondanks alles
lijkt het zeker dat de Tilburger de Leij, zolang als het maar
enigszins kon, misschien niet als een paradijs is blijven beschouwen
maar dan toch als een bron van natuurlijke genade.
De
idyllische Leij
1894 – De
Leij als badkuip
‘De heer
Caspanni, Nieuwlandstraat, laat een nieuw badhuis bouwen, dat voor
het publiek op 1 Mei as. wordt geopend. Het zal gedurende zekere
uren alleen toegankelijk zijn voor vrouwen. Een hele vooruitgang
voor de mensen die thuis geen bad hebben en daarvoor naar het
riviertje de Ley of naar het Galgenven met zijn verraderlijke
diepten moesten gaan.’
Krantenregister
OBT - TC 15-4-1894
1900 –
Bron van ontspanning
Rolf Janssen
schrijft over de Tilburgse straatmuzikant Jan de kater (1869-1936):
‘Jan was
vaak van huis en werkte hard om op allerlei manieren aan de kost te
komen. Dat wil natuurlijk helemaal niet zeggen, dat hij nooit de
tijd nam om zich te ontspannen. Soms gebeurde dat met de
buurtbewoners, soms ook alleen met de eigen kinderen, bijvoorbeeld
als men ging zwemmen in de Ley.’
We
hebben gezongen en niks gehad ; Tilburg, 1984
Deze Jan de
kater moeten we niet verwarren met Jan Viool, een andere Tilburgse
straatzanger uit dezelfde tijd. Jan Viool (1842-1928) genoot in stad
en ommelanden een reputatie omdat hij ook in het leger van de
pauselijke zoeaven gediend had. Een van de liedjes waarmee hij
repertoire hield was getiteld:
Jan
Smulpartie
Zit ik
aan 't riviertje, onze schone Ley
Te
vissen heel gerust
Dan is
't een schone vreugd voor mij
O ja een
grote lust.
Ik zie
de bliekjes gaarne likken aan mijn hengelhaak
Bovenal
doet dan een paling mij een groot vermaak
Maar wat
ik dan nog liever zie
Is een
lekker, goeie smulpartie.
Pierre
van Beek - Jan Viool de Tilburgse troubadour; Het Nieuwsblad
van het Zuiden - donderdag 19 maart 1970
1929 –
Voorloper van de triatlon?
Als de
Tilburgse wielerbaan ‘De TWEM’, waarop Jan – Kanonbol --
Pijnenburg zijn eerste triomfen vierde, gesloten gaat worden, roept
Kubke Kladder, de eerste dialectcolumnist van Tilburg, herinneringen
op aan een kleinere wielerbaan in Goirle:
‘Ik
vergeet dè bontje [baantje] nie gemak omdè 't-er nog iets
bezunders bij was. On den aachterkaant stromde 'n klein revierke, de
Laai. 't Ongeluk wilde nogal is, dè de fietsers precies op dees
punt de bocht ut vlogen as ze in d'r volle fuurie waren en dan
kwaamen ze in 't waoter terecht.’
Kubke
Kladder = Pierre van Beek - Nieuwe Tilburgsche Courant (21
november 1929)
1930 (ca.)
– Advertentie
Ondanks de
vervuilingsperikelen kon circa 1930 de Leij blijkbaar nog steeds
gebruikt worden als symbool voor frisheid en helderheid.

Tilburgse
wegwijzer – ca. 1930
1950 –
Aards
Henricio
Rossieau werd in 1918 in Tilburg geboren en bezocht ondanks zijn
zwakke gezondheid de kweekschool van de fraters, St. Stanislaus.
Daar ontpopte hij zich ook als dichter, geheel in het spoor van de
tijdgeest van de katholieke culturele emancipatie. Rossieau overleed
in 1940. Veel heeft hij niet geschreven, en van dat weinige is nog
minder in druk verschenen. De enige verzen die we van hem kennen,
vinden we in het gedenkboek bij het eeuwfeest van kweekschool St.
Stanislaus. Daaronder:
Rond de
Leij
Hier is
de rust. Het ruisen van de bomen,
de hoge
canadas. Het stromen van de beek
die 'k
liefgekregen heb. Waar ik de weg kan dromen
waar 'k
immer heb gedoold en 't altijd schoner leek.
Nu ligt
de avond er. Weer zingen er de bomen
hun
eeuwenoude lied. Een koekoek roept zijn naam.
De
altijd frisse Leij blijft even helder stromen,
en langs
de weg groeit weer de wilde, witte braam.
Hier kan
ik stil weer in mij zelven keren,
en
denken aan die vogel en zijn vreemde wijs,
wat ze
beduiden mag; de wilde schoonheid lezen;
want
och, er is nog zoveel schoons op deze aardse reis.
In dezelfde
uitgave verzorgde frater M. Victor van Nispen een biografische
schets van Rossieau en een kleine bloemlezing. Daarbij verscheen
deze tekening van de Leij (de auteur is onbekend).

In
de voortuin – Tilburg, 1950
1939 –
Jaloerse bloemen
Ook de
Tilburgse volksdichter pater Piet Heerkens tovert ons in een van
zijn bundels een arcadische natuur voor aan de oevers van de Leij:
TUSSEN
DE BLUMKES
Daor
liep er eens 'n jungske
te
fluite langs de Laai
en al de
blumkes bloosden blij
die er
bloeiden in de waai (…)
En et
maokte mee iedere blom apart
'n
praotje over et weer
en over
de zon die de blumkes zet
in
schoone kleur' en kleer'.
Als de ene
bloem nog mooier dan de andere blijkt te willen zijn, besluit het
gedicht als volgt:
En 't
jungske giechelde: "Gosjepik,
ze zijn
allemaol effe zjaloers!
't Is
mijn te mooi, saluutjes, Laai,
ik zuuk
'n aander koers!"
Uit: De
Mus; Tilburg 1939
1964 –
Herinnering
‘Alleen in
de herinnering van sommigen leven nog de moerassige beemden, de
voormalige Ley met haar vele meanders en wielen waar de jeugd leerde
zwemmen en natuurminnaars, die toen "vogeltjeszoekers"
genoemd werden, hun paradijs vonden.’
Pierre
van Beek - Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 27
november 1969
1979 –
Zwemles in de Laai

Cees Robben
– De Prent van de week - Nieuwsblad van het Zuiden 4 mei
1979
Dit is een
van Robbens nostalgische prenten waarmee hij het dialect van Tilburg
in leven wilde houden door het bijschrift. In 1979 viel er nog maar
weinig te ‘meutele’ in de Leij.
‘Meutele’
wordt in de Tilburgse woordenboeken verklaard met ‘wrikken’,
overigens zonder taalkundige toelichting. Deze verklaring is hier
duidelijk niet van toepassing. Robben doelt op ‘meutelen’ in de
betekenis die Amaat Joos optekende in zijn Waas Idioticon
(editie 1900): ‘Gedurig draaien en keeren. Wat zit gij daar zoo
altijd te meutelen? ’t Is eigen aan de kinderen van te meutelen.’
Dit ‘draaien en keren’ heeft hier betrekking op het leren
zwemmen – zie het zwembandje van het jongetje in de prent.
Ook het Woordenboek
van de Brabantse dialecten kent ‘meutele’ in deze betekenis:
‘Beginnen te bewegen, van plaats veranderen, zich verroeren.’
‘Dabklutje’
is een samenstelling van ‘dabben’ (morsen) en ‘klutje, het
verkleinwoord van ‘klôot’, ‘kloot’, dat algemeen gebruikt
werd om een manspersoon aan te duiden, meestal voorafgegaan door een
bepaalde eigenschap die benadrukt moet worden: dronken, domme, luie
kloot, etc.
De
vuile Leij
1883 –
Bedorven grasvelden
‘De
Gemeentebesturen van Oisterwijk en Berkel hebben bij de regering
bezwaren aanhangig gemaakt tegen de afvoer van het fabriekwater te
Tilburg op het riviertje de Leij, waardoor ondervermelde gemeenten
de grasvelden bederven en het water voor mensen en vee onbruikbaar
wordt.’
Krantenregister
OBT TC 8-12-1883
1927 -
Hendrik de Laat

In deze ets
van Bosschenaar Hendrik de Laat (1927), getiteld ‘Langs de Ley’,
is duidelijk de spanning voelbaar tussen natuur en industrie. Deze
ets werd gebruikt als omslagillustratie voor een herdruk van Uri
Nootebooms Jeugd in een fabrieksstad (1944).

Foto:
Ed Schilders - Restant van wat eens de
vuilstortplaats was langs de Leij bij het Leijpark
De
Zwarte Leij
‘Verdrinking
van A.v.D. uit Tilburg, 19 jaar, in het Kemper-wiel in de Ley onder
Goirle.’
Nieuwe
Tilburgse Courant 1-7-1888
‘Uit de
rivier de Leye is het stoffelijk overschot geborgen van de 35-jarige
Henricus
Huybrechts,
gepensioneerd Oost-Indische militair.’
NTC
23-7-1902
‘Donderdag
is in de Leij onder Goirle het lijk gevonden van de te Tilburg
wonende
brillenkoopman
genaamd Lontaine, oud ongeveer 70 jaren.’
TC
6-7-1902
‘De 12
jarige J. van G. is vrijdagmiddag bij het zwemmen in de Ley
verdronken; een paar jongens die bij hem waren konden niet zwemmen;
nadat hij drie uur op de bodem van het water had gelegen, haalde 'n
kermisreiziger het lijk boven water.’
Nieuwe
Tilburgse Courant 7-7-1906
‘De
weduwnaar P. Claassen wonende aan de Nieuwe Goirleseweg is tijdens
het baden in de Leij, op de grens van Tilburg en Goirle, in het
zogenaamde Paardewiel dat zeer diep is, verdronken.’
TC
21-6-1910
‘Zekere
Lambertus Hosemans uit Hilvarenbeek heeft getracht zijn hoogzwangere
vrouw Wilhelmina Zebregts in de Leij in de omgeving van 'Den
Baars'te verdrinken ook het 9 maanden oude dochtertje is door hem in
de Lei gegooid en sindsdien spoorloos.’
NTC
12-2-1913
1954 –
Snufgeld

Cees Robben - Prent van
de Week - Rooms Leven; 20 maart 1954
De politieke
en juridische perikelen rond de vervuiling van de Voorste Stroom
door de Leij begonnen in 1874 en kwamen pas in 1955 tot een eind.
Tientallen jaren lang had de gemeente Tilburg de zaak liever
afgekocht door schadeloosstellingen uit te keren dan dat zij de
situatie daadwerkelijk verbeterde, bijvoorbeeld door de riolen niet
langer op de Leij te laten afwateren. In totaal werd 1,2 miljoen
gulden uitgekeerd. Een bizar detail daarbij is dat Tilburgse
fabrikanten in Oisterwijk vervuilde gronden opkochten, waarna ze
schadeclaims indienden in Tilburg wegens vervuiling die zij zelf
mede veroorzaakten.
In 1955 is
de kwestie definitief uit de wereld. Een jaar eerder wijdde Cees
Robben er nog een prent aan in Rooms Leven, waarin de hierboven
geschetste bizarre situatie met de claims aan de orde is. Tegen het
decor van de Voorste Stroom en de kerk van Cuypers betaalt de
gemeente Tilburg schadeloosstellingen uit, die door Robben ‘Snufgeld’
worden genoemd, waarschijnlijk vanwege de kwalijke geuren die men
langs ‘de vèùl strôom’ kon opsnuiven. De ontvangende partijen
nemen het geld glimlachend in ontvangst en begeven zich… richting
Tilburg. Het is dus nog maar de vraag wat Robben bedoelde met ‘Doch
de toestand blijft eilacie kwalijk riekend…’ De Voorste Stroom
of de heren die het geld toucheerden. (Van Doremalen; Blauwsloten
en riolen; Tilburg 1993)
1962 –
Liever geen schietgebed
Op deze
prent van Cees Robben is een jongetje zojuist gered van de
verdrinkingsdood. Hij zegt dat hij zijn mond onder water niet open
heeft gedaan om een schietgebedje te zeggen. Wellicht, en mogelijk
onbedoeld, heeft Robben daarmee een commentaar gegeven op het gevaar
van de vervuiling voor de mens.

Cees Robben
- Rooms leven / Kerknieuws – 18 mei 1962
Schouw =
verleden tijd van ‘schelen’- het scheelde maar…
Haand of
keer = hand of keer = het scheelde maar ‘heel weinig’, het was
op het nippertje; volgens Mandos algemeen Brabantse uitdrukking met
in het Tilburgs ook de variant ‘het scheelt maar een hanekrulleke’.
(Mandos, De Brabantse spreekwoorden; Waalre 1992)
Bruurke =
broertje = het jongetje
Leekend =
lekkend = druipend
Onverstaand
= niet bij hun verstand = met stomheid geslagen
Gebid =
gebeden = een gebed opgezegd
Schietgebedje
= zeer kort gebed waarmee de hulp van heiligen wordt afgesmeekt
Akte van
berouw = onderdeel van het ritueel der ‘Laatste sacramenten’,
die een katholiek ontvangt op zijn sterfbed.
1974 –
Dood en verderf
‘Tot na de
oorlog gehandhaafd bleef ook een met riet begroeid moeras bij de
"ververij van Sjefke Franken" ten zuidwesten van de weg
naar Hilvarenbeek. Dat bood een lugubere en haast infernale aanblik
doordat er blauw afvalwater op geloosd werd. Een brijachtige,
stinkende massa riep beelden op van een onderwereld der verdoemden
en vormde voor jeugdige waaghalzen een nooit aflatend vermaan te
weerstaan aan de verleiding van een expeditie in dit oord van dood
en bederf.’
Pierre
van Beek - De Ley heeft haar kleine geheimen
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 25 oktober 1974
1974 –
De boosdoeners
‘Verder
stroomafwaarts raken we nu verzeild in het gebied, waar onze Ley
lange tijd een economische functie heeft vervuld. Het Ley-water
bleek namelijk zeer geschikt voor industriële doeleinden en zo
verrezen er tal van ververijen en wasserijen aan of nabij haar
oevers. Op een kaart van Tilburg uit 1890 zien wij de volgende
vermeld: A. Heimich, wollenstoffenververij; H. Eras en Zn.,
wolwasserij, vollerij en ververij; Franken van Brunschot,
wollenstoffenververij; Pieter van Dooren, wollenstoffenfabriek; H.M.
Rozendaal, wolwasserij en spoelerij; B.T. Sträter, wolwasserij en
vollerij; J. Brouwers, idem; Janssen-Kanters, wolwasserij en
pluizerij; V. van Spaendonck, wollenstoffenververij; C. Houben,
idem. Nagenoeg allemaal namen met een bekende Tilburgse klank.’
Pierre
van Beek - De Ley heeft haar kleine geheimen
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 25 oktober 1974
1975 – Het
‘Tuinpad’ aan de Leij
De
verloedering van de Leij werd door de Goirlese dialectdichter Wim
van Boxtel tot onderwerp gemaakt van een tekst die op de melodie van
‘Het Dorp’ gezongen kan worden.
M’n
dörpke
M'n
dörpke, on de Belze grens,
eens
wonde daor de Golse mens,
in
weêvershuisjes langs de straat.
De
toöre stond hoog in 't blouw,
er kwam
nog rook uit iedere schouw,
omdet er
geen CV. bestaat.
De muren
waren gekalkt en wit,
en bij
de kachel stond de kit,
om kolen
uit de schuur te halen,
'n
Moeder in een blauwe schoot,
zit op
haar stoelje in de goot,
haar
zetsel boontjes fijn te malen.
Die
beelden uit 'n ver verleden,
Zij zijn
allang voorgoed voorbij.
En zelfs
het water in ons beekje,
is nu
een vieze vuile Leij.
Wim
van Boxtel - Brabants Bont (1975)
De
bruggetjes over de Leij
1916 –
Wilhelmina aan de Leij
Tijdens de
Eerste Wereldoorlog waren in Goirle Nederlandse militairen
ingekwartierd om de grens met het door Duitsland bezette België te
bewaken. In 1916 kregen ze het hoogst mogelijke bezoek: van koningin
Wilhelmina. Bij die gelegenheid gaven de soldaten blijkbaar een
demonstratie van hun slagvaardigheid.

De foto is
afkomstig uit het boekje Goirle in oude ansichten,
samengesteld door Cees Robben. Zijn commentaar bij de foto luidt:
‘Onder de ogen van Hare Majesteit verricht een landsverdediger
waarlijk levensgevaarlijke toeren boven de diepe wateren van de Leij.’
Goirle
in oude ansichten; Zaltbommel 1971.
1944 –
Jongensdroom
‘Ook de
Leij, al was het dan maar een klein rivierke, leek elken jongen
Tilburger een zeer beduidende stroom. Hij stond op de Koningshoeve
op de brug, en zag het water voorbij schieten over den helderen,
zanderigen bodem. Hij stond op Broekhoven, bij het fabriek van Van
Dooren, daar was ook een brug over het rivierke in den weg, die naar
Hilvarenbeek gaat.’
Uri
Nooteboom; Jeugd in een fabrieksstad; Tilburg 1944.
Een
vergelijkbaar jongensgevoel vinden we beschreven in een tekst van
Cees Robben:
‘De
leraar geschiedenis was een geweldenaar, een echte Brabantse
volbloed. Breed gebarend schilderde hij de historische
achtergronden... wij zagen de Romeinen op de Regte Hei bivakkeren en
de Batavieren de Leij afzakken.’
Robben
en Rooms – Tilburg 1981
1970 –
Lechim
’t
Brugske...
Ge hèt
naauw daor
Ruim
vèftien jaor
Over de
Laai gelegen
En kaoi
en goei
Mee
pèrd en koei
Op oewe
rug gekregen.
Ge did
oew bist
Mar zèt
op 't list
Gaon
piepen en gaon kraoken
Omdèt
verkeer
Ied'ren
dag meer
Misbruik
van oe ging maoken.
Ge waart
nie zot
Ge gingt
kepot
Docht
stiekum bij oew ège:
As ik
verzak
Zal de
Laai strak
Wel 'n
nuuw brugske krège.
Lechim
– uit: De Tilburgse Koerier; z.d.
Naar de
Buunder gaan
‘Als de
Ley via een duiker het Wilhelminakanaal gepasseerd is, beroert zij
weer lage beemden op haar tocht naar Oisterwijk. Ook dit gebied
kenmerkte zich weleer door een reeks van kuilen en al of niet met
riet begroeide poelen. Een als zeer diep bekend staand ven was
Leijtens Put. Verder had ge er de Biezenwaay, het Grollegat, Ton en
Ad van der Plas en de Buunder (…)
Tilburg is
altijd vertrouwd geweest met zijn Buunder, zodanig zelfs, dat er een
tijd bestaan heeft, dat - wanneer men iemand het ergste toewenste -
deze te horen krijgt: "Ga-de gij maar naar Den Buunder!".
Latere generaties vervingen "Den Buunder" door "het
kanaal".’
Pierre
van Beek - De Ley heeft haar kleine geheimen
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 25 oktober 1974
Euzen op de
Leij
‘De poelen
van het Ley-gebied oefenden van tijd tot tijd een grote
aantrekkingskracht uit op op paling beluste "vissers". Dat
vissen gebeurde dan echter niet met een hengel, maar "met groot
geweld" om een flinke buit ineens binnen te slepen. Opgezweept
door sterke verhalen en hoopvolle vermoedens werd gepoogd zo'n
"gat" leeg te scheppen. Dat was het zg. "euzen",
een woord dat van "hozen" afkomstig is.’
Pierre
van Beek - De Ley heeft haar kleine geheimen
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 25 oktober 1974
De
verklaring van ‘euzen’ als ‘hozen’ is correct, maar Van
Beeks ‘met groot geweld’ geeft geen beeld van de werkwijze. Die
vinden we wel in een herinnering van Wim van de Wouw:
‘Als kind
gingen wij zoals dat genoemd wordt ‘Euzen’ in de beek. Dan
werden er op plaatsen waar wij vis verwachtten twee dammen in de
beek gemaakt, niet te ver van elkaar, het water er tussen in
schepten wij dan eruit, maar gewoonlijk geen vis - och wij waren ook
nog maar kinderen, en voor ons was het een leuke sport in de grote
vakantie, maar niet voor de grotemensenwereld want, zo herinner ik
mij, heeft een boer onze kleren meegenomen, zodat wij in onze
onderbroekjes naar huis moesten.’
http://www.cubra.nl/brabantslandschap/66wimvandewouwrogge.htm
Het
werkwoord ‘euzen’ is door Daamen opgetekend in zijn Tilburgse
dialectlijst van 1916. Een ‘eus’ is een houten schep ‘om water
op te scheppen, om er mede te euzen’.
De
Leij in de seizoenen
1960-1980
– Lechim – Slechte meimaanden
Het jaartal
is niet precies bekend, maar het is duidelijk dat het gedicht ’t
Was Maai van Lechim over een meimaand gaat waarin het bijzonder
slecht weer was geweest. De bloei van bloemen langs de Leij was voor
Lechim blijkbaar een weerbericht:
Gatjèn
wè hemme toch genoten
Van 't
prachtig weer in maai
Gin
vögeltje heeter gefloten
Gin
blumke bloeit 'r langs de Laai.
Uit: De
Tilburgse Koerier; z.d.
In een van
Lechims andere verzen is het weer in mei al niet veel beter:
Al heb
ik mee deez' triestig weer
Nog lang
nie m'nen draai
Geleuf
me of geleuft me nie
'k Zè
blij, 't is wir maai.
Al
lèk't dè't nog Baomis is
Gin
blumkes langs de Laai
Al
barste we nog van de kaauw
We zèn
toch wir aon maai.
Uit: De
Tilburgse Koerier; z.d.
Baomis =
aanduiding voor de weersgesteldheid die bij de herfst hoort. Het
woord is een verbastering van ‘baafmis’, namelijk de mis die op
1 oktober voor de heilige Bavo werd opgedragen.
1959 - Een
warme zomer en een droge Leijkant

Cees Robben
- Prent van de Week - Rooms Leven / Kerknieuws 4 juli 1959
Spuls =
speels, spelend, draaiend, meanderend
Draai =
bocht in de rivier
Haai = heide
Ekkers =
akkers
Horsdrög (hòrsdrêug)
= kurkdroog, uit het werkwoord ‘horse’ dat ‘roosteren’
betekent
ielek = elk
Bömke =
bumke = boompje
Kender =
kènder = kinderen
Braai = brij
= de vervuiling van het water
Eeremoei =
èèremoei = armoede

De
wielen van de Leij
‘Friekes
Wiel, ook wel Van Enschottewiel genoemd omdat de fabrieksterreinen
van de genoemde firma hier tegen de Ley hun uiterste grens vonden.
Het was een lugubere wiel, die als zodanig uit de toon viel van de
lieflijke beek. Het water was er donker en ondoorzichtig en er
werden dan ook fantastische getallen over zijn diepte genoemd. In
ieder geval ging men er gemakkelijk kopje onder en er draaiden veel
kolken in, die in het water geworpen stukken hout in korte tijd, als
nooit waargenomen gulzige monsters, naar een mysterieuze onderwereld
sleurden. Een roekeloze zwemmer, die de euvele moed zou hebben zich
hier te water te begeven, wachtte hetzelfde lot. Zó gingen
tenminste de verhalen!’
Pierre
van Beek - De Ley werd beroofd van haar speelsheid
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 14 augustus 1974
‘De Van
Ossewiel, de roem van de Goolse zwemmers (…) Genoemde wiel was
waarschijnlijk identiek met wat ook wel Van Besouwe Wiel genoemd
werd door zijn ligging achter het fabriekscomplex van de firma
Besouw (…) De bewoners van de "Ketsheuvel" [Goirle, ES]
wisten, ook hier, tijdens en na de eerste wereldoorlog de plaatsen
voor hun zaterdagse kinderwas te vinden en die kinderen dokkelden er
vrolijk op los. (…) Zijn grootste triomfen vierde de Van Ossewiel
tijdens de mobilisatiejaren van 1914-1918 toen hij de
zwemgelegenheid bij uitstek bleek voor de in Goirle gelegerde
militairen. Sommigen van dezen cultiveerden de gewoonte poedelnaakt
in het nat te duiken, een reden waarom de Goolse ouders de wiel voor
hun kinderen tot taboe verklaarden.’
Pierre
van beek - De Ley werd beroofd van haar speelsheid
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - woensdag 14 augustus 1974
‘… als
we dan de naam "Perswiel" (paardenwiel) noemen, worden
zeker hier en daar herinneringen wakker geslagen. De natuurlijke
loop van de Ley bezat, dankzij haar vele kronkelingen, wel een reeks
van wielen. Hier had men er minstens drie, t.w. de Grote Perswiel,
de Kleine Perswiel en het Kempenwieltje. Grootste faam en
beruchtheid genoot de eerstgenoemde, die bij een peiling een diepte
van zes meter zou hebben opgeleverd. Meer dan diep genoeg voor een
onervaren zwemmer om er het leven bij in te schieten. Dat onheil
overkwam dan ook een zekere Claassen.’
Pierre
van Beek - De Ley heeft haar kleine geheimen
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - vrijdag 25 oktober 1974
Perswiel =
Paardenwiel. Want paard = pèrd. ‘Pèrs’ is de tweede naamval:
‘van het paard’, het ‘paardswiel’, de ‘wiel van het paard’.
Eigenlijk dus: ‘pèrdswiel’, maar de ‘d’ vervalt in de
uitspraak. Dirk Boutkan heeft dit fonologisch verschijnsel
uitgelegd: bij drie of meer bij elkaar horende klinkers wordt één
ervan onderdrukt. Vergelijk: ‘pèrsmop’: een ‘mop’,
uitwerpsel, van een paard.
Aan
de oevers van de Leij
1964 – De
Leeuw drinkt water
Pierre van
Beek beschrijft de plek waar de Leij de Belgisch-Nederlandse grens
overschrijdt:
‘De
grenspaal draagt nummer 209 met het jaartal 1843. Hij is verder
getooid met de Nederlandse leeuw aan de ene en de Vlaamse leeuw aan
de andere kant. "Als de leeuw water drinkt, is het met de Ley
mis", zegt Jan Hendriks, de oude Vlaamse boer (…) Als de
Vlaamse leeuw water drinkt - maar dat doet hij, als Vlaming,
natuurlijk niet zo gemakkelijk! - betekent dit dat de Ley
overstroomt en dan is het verkeer gestremd. Uiteraard komt dit
alleen des winters voor.’
Het
Nieuwsblad van het Zuiden - zaterdag 16 mei 1964
1990 – ’t
Huufke
De Goirlese
(dialect)dichter Piet Brok nam in een van zijn bundels een ode op
aan de boerderij ’t Huufke en de landelijke omgeving daarvan:
't
Huufke al 'n euw
leej on
de laaj
en meej
d'r vurse deur
toe on
de kaai.
En òk
al honderd jaor
stòn
dag en naacht
vèèf
schraole lendebòòm
vur 't
hùis op waacht (…)
De
koeien bonken 's naachts
in 't
gebont
en
luister ik hil schèrp
hèur ik
den hond.
't
Huufke on de laaj
vur veul
gewist
al
honderd jaore lang:
'ne
wèrreme nist.
Vuurstintjes
kètse (Goirle ca. 1990)
1940 -
Testament
Nadat
Bernard de Pont zijn geboortestad Tilburg had moeten verlaten om in
Arnhem te gaan werken, ging hij onder de schuilnaam Naarus zijn ‘Brieven
van een oud-Tilburger’ schrijven in het weekblad Groot Tilburg.
Daarin getuigt hij regelmatig van zijn heimwee naar de stad. In een
van die columns spreekt hij een wens uit met betrekking tot zijn
laatste rustplaats, een variant op de wens van Napoleon Bonaparte
die aan de oevers van de Seine begraven wilde worden:
‘…ik za’t
is in m’n testament laote zette net as Napoleon: "Je veux que
mes cendres reposent aux bords de la Laai autour de ce peuple que j’ai
tant aimée". ’t Za mèn is benuuwe.’
Groot
Tilburg; circa 1940
1959 –
De wens van Piet van Peer
In een prent
van Cees Robben vinden we dezelfde gedachte verder uitgewerkt op
rijm:
Den
schoonen wens van Piet van Peer…
D’r
waar meziek en romantiek
Op ’t
hart van Brabant… sjiek pebliek…
Verlichte
vèèvers… en de maon
Wies
ginne raod waor te gaon staon…
D’r
schensel waar van gin gewicht…
En ze
verdween… de locht schoof dicht.
’t
Hart dè bleef de witte vlek
Meej
boven grauw ’t wolkendek…
Pikdonker
was ’ter rontelom
’t
Hart van Brabant… en dörrom
Gong
Piet van Peer en Dien Verpaolen
Sjuust
in die dösternis aon ’t dwaolen…
‘Hier
kloppet hart’… zeej Piet van Peer…
‘Dè
klopt’… zeej Dien… ‘wè wilde meer…
Verbildoe
dettet stil gonk staon,
Dan
hamme rap hier afgedaon…’
Weemoedig
stond Van Peer toen stil…
‘Zeg
Dientje… wekkoe zeggen wil…
Hier aon
de oevers van de Laay
Ben ik
geboren… in de Waay
Heb ik
gespuld… en blom geplukt…
En hier…’
zô zong ie as verrukt…
Swels
dettie Dientje zuutjes kuste)
Moet
laoter men gebinte rusten…
Rooms
Leven / Kerknieuws, 15 augustus 1959
’t Hart
van Brabant = Tilburg; deze slogan werd in 1959 gebruikt als noemer
voor de festiviteiten ter gelegenheid van het 150-jarig jubileum dat
de stad stadsrechten kreeg van Lodewijk Napoleon.
Locht =
lòcht = lucht
Rontelom =
rondom
Waay = wei,
weide; met ‘de Waai’ werd in Tilburg de wijk Koningswei bedoeld,
grenzend aan het paleis van Koning Willem II
Swels = van
‘swijlens’, dat volgens het WNT ‘in dien tijd’ betekent en
‘intusschen’. ‘Wijl’ is een korte spanne in de tijd. In
oorsprong dus ‘sinds’, maar in het Tilburgs vrijwel altijd –
en ook hier - duidend op gelijktijdigheid: ‘terwijl’.
2009 –
Peerke Donders mist Tilburg
Onderstaande
liedtekst heb ik geschreven voor de Tilburgse Revue Gloria
Historia. Ze is een onderdeel van een scène waarin Peerke
Donders herdacht wordt. Petrus Donders werkte bijna vijftig jaar in
Suriname, onder andere bij de melaatsen van Batavia aan de
Coppenamerivier. Hij heeft zijn geboortegrond nooit meer
teruggezien. In de revue luidt de vraag of Peerke Tilburg wel eens
gemist heeft…
Tilburg
aan de Leij
Ja, ik
heb in Suriname heel m’n leven hard gewerkt
Tussen
lepra en melaatsheid, tussen ziekenhuis en kerk
Het was
uit naastenliefde, maar het was ook een hels karwei
En ik
droomde écht waar élke nacht… van Tilburg aan de Leij.
Bij het
laatste zonlicht las ik vaak een stuk uit mijn brevier
Of ik
bad een rozenhoedje in mijn boot op de rivier
Dan
stroomde traag de Coppename links en rechts voorbij
En dan
dacht ik bij m’n eige: Kijk, ‘t water van de Leij.
Ik zag
ziekte, dood, dag in dag uit, ellende, slavernij
En dan
smeekte ik ‘Wi Tata’ - Onze Vader, maak ze vrij
Wat zou
ik dan nog treuren om mijn schaapjes op de hei
Om dat
stadje aan de Heikant, of het water van de Leij
Nee, ik
ben nooit meer teruggekeerd, ik had het veuls te druk
Met
verzorging van melaatsen, en hun vleugje klein geluk.
Maar op
een dag vroeg iemand mij, en weet u wat ik zei?
‘Ik
had nog één keer willen dokkele in ’t water van de Leij.’

Foto:
Frans van Aarle - Uit de Tilburgse Revue Gloria Historia
(2009).
Peerke
Donders heeft in Suriname nog eenmaal kunnen dokkelen in de Ley,
dankzij
Leywater dat hem is opgestuurd uit Tilburg.
|