krčůkezččker -
kruikenzeiker- kruikezeiker
Ed Schilders
2011-09-06
Hoe oud is het woord ‘kruikezeiker’, de
spotnaam waarmee Tilburgers aangeduid worden (en soms ook Dongenaren)?
Die vraag werd me onlangs voorgelegd door een taalkundige. Het is
zeer waarschijnlijk dat ‘kruikezeiker’ al eeuwenoud is, want het
piesen in kruiken om de urine te verkopen als grondstof voor het
bleken van laken komt al bij Bredero voor in het toneelspel De
Spaanse Brabander. In de taalkunde geldt echter dat een woord pas
begint te bestaan als het op papier is vastgelegd, en dat viel erg
tegen, wat betreft ‘kruikezeiker’. De vraagsteller kende zelf een
gedrukte bewijsplaats uit de jaren ’50 van de vorige eeuw. Ouder is
bijvoorbeeld een handschrift met een verzameling Tilburgse
dialectwoorden uit 1916, waarin het woord voorkomt als ‘Kruikzijkers’.
A. Hallema schrijft over deze spotnaam in 1946 in zijn boek over
scheld-, schimp-, en spotnamen, en verwijst daarbij naar een
handschrift van A. Sassen, die het woord optekende aan het eind van
de negentiende eeuw.
Hoe kan het dat een zo bekende spotnaam, zo weinig in druk
verschenen is? Columnisten als Kubke Kladder en Naarus, die al voor
de oorlog in het dialect publiceerden, gebruiken haar bijvoorbeeld
niet. Terwijl het toch ook altijd een geuzennaam geweest is. Zelfs
in zijn befaamde ‘Brabantse scheldprocessie’ (1941) gebruikt Piet
Heerkens alleen het kortere ‘kruiken’. Ik denk dat het antwoord op
die vraag te vinden is in een prent van Cees Robben. Het is een van
zijn prenten waarin hij de tekst de ruimte gaf in rijmvorm.

Prent van de week 25 november 1955
We zien drie mensen aan wie door een man een kruik wordt getoond (in
het Textielmuseum?). De kruik heeft inderdaad de vorm waarvan men
aanneemt dat dit het kruikezeikersmodel is. De man probeert het uit
te leggen: ‘Ik zal ’t oe zegge:/ Dees is naa de kruik/ Die vruuger
ge wit wel/ zô vur ’t gebruik/ Van jao-uh… of nee-uh/ Want kek zie-de-mar…
kek-uh/ Hoe zal ik ’t zegge… Zo gaat het nog twee strofen door, en
het eindigt met de regel: Dč zaat in de kruik…
Het woord ‘zeik’, of ‘zččk’ is zorgvuldig
vermeden. Robben heeft die gęne perfect aangevoeld. Het spreekt
vanzelf dat dat ook de reden is waarom ‘kruikezeiker’ nooit in de
wat oudere kranten of dialectbundels verschenen is.
NASCHRIFT november 2012
De conclusie in de slotalinea moet ik
enigszins bijstellen. Sindsdien heb ik het woord 'kruikenzeiker'
onder andere aangetroffen in twee krantenartikelen van A.J.A.C. van
Delft uit 1923 en 1929 -- zie het lemma 'krčůkezččker'. Ook dan al
is er echter sprake van terughoudendheid als Van Delft de naam
'minder kies' en 'ordinair' noemt.
Ed Schilders
|